zetting van ieder zout bij kristallisering uit eene verzadigde oplossing, het volutn in gekristalliseerden staat = 100; 2. de drukking bij de proef in atmospheren ; 3. de door de drukking in 3 bewerkte toeneming in oplosbaarheid , de geheele hoeveelheid van het opgeloste zout = 100 ; 4. de voor eene drukking van 100 atmospheren berekende vermeerdering der oplosbaarheid, 5. de waarde der mechanische kracht welke beschikbaar zal worden door de kristallisatie van het zout eene oplossing, welke 1 p, c. meer bevat, dan zij zonder drukking op kan lossen , of die omgekeerd bij de oplossing zal verdwijnen. Sulphas cupricus en cyanetum kalico-ferro-sntn zijn als water bevattende kristallen berekend. Voor het "ater zijnde getallen uit Thomaon’s proeven afgeleid, ter» 'zyl het smelten van ijs in water als eene oplossing is bebouwd. 1 23 45 Ghloretum natricum . . . 13,57 97 0.407 0,419 157 Sulphas cupricus .... 4,83 60 1,910 3,183 7 Cyanetum katico-ferrieum . 2,51 86 0,288 0,335 42 Sulphas kalieus .... 31,21 63 1,840 2,914 42 Cyanetum kalico-ferrosum . 8,90 66 1,640 2,485 20 Water. ...... 8,93 0,991 106 De schrijver geloofd verloopig te durven aannemen , dat de door drukking bewerkte vermeerdering der oplosbaarheid vaneen zout in regte rede staat tot de volumverandering Ü de oplossing en in omgekeerde tot het mechanisch aequivalent der streving tot kristalliseren, zoo dat, wanneer men de betreffende functie van de eerste met c, die der tweede m, de oplosbaarheid zonder drukking met S aanduidt, d® oplosbaarheid bij dezelfde temperatuur onder eene drukvan p atmospheren S -f- zal zijn. Hieruit volgt, dat er eene direkte wisselwerking bestaat hissehen mechanische kracht en de krachten, welke kristallsatie en oplossing bewerken. Wil men nu ook de oplos-Bltlg niet als een verschijnsel van werkelijke scheikundige v®rwantschap beschouwen, zoo zal men iu ieder geval moeten

263