eene zekere massa van spiervleesch: wat zal er geschieden als men de rotting verhindert ? Zal het vleesch zijne hoedanigheid , zijne structuur en eigenschappen bewaren, die het inde eerste uren bezat ? Voorzeker neen. Het is inderdaad onmogelijk, bij de gewone temperatuur het inwendige van dit vleesch te onttrekken aan de werking van vaste en vloeibare stoffen op elkander. Er zullen altijd zoogenaamde contaktwerkingen plaats hebben, werkingen vaneen soort van diastas (men vergeve mij deze uitdrukking), welke in het inwendige van het stuk vleesch geringe hoeveelheden

van nieuwe zelfstandigheden voortbrengen, die hun eigen smaak aan den smaak van het vleesch zullen voegen. Talrijke middelen kunnen de rotting der oppervlakkige lagen verhinderen. Het is bij voorbeeld voldoende het vleesch in een’ met alcohol bevochtigden doek in te wikkelen en het dan ineen gesloten vat (met of zonder lucht) te brengen) , zoodat de alcoholdampen niet kunnen ontwijken. Er zal geen rotting plaats vinden, noch inwendig , dewijl de kiemen der Yibrionen ontbreken, noch uitwendig, dewijl de alcoholdampen de ontwikkeling der kiemen aan de oppervlakte verhinderen; maar het vleesch neemt in dit geval een wildbraadreuk aan, als het zich in kleine stukken bevindt, terwijl het branderig wordt in groote stukken. Yolgens mijne meening en zulks is eender voorbeelden, dat de gewone definitie van rotting , wegens te groote uitbreiding , onjuist is, bestaat er noch naar den aard, noch oorsprong eenige overeenkomst tussehen rotting en brand. Wel verre rotting in eigenlijken zin te zijn, schijnt mij de brand veeleer de toestand vaneen orgaan of een gedeelte vaneen orgaan, dat, niettegenstaande den dood, voor de rotting behoed is, en welks vaste en vloeibare bestanddeelen behalve de normale werkzaamheid der voeding, chemisch en physisch op elkander inwerken. (Gag, méd, de Paria 1863, N. 28.)

328