opmerkzaamheid op deze zaak gevestigd en kan de waarneming van Sch u n kin alle opzigten bevestigen. Hij onderzocht deels zelf, deels onder zijn oog meer dan honderd verschillende menschelijke urinesoorten op indican, door de urine met een overvloed van loodazijn te praecipiteren, te filtreren, het Altraat met ammonia liquida te praecipiteren, het praecipitaat op een filtrum te verzamelen en met zoutzuur te vermengen. Uit al de onderzochte uriensoorten werd indican afgescheiden, slechts in 3 gevallen ontstond in plaats vaneen praecipitaat eene bruinachtig violette kleuring. Door rotting ammoniakaal geworden urine leverde veelal geen indican meer op. Hij vond de indican veel overvloediger inde urine van honden. Bij deze is het, vooral inden zomer, voldoende de urine eenige minuten ineen weinig zoutzuur te koken, ten einde reeds afzondering van indican te bekomen. Werd dit ruwe produkt door eene digte asbestprop gefiltreerd , zoo kan men daarin eene niet onbeduidende hoeveelheid indigo verzamelen en door afwasschen met water, eindelijk met alcohol, die daarbij schoon purperrood gekleurd wordt, gezuiverd worden. Hij vond deze stof eveneens inde urine van koeijen, paarden, varkens, oliphanten en konijnen. Dit ligehaam behoort alzoo tot de standvastigste bestanddeelen der urine en wordt bij die der honden ook gevonden na lang voortgezet, uitsluitend vleeschdiëet. Yan een hond, die veel indigo door zijne urine geleverd had, werden de nieren, de milt» de lever, de pankreas , spieren en het bloed op indican onderzocht, maar alleen inde nieren sporen daarvan gevonden ; zijne vorming is dus waarschijnlijk eene functie der nieren. {Arc/dv. für path■ Anat. wnd Physiol. 1863, 8. 288 eU Ha g e r’s pharm. Centralhalle 1863, N. 47.)

48