geloste gelei, met azijnzuur zwak aangezuurd en gekookt, daarna met ammonia geneutraliseerd, verhield zich als volgt:

Qeen praecipitaat met chloretum barycum, calcicum, hydrargyricum en met de sulphaten van zink, mangaan en Magnesia; een wit geleiachtig praecipitaat met barytwater, kalk water, acetas plumbicus, nitras hydrargyrosus, chloretum stannosum en nitras argenticus. Het laatste praecipitaat onoplosbaar in azijnzuur en bij koken bestendig, werd echter langzamerhand na toevoeging van ammonia geredue®erd, Chloretum ferricum leverde een bruin in azijnzuur Oöoplosbaar praecipitaat. Met salpeterzuur gaf de zelfstandigheid noch acidum mucicum, noch acidum oxalicum. Er "’erd geen gekristalliseerd zout mede bekomen. De vochtige gelei veranderde op het filtrum ineen op-Wbaar zuur, dat de schrijver voor metapectinzuur hield. De geneutraliseerde oplossing gaf met acetas plumbicus praecipitaat, dat met zwavelwaterstof ontleed werd, Det zure Altraat droogde in het luchtledige tot eene amorphe ’h alcohol onoplosbare massa in, die in water opgelost wijnsteenzure koperoplossing reduceerde, met zwavelzuur en Minsteen mierenzuur leverde, niets kristalliseerbaars bevatte en geen kristalliseerbaar zout leverde. Hieruit be-S,°ot de schrijver op parapeetinzuur. (Journal für pract. Chemie, 1864, N, 1.) onderzoek der Calabar-boon; door J. Jobst en O. Hesse. Deze boon, waarvan wij in dit Tijdschrift 1863, p. 347 eene eBchrijving gegeven hebben, schijnt volgens onderzoekingen Christison, Harley en Robertsen giftige eigenen te bezitten. Reeds voor acht jaren onderwierp de boon aan eene scheikundige onderzoeking tij vond veel zetmeel, legumin en 1,3 pCt. vaneen on- vet, terwijl de werkzame eigenschappen kunnen eeonceatreerd worden ineen alcoholisch extract, dat 2,7

91