vooral bij die welke door de gele kleur hunner rhizoma onderscheiden wareü , te verwachen was, dat zij deze kleur aan hetzelfde alcaloïd verschuldigd waren. De schrijver vernam dan ook, eenigen tijd nadat hij een onderzoek in deze rigting begonnen was , dat J. M. Mai s c h dit met betrekking tot Coptis trifoliata (1), had aangewezen en dat de uitgever van het American Journal of Pharrnaey W. Procter zich eveneens van dit feit overtuigd had.

Bovendien bevindt zich inde rhizoma van Berberis vulgaris een kleurloos alcaloïd , dat, even als Durand’s hydrastin, noch door zout- noch door salpeterzuur gepraecipiteerd wordt en op deze wijze wordt afgezonderd. Wij moeten ons, zoo wel met betrekking tot deze, als ook verschillende andere kleurloze alcaloïden, die in gezelschap van berberin of anders in genoemde familien voorkomen, onthouden met het geven van nieuwe namen, tot dat hunne betrekking tot andere alcaloïden van dezelfde familien (oxyacanthin, pelosinin, menispermin) en tot hydrastin vastgesteld zijn. Volgens de beschrijving van Jonathan Pereira van den wortel van Coptis tecta blijft ons slechts weinig twijfel over , dat de planten van dit geslacht eene dergelijke zamenstelling bezitten. Het gele alcaloïd in Berberis vulgaris werd eerst door Brand es 1825 {Archi-o. der Pharm. X 729) aangeduid, maar noch hij, noch Buch n er en Herber g er (2), die de eerste onderzoeking der plant leverden, onderkenden haar waar karakter. Dit werd bepaald door Buchner Sen. en Jun. (3) en later door Fleitmann (4). Zonderling genoeg bevatte dezelfde Band (111) van het Journal of the Philadelphia College ofPharmacy, waarin den arbeid van Buchner en Herberger bekend gemaakt is, en evenzoo de ontdekking des eolumbins inden wortel van Cocculus palmatus (uit de natuurlijke familie der Menisper(l> Buchner’s neues Repert. f. Ph 1862. Bd. XI. S. 299. (2) Buchner’s Repert. XXXVI, 1. (1830). (3) „ „ 2 R. 11,1 (1835), (4) Ann. Chem. Pharm, LIX, 160.

343