door alcohol. Hanbury vond, dat, als men de boonen tot grof poeder brengt en met konden alcohol van 0,838 uittrekt, men 2,3 pCt. droog extract bekomt, en na verdere behandeling van het terugblijvende met dezelfde alcohol bij d.e kookhitte, nog een extract, ten bedrage van 2,2 pCt. Het is tot nog toe niet bewezen of deze beide extracten van gelijke werkzaamheid zijn, hoewel de uitkomst van eene enkele proef schijnt aan te toonen, dat het tweede even krachtig is als het eerste. Het met water afgewreven alcoholisch extract stelt eene troebele vloeistof daar, welke, ofschoon werkzaam, evenwel geen fraai praeparaat is en spoedig moet bederven. Men heeft het van verschillende sterkte bereid, zoodat een minimum (minim, droppel) kan overeenkomen met Vg, 1,2 of 4 grein der boon.

Het alcoholisch extract lost gemakkelijk op in glycerin , en levert eene tamelijk heldere vloeistof. Deze vorm is uit een pharmaceutisch oogpunt zeer geschikt, daar zij eene oplossing levert, welke bij bewaring aan geene verandering onderhevig is. Het overblijvende der boonen werd, nadat er boven beschreven extract uit bereid was, gedroogd, ten einde te bepalen of er een vergiftig beginsel in aanwezig was; hiervan werd een weinig met brood en spek gemengd aan eene muis en rat voorgezet. Geen dezer dieren wilden dit mengsel gaarne eten; de muis vrat na verloop van eenige uren een bolletje, dat 5 grein van het overschot bevatte en stierf inden loop van den volgenden dag. Bij de rat, die bij tusschenpozen eene veel grootere hoeveelheid opvrat, werkte dit overschot, na verloop van 40 uren eveneens doodebjk. Deze proeven bewijzen alzoo, dat de boonen door deze behandeling niet geheel van hare werkzame eigenschappen waren beroofd geworden.

351