Over Ailanthus glandulosa en de wormdrijvende eigenschappen van hare bast, door A. I) upi u s.

De bast van de Ailanthus glandulosa bevat, volgens de analyse van Pay en; houtvezelen, eene soort chlorophyl, eene gele kleurstof, planten gelei, bittere stof, hars, sporen eeö®r vlugge olie met eene sterke en vireuse reuk, vette stikstof' houdende zelfstandigheid en eenige zouten. De hoeveelheid van het slijmerig beginsel is zoo groot’ dat het afkooksel van dezen bast even als dat van dradig is bij het uitschenken. De gele kleurstof kan op katoenenstof gefixeerd worde11 ’ maar zij is noch schoon, noch standvastig. Hétet, hoogleeraar te Toulon, heeft de physiologisd1® werking en geneeskrachtige eigenschappen van dezen b»s onderzocht. Kaauwt men een stuk van dezen bast, zoo nee01*' men eene sterke bittere smaak waar , en men gevoelt zlC®! kort daarna kwalijk; men ondervindt een gevoel van zwakte’ koud zweet en braking; in het algemeen eene werking welk6 niet ongehjk is aan die van tabak bij eerst beginnende roker3' Hétet heeft onderscheidene bereidselen, zoo als hetpoedef’ waterig en alcoholisch extract, harsachtige olie, vlugge en hars beproefd op hunne wormdrijvende eigenschap. ® bezitten het vermogen om den lintworm uitte drijven, als de Kousso en cortex radic. Granatorum, terwijl zIJ geenerlei nadeeligen invloed op de gezondheid schijnen u’t te oefenen. Repertoire de Pharmacie, Journal de RharvfR0 logie Avril 1863.

160