•* 11 MAANDELIJKSCH BIJVOEGSEL

ten behoeve van Apotheekhoudende Geneeskundigen.

LYCOPODIUM. Smetpoeder. Zeer fijn bleek geel poeder, hetwelk, door eene vlam geblazen, zeer spoedig verbrandt. 1. Na schudding met chloroform ineen reageerbuisje moet bij rust alles boven drijven en mag niets op den bodem zakken. Het chloroform mag hierbij ook niet gekleurd worden. 2. Bij verbranding mag geen reuk naar brandende zwavel waargenomen worden. 3. Heeft men het lycopodium met water geschud en voegt men er vervolgens eene oplossing van iodium bij, dan mag er geen' blauwe kleur ontstaan. Komt lycopodium in mixturen voor, dan moet het eerst op zich zelf en vervolgens met eenige droppels water zeer fijn gewreven worden. MANNA. Manna. Het meest in gebruik zijnde Manna is het Siciliaansch, Manna Siciliana, kleine wit- of geelachtige stukken, droog en slechts weinig kleverig, zoet van smaak. Het moet in water grootendeels oplosbaar zijn, zoo ook in kokenden spiritus rectificatissimus. Na koking van 1 gram manna met 10 gram spiritus mag bij bekoeling niet meer dan de helft uitzakken. MANNA DETüRATA. Gezuiverd manna. Bruine platte stukken, niet donker van kleur, geheel oplosbaar in -water. Is inde Pharm. voorgeschreven bij Infusum sennae compositum of Aqua laxativa. MEL. Honig. Zoowel de bruine honig (Mei commune') als de witte honig {Mei album) zijn officinaal. Om honig op zijne zuiverheid te herkennen, schudt men 1 deel daarvan met 2 deelen aqua destillata en 4 deelen spiritus rectificatissimus. De oplossing is troebel, maar mag na eenigen tijd staan slechts weinig bezinksel geven, en dit bezinksel mag niet blauw worden door eene oplossing van iodium. Honig, die zuur riekt en smaakt, is te verwerpen. Mei depuratum moet helder zijn en stroopconsislentie hebben MEL EOSAEUM. Rozenhonig. Bij het gebruik van Mei rosarum vermijde men, ook voor de bereiding van andere ingrediënten in het voorschrift, zorgvuldig aanraking met ijzeren werktuigen, dewijl anders de vloeistof groenzwart wordt. HERBA MENTHAE CEISPAE EN HEEBA MENTHAE PIPEEITAE. Kruisemuntkruid en Bepermuntkruid. Voldoende bekend; het eerste door zijne gekroesde, het laatste door zijne langwerpige gesteelde bladen. Reuk en smaak van beiden moeten sterk zijn en den aard van het kruid duidelijk openbaren. De kleur van beiden, vooral van pepermunt, groen. Niet te veel takken. COETEX MEZEEEI, Garoubast. Platte stukken in bundels vereenigd. Bijna geheel in onbruik.

MOEPHINUM. Morphine. Wordt zelden gebruikt, dewijl het weinig oplosbaar in water is. Veel meer zijn zijne zouten, Ace las en Hydrochloras morphini, in gebruik (zie aldaar.) MOSCHTJS. Muskus. Zal door de apotheekhoudende geneeskundigen wel altijd //ex vesica” vaneen vertrouwden apotheker aangeschaft worden. Behalve door den sterken reuk wordt de echtheid van moschus erkend, doordat hij bijna geheel oplosbaar is in water en na verbranding op een platinaplaatje slechts zeer weinig asch achterlaat. Wij herinneren hier aan de bijzonderheid, dat de muskusreuk door eenige zelfstandigheden, bijv. door secale cornutum, of door sulphur auratum antimonii, gemaskeerd wordt. MVEEHA. Myrrhe. Roodbruin, ook op de breuk, soms aldaar wit of met witte strepen. Inde vlam gehouden, moet zij branden zonder te smelten. NITEAS HYDEAEGYEOSO-AMMONICUS BASICUS. Basisch salpeterzuur kwikoxi/dule-ammoniak. Dit oud geneesmiddel, meer bekend onder den naam van Mercurius solubilis Hahnemanni, oplosbaar kwik van Hahnemann, wordt nog slechts zelden gebruikt. Het mag niet grijs, maar moet fluweelzwart, en op eenige kwikbolletjes na, geheel oplosbaar zijn in ammonia liquida. NITEAS NATEICUS. Salpeterzure natron. De nitras natricus of gezuiverde zoogenaamde Chilisalpeter (die naar de plaats, waar hij verzameld wordt, eigenlijk den naam van Peru-salpeter moest dragen] komt gewoonlijk voor in kleine kristallen. 1 ) De kristallen moeten kleurloos zijn en mogen inde lucht niet vochtig worden. 2.1 Deel der kristallen moet in deel water volkomen oplossen. De oplossing mag noch het blauwm noch het roode lakmoespapier veranderen. 3. Voor een nader onderzoek op zuiverheid lost men 1 deel der kristallen op in 4 a 5 deelen water en verdeelt deze oplossing in 5 deelen. Bij het Iste gedeelte droppelt men eene oplossing van nitras argenticus (1:20). Er mag geene of slechts eene zeer geringe troebeling ontstaan. Bij het 2de gedeelte droppelt men eene oplossing van chloretum baryticum (1 :10). De vloeistof moet helder blijven. Bij het 3de gedeelte voegt men eene oplossing van carbonas natricus (I : 10). Ook nu moet de vloeistof helder blijven. Bij het 4de gedeelte voegt men zwavelwaterstofwater. De vloeistof mag niet troebel of gekleurd worden. Bij het sde gedeelte voegt men een vierde van het volumen sterk chloorwater (solutio chlorii) en een paar grammen chloroform, schudt ineen reageerbuisje goed dooreen ën laat in rust. Het op den bodem zakkend chloroform mag niet gekleurd, zijn. Hoofdkenmerken. Indien men een kristalletje aan een platinadraad inde vlam houdt, wordt eene sterke gele kleur waargenomen. Voegt men bij de oplossing in water eenige droppels der blauwe verdunde oplossing van indigo in zwavelzuur, doet men er vervolgens ongeveer de helft van het volumen der vloeistof aan acidum sulphuricum dilutum bij en verwarmt men eindelijk boven eene spiritusvlam, dan zal de blauwe kleur verdwijnen en voor eene gele plaats maken.