donkerroods, in 't violet spelende kleur; na verwijdering des alcohols blijft een roodacMig bruin extract vaneen vischachtig stinkenden reuk achter. Ook de van het uittreksel afgedestilleerde alcohol ruikt onverdragelijk , als naar rottende visch.

Yauqu e 1 i n zocht te vergeefsch naar amylum. Het water dat hierbij gebruikt was , nam na eenige dagen ineen gesloten flesch gestaan te hebben, een sterken reuk naar rottenden visch aan en ontwikkelde ammoniak. De door Vauquelin qualitatief gevonden bestanddeelen zijn: 1. Eene groote hoeveelheid gemakkelijk in rotting overgaande dierlijk-plantaardige stof; 2. Vette olie (witachtig, zoet smakend). 3. Bleekgele tot roodachtig gele, in alcohol oplosbare zelfstandigheid, vaneen reuk naar vischtraan en der gelijken smaak. 4. Eene violette kleurstof, oplosbaar in water en alcohol, doch waarvan ook een gedeelte in beiden onopgelost bleef. 5. Bhosphorzuur (waarschijnlijk). 6. Sporen van vrije ammoniak. Dr. Pettenkofer (Buchner’s Repertorium 1817, u. 1818, Bd. 111, S. 65, u. Bd. IV, S. 51) heeft de kennis aangaande het moederkoorn uitgebreid. Het moederkoorn bevat volgens hem 4 a 5 pCt. vochtigheid; even als Vanquelin vond ook Pettenkofer als hoofdbestanddeel des moederkoorns eene dierlijk-plantaardige stof, vette olie, kleurstof en phosphorzwre zouten. Absoluten alcohol wordt bij koking met moederkoorn roodbruin gekleurd , neemt een onaangenamen bitteren smaak en eene zure reactie aan. Bij afdestilleren van den alcohol zondert zich eene vuilgroene vetachtige massa af, welke bij 50° E. een duidelijke waschachtige reuk verspreidt. 240 grein moederkoorn gaven 45 grein 19 pCt. van zulk vet. Uit het alcoholische extract werden eene aanzienlijke hoeveelheid ruitvormige kristallen afgezonderd, die echter niet van de moederloog konden afgescheiden worden. Pettenkofer vermoedde daarin neutrale phosphorzure morphin en grondde dit vermoeden op den kristalvorm, de oplosbaarheid dezer kristallen in water en alcohol, hunnen bitteren smaak, de

269