Tarief voor wetenschappelijke onderzoekingen, door het Amsterdamsche Departement goedgekeurd, zulke geringe vergoedingen te zien voorgcsteld, terwijl eender namen zoowel onder adres en ingezonden stuk als onder het Tarief gevonden wordt. De heeren meenen, dat de apothekers hunne sociale positie dooreen dergelijk Tarief waardig zullen kunnen handhaven. Maar, indien dit daartoe moet leiden, ik vrees maar al te zeer, dat alsdan bij ben schraalhans keukenmeester zal zijn. Die onderzoekingen komen toch niet dagelijks voor en hoe vele zal men moeten hebben verricht, om ƒIOO ’s jaars te verdienen! Wie zal zich de moeite troosten zich daarvoor in te richten, kostbare instrumenten aan te schaffen, enz.? Ik vrees zeer weinigen en de apothekers zullen liever, om hunne maatschappelijke positie te verbeteren, handel drijven, die minder eervol en wetenschappelijk genoemd mag worden, maar hen vrij wat beter in staat stelt hunne gezinnen te verzorgen. Het verheugde mij uit de door u onder geplaatste noten op te merken, dat ook gij uwe goedkeuring niet onverdeeld aan het voorgestelde Tarief hecht en dat ik u als bondgenoot daartegen mag beschouwen. Ik richt daarom het verzoek tot u, Mijnheer de Eedacteur, om ook ecns eene Proef vaneen tarief te maken, evenals ge dit voor de bereiding der recepten hebt gedaan, waarbij de prijzen veel beter met de waarde der Pharmacie en den moeilijken werkkring overeenstemmen. Gij zoudt daardoor mij en zeker velen met mij grooten dienst bewijzen. Pharmacopola. We wenschen over deze zaak ernstig onze gedachten te laten gaan, om na eenigen tijd een voorstel dienaangaande aan het oordeel onzer collega’s te onderwerpen. Red. Mijnheer de Redacteur! Voor eenige dagen inden Haag geweest zijnde, om eenige maatregelen te nemen betreffende de apotheek van wijlen mijn vader, waarin ik zelf vele jaren als apotheker werkzaam ben geweest, heb ik kennis genomen van eene handeling vaneen apotheker daar ter stede woonachtig, die mij aanleiding heeft gegeven tot het schrijven van het volgende briefje. Aan den heer Vrijdag Zijnen Jr. alhier. Mijnheer ! Een dezer dagen, die ik alhier heb doorgebracht, heb ik kennis genomen van eene handeling van u, die inderdaad den toets der welvoegelijkheid niet kan doorstaan. Dat u, zooveel in uw vermogen is, langs eerlijken weg uw zaak tracht vooruit te brengen, kan door niemand euvel worden opgenomen, maar dat u het zoover drijft om u in verbinding te stellen met een drogist, die voor de uitoefening der artsenijbereidkunde onbevoegd is, van hem recepten accepteert, deze bereidt en onder uw naam aan hem aflevert, om ze zoodoende aan den belanghebbende in handen te stellen, dit is m.i. zich door lage handelingen trachten meester te maken van de klanten zijner collega’s. Hiermede werkt u nog in do hand, dat onbevoegden zich op de uitoefening van uw vak toeleggen, en dit alles om slechts eenige stuivers te verdienen. Dergelijke handelingen moeten m.i. bekend gemaakt worden, daarom zal ik deze met mijn naam ouderteekend in het Pharra. Weekblad mededeelen, opdat ieder apotheker in Nederland uwe praktijken zal leeren kennen en uw collega’s hier ter stede zich voor u kunnen wachten. Ik teeken mij, enz, De zaak in kwestie betrof een voorschrift, bestaande in: Extr. secalis cornuti en Tinot. ferri cydon., voor een onzer klanten voorgesohreven en nolens volens den drogist ter gereedmaking aangeboden. Nu blijkt, dat, wanneer deze de geneesmiddelen niet bezit, dan de lieer Vrijdag Zijnen hem de hand reikt en met zijn etiquette het geneesmiddel aan den drogist aflevert. Deze handeling is bekend geworden, doordat de belanghebbende persoon er zich over beklaagd heeft geneesmiddelen ontvangen te hebben uit de apotheek van den heer Vrijdag Zijnen 6n niet uit die van den heer v. Eenesse. Met de plaatsing van dit schrijven zult U zeer verplichten: Uw dw. dien. Dr. J. J. van Eenesse, Leeraar aan de H. B. school te Wageningen.

CURIOSITEIT. (Het stuk van dr. Eenesse tegen mij.) Een ieder begrijpt, dat ik om bovenstaanden brief dr. v. Eenesse kan vervolgen, doch ik zal zijn Ed. Zeer Geleerde sparen; en aangezien een pennestrijd nog zoo spoedig niet gedaan is, zoo verklaar ik mij bereid een ieder die zulks verlangt opheldering van de zaak te geven. T. D. Vrijdag Zijnen Jr. Ingevolge deze uitnoodiging hebben wij, alvorens deze stukken te plaatsen, bij den heer Vrijdag Zijnen nadere inlichtingen ingewonnen. Hij deelde ons daarop mede, dat werkelijk bij een drogist te ’s Gravenhage, wiens naam een goeden klank heeft (maar ons niet medegedeeld wordt), nu en dan recepten aangeboden worden, meestal door vrienden en kennissen. De drogist, als niet bevoegd, laat onbewimpeld de recepten gereed maken bij den heer V. Z,, welke de geneesmiddelen soms bij de patiënten aan huis bezorgt, terwijl in andere gevallen door den drogist de bezorging geschiedt van het geneesmiddel, met het etiquet van den heer V. Z. voorzien. De heer V. Z. verzekert plechtig, dat er tussohen drogist en hem noch contract noch afspraak over prijs of anderszins bestaat en dat hem nimmer de minste aanmerking over de prijsberekening is gemaakt. Onzes inziens, is er geen enkel artikel inde geneeskundige wetten, hetwelk deze handelingen veroordeelt, al bestond er zelfs een contract tusschen den heer V. Z. en den drogist over prijs pf anderszins. Niemand kan een drogist wettig beletten, aan een apotheker de diensten te bewijzen van recepten voor hem aan te nemen, bij hem te bezorgen, de gereedgemaakte geneesmiddelen voor hem aan huis te leveren, het geld voor hem te ontvangen, enz. met andere woorden voor den apotheker als looper of besteller te dienen en. zijn huis of winkel als bestelhuis daarvoor beschikbaar te stellen, zelfs al wil zich de drogist voor al die verleende diensten laten betalen. Niemand kan verder een apotheker verbieden van de hulp van den drogist, hetzij met of zonder belooning, gebruik te maken. Maar, indien de zaak zoo open en royaal geschiedt, als de heer V. Z. ze voorstelt, waartoe al die omhaal, waartoe die tusschenkomst vaneen onbevoegd persoon ? Behalve de gewone strafrechter bestaat er nog een andere rechter inde maatschappij, die over waardige uitoefening vaneen edel vak, over humane verhouding tegenover collega’s en publiek uitspraak doet. Kan de handeling van den heer Y. Z. voor dien rechter bestaan P Red. Door den heer de Bossou, apotheker te Dordrecht, werd mij toegezonden een boekje met uitgeslagen metaal, hetwelk hem als prachtig bladzilver a ƒ 80 de 1200 boekjes aangeboden en afgeleverd was. Eeeds dadelijk na ontvangst trof hem de dikte der bladen en de weinige glans der daarmede omwikkelde pillen. Bij nader onderzoek bleek hem, dat dit zoogenaamde bladzilver bij behandeling met verdund salpeterzuur eene melkachtige vloeistof gaf, die in rust een dik praecipitaat afzette, terwijl de vloeistof daarvan afgescheiden met chloorwaterstofzuur volstrekt geen reactie gaf. Hij kwam daardoor tot de vrij stellige zekerheid, dat het uitgeslagen metaal tin was en volstrekt geen zilver bevatte. Ik onderzocht het mij toegezondene nader, door het te behandelen met chloorwaterstofzuur. Onder sterke ffasontwikkelino° D loste het bij verwarming bijna geheel op, uitgenomen eenige zwarte vlokken. De oplossing in HCI gaf met oplossing van Hg Cl2 onmiddellijk het bekende praecipitaat van Hg„ Cl3 (tinréactie). Dein H Cl in geringe hoeveelheid achtergebleven zwarte vlokken losten op in liN03; inde vloeistof ontstond door H2 S04 eene zwakke troebeling (sporen lood). Het blijkt dus, dat het uitgeslngen metaal, in plaats van zilver, niets anders is als tin met sporen lood. De heer d. B, zond ons tevens het papier, waarin 12 boekjes verpakt waren, met den naam der fabriek nChriatian Burger Senior" boven eene ster, waaronder aan den linkerkant de letters: //H. C. 8.,” aan den rechterkant; //in N:” Onderaan stond : //Ein Buoh Metall darinen sind 250 Blatt.” De collega’s worden hiermede ernstig gewaarschuwd voor dergelijke o Herten, temeer, dewijl het bladtin werkelijk zeer fraai is uitgeslagen en bijna niet van den zilverglans verschilt.