werd eene anilinreuk waargenomen; een weinig echter van het sublimaat met chlorkalk vermengd, ontstond er geene blaauwe kleuring. De anilinreuk ontstond ook bij vermenging van het sublimaat met potaschloog.

In April 1857 werd door Apotheker Paulssen te Grossueuhausen % pond moederkoorn (vóór den oogst 1856 ingezameld) en 3% pond (na den oogst 1856 ingezameld) in behandeling genomen. De met kleine hoeveelheid bewerkte bepalingen der vette olie werden boven reeds medegedeeld. Het poeder van het vóór den oogst ingezarnelde moederkoorn scheen donherder violetdan dat na den oogst, hoewel er anders geen verder onderscheid was waar te nemen, V4 pond des na den oogst ingezamelden moederkoorns werd tot poeder gebragt en met verdunde potasehloog aan de destillatie onderworpen. Het met zoutzuur geneutraliseerde destillaat gaf bij verdamping eene roodachtig gekleurde kristallijnen zoutmassa. 1% pond van hetzelfde moederkoorn werden tot poeder gebragt, met 48 oneen gedestilleerd water en 12 oneen sodaloog van 1,155 sp. gew. en uit eene ineen zandbad geplaatste retort aan eene langzame destillatie onderworpen. Ten gevolge van het springen der retort konden er slechts 7 oneen destillaat verkregen worden. Dit rook onaangenaam radijsachtig en slechts weinig naar haringpekel, maar sterk prikkelend ammoniakaal. Het vereischte ruim 150 droppels zoutzuur ter veronzijdiging. Bij; verdampen verspreidde de eenigzins zure vloeistof een doordringenden reuk en kleurde zij zich roodachtig. Het zout restant werd in heet water opgelost, de gefiltreerde oplossing ter kristallisatie verdampt, de bekomen salammoniakachtige kristallen gedroogd en, met absoluten alcohol behandeld. Het zout lostte daarin gedeeltelijk op; het onopgelost geblevene was wit en ontwikkelde met potaschloog eene zuivere ammoniakreuk. Er zonderden zich uit de alcoholische oplossing bij verdamping eerst witte kristallen af, bij verdere verdamping werden uit de moederloog zeer langzaam vuilroodachtige kristallen vaneen

295