In 20 proeven op het Juragebergte op 2600 voet hoogte genomen, waren in vijf kiemen.

In 20 proeven op de Montanvert op 6000 voet hoogte, bevatte slechts ééne enkele proef organische wezens. Yan de lucht inde kelders van het observatorium te Parijs kon men onder zekere voorzorgsmaatregelen proeven scheppen , waarin over ’t geheel gééne kiemen bevat wareu. Pasteur herhaalde ook de proeven van Spallanzani en anderen omtrent het bewaren van het kiemvermogen; onder meerdere die met uriu; deze opgekookt onder afsluiting van elke andere kiem en met bovengemeld verzameld luchtstof gemengd, ontwikkelden zich daarin bij eene temperatuur van 25 a 30° in toegesmolten apparaat Bacteria, Monaden en Vibrioneto. Zij ging als aan de lucht in rotting over, terwijl dezelfde urin onder gelijke omstandigheden zonder luchtstof volkomen onveranderd bleef. Ook met melk verkreeg hij dergelijke resultaten. Zij wemelde van infusorien en bevatte meestal ook vibrionen (zetmeelaaltjes), terwijl de melk zich onder andere omstandigheden volmaakt normaal vertoonde. Dat we niet bij magte zijn deze kiemen inde lucht waar te nemen zal minder bevreemden als men nagaat dat de diertjes die daaruit hunnen oorsprong ontleenen, slechts Msoo iiet Vgooo van eene üja 'n diameter hebben en alleen bij zeer sterke vergrooting zigtbaar worden. De lOOOmaal kleinere eijeren van deze , kunnen natuurlijk in millioenental door de lucht worden medegevoerd, zonder dat we in staat zijn er iets van te bespeuren. Hun voedsel bestaat deels uit zich ontledende plantaardige en dierlijke stolfen; ten andere verslinden zij elkander met groote vraatzucht. Sommige sporen behouden hun kiemvermogen nog op hooge temperatuur, zelfs bij 120° C., terwijl ze in water of andere vochten de temperatuur van 100° C. niet kunnen verdragen. De meeste kiemen worden alzoo bij 100° C. gedood en onwerkzaam gemaakt. Hierop maken dierlijke stoffen in ’t algemeen eene uitzondering, want melk , eigeel en vleeach

221