ver voortgezet, tot eene kleine gefiltreerde proef met nitras barvticus eene geringe reactie op zwavelzuur gaf. Nadat de sulphas baryticus gedurende een dag lang ter bezinking was gelaten, werd gefiltreerd en het praecipitaat met warm water nagewasschen.

Het Altraat in gewigt van circa 1200 deelen, bevatte, daar 120 125 deelen earbonas baryticus verbruikt waren , benaderend 108 110 deelen melkzuur-hydraat (L HO = 90.) Het Altraat in eene kolf gedaan welke slechts tot een derde daarmede gevuld was, werd met 5 deelen suiker en daarna met 40 deelen zuiver ijzervijlsel, waaruit het stof goed was afgezift, bij kleine gedeelten van 3 tot 3 uren vermengd. De oplossing van het ijzer en alzoo de vorming van laetas ferrosus had nu, terwijl nu en dan werd omgeroerd, bij eene warmte van 35 a 40® C. schielijk plaats en was na verloop van 30 uren geëindigd. De kolf werd nu ineen warm zandbad geplaatst en den inhoud langzamerhand tot zacht opkoken toe verwarmd, en op deze temperatuur gehouden en de vloeibare kokende inhoud dooreen zuiver linnen, niet te digt colatorium gezegen, en op het terugblijvende inden kolf weder 500 deelen kokend water gegoten , het op het colatorium aanwezige overblijfsel met een lepel weder inden kolf gedaan, ten tweede male tot aan het opkoken toe verhit en kokend heet door hetzelfde colatorium gegoten. "Wanneer er dan nog een beduidend overschot was teruggebleven moet dit nogmaals met 100 200 deelen kokend water gemengd en opgekocht worden. De colatuur werd op eene koele plaats gezet en na 10 uren gestaan te hebben eenmaal zacht omgeroerd, ten einde het aan eenzetten van het zout in harde korsten te verhinderen. Na verloop van anderhalve dag werd de bruinachtige moederloog zoover mogelijk helder afgegoten en de zoutmassa snel ineen deplaceer-trechter gedaan, waarvan het onderste gedeelte met een stukje puimsteen dooreen dubbel stuk zeer los Altreerpapier was afgesloten. De afdroppelende moederloog werd nu met hetgeen afgegoten was ineen waterbad

341