De gewinning dezer ammoniak-soorten in het groot schijnt slechts alleen in Persië gedreven te worden en zij schijnt alleen te bestaan inde inzameling van de schermplanten zelve, daar Borszczow noch van insektensteken, noch van kunstmatige insnijdingen melding maakt.

De Dorema Ammoniacum komt niet voor in Armenië, en het is alzoo onjuist, dat men vroeger eens D o n’s namen in Dorema armeniacum geloofde te moeten veranderen. Ferula erubescens Boissier is uitgemaabt de oorsprong der zoogenoemde Galbamm, zoo als reeds Buhse heeft aangetoond. Borszczow zegt, dat de latere splitsing dezer schermplant in Ferula rwbicaulis en Ferula gummosa van Boissier botanisch niet houdbaar is. De Bubon galbamm van Linnaeus beschouwdt Burszczow even als Don en Kretzschmar als eene schermplant, welke geen moederhars oplevert. De Opoïdia galbanifera van Bindley beschouwd Borszczow als eene zoo problematische schermplant, dat zij door geen een reiziger is terug gevonden en alzoo ontkent moet worden. Van de Ferula Ferulago van Linnaeus, Galbamm officinale van Don, Bubon gummiferum van Linnaeus en Ferula galbanifera van Lob el maakt Borszczow geene bijzondere melding , maar hij schijnt deze gezamentlijk met de algemeene bemerking uit den kring van oorsprong der galbanum te verbannen, dat de menigvuldige benamingen en korte en onvolledige beschrijvingen der botanici der middeneeuwen niet doen raden, welke schermplanten zij daarmede hebben willen aanduiden, en dat zij alzoo onze kennis daaromtrent meer verwarren dan ophelderen. Daarentegen vermeldt Borszczow eene door hem nieuw ontdekte Perula-soort, welke voofkomt inde zoutleemsteppen van Styr-Darja, aldaar Sckaïr genoemd wordt en die hij daarom onder den naam van Ferula Sckaïr naauwkeurig botanisch heeft beschreven en afgebeeld. Deze schermplant heeft een melksap, dat geheel en al als een moederhars ruikt, doch waarvan de inwoners geen gebruik maken, noch als galbanun voor den handel gewinnen. Het schijnt alzoo meer waarschijnlijk, dat de beide op

287