°°k tot oudere houtringen uitstrekt en voornamelijk daarheen , waar door vroegere beledigingen ophooping van hars heeft plaats gegrepen, Hr. Kubel heeft op verzoek van den schrijver de vol§ende onderzoekingen omtrent het salieinachtig ligohaam, 611 Van de cambiumsuiker der naaldbladboomen medegedeeld. Het uit het opgekookte en gefiltreerde cambiümsap door Verdamping verkregen salieinachtig ligchaam, (abiëtin) werd door uitpersing van aanhangende siroop bevrijd en door herhaalde omkristallisering uit water, ten einde het van hars bevrijden en eindelijk uit verdunden alcohol, gezuiverd. He alzoo bekomen zuivere abiëtin stelde volkomen witte , fijne spiesvormige kristallen daar, of vertoonde zich ook 111 kleine wratvormige massa’s, bestaande uit concentrisch §egroepeerde spiesjes. He abiëtin lost moeijelijk op in koud, en tamelijk gemakkehjk in fieet water; de oplossing bezit een flaauw bitteren Sttlaak, zij draait het polarisatievlak links. In sterken alcohol ls zj inde koude eveneens moeijelijk, iets gemakkelijker bij do kookhitte oplosbaar, terwijl het beste oplosmiddel matig 'erdnnden alcohol is. Aether oefent bijna geen oplossend v®rinogen er op uit. Hij verhitting op 100° C. verliezen de kristallen gemiddeld water, bij 182° C. smelten zij en stollen glasachtig , DIJ nog hoogere temperatuur wordt de massa bruin en verh°°lt eindelijk onder ontwikkeling van een’ reuk naar geïnde suiker en tevens een’ eigenaardigen specerijachtigen hijreuk. He ondernomen analysen leverden tot nog toe geene ge*h®n, uit welke eene eenvoudige formule af te leiden Echter behoort de abiëtin tót de glucosiden en sluit 2lch zeer naauw aan de salicin aan, waarmede zij een overeenkomend smeltpunt en gelijk draaijing vermogen bezit, °°h onderscheidt zich daarvan door hare verhouding tegen )°v’er geconcentreerd zwavelzuur. Salicin geeft daarmede de aende roode oplossing, welke bij toevoeging van water htkleurd wordt, de abiëtin daarentegen levert met zwavel-

51