zamer is dan het daaruit bereid hars. Want daar er tot het doen ontstaan van dunne darmontlasting van het hars 0,08,5, en van het poeder van den jalappeknol 0,36 grtn. reeds voldoende is , zoo. volgt hieruit, dat de laatste bij een har? gehalte van 10 pCt., nagenoeg 2ys maal en bij 15 pCt* hars bijpa ls/5 maal werkzamer is dan het hars. De werking der op gedroogde peren gelijkende wortels is veel geringer. Bernatzik zonderde uit het met dierlijke kool uit de alcoholische oplossing bereide ontkleurde jalappehars het in aother oplosbare smerige hars, Kaiser’s pararhodeoTetin» en het in aether onoplosbaar hars, Kai se r ’srhodeoretin of Mayer’s convolvulin af en stelde daarmede physiologiscbe proeven in het werk, waaruit de werkeloosheid van de pararbodeoretin bleek. Hieruit besloot de schrijver , dewijl d® onder B 2. vermelde spilvormige stengelige stukken , niettegenstaande hun rijkdom aan hars eene betrekkelijk veel geringer werkzaamheid vertoonden, dat het bars der steng6' hge jalappe bijzonder veel van dit werkeloze gedeelte bevatten moet, welke verwachting zich ook bevestigd heeft. Terwijl uit het hars van de echte jalappe 5,82 pCt pararhodeoretin kon worden afgezonderd, bekwam men uit het hars def stengelige jalappe bijna 20 pCt. Het blijkt hieruit, dat do onderaardsche stengeldeelen ill hunne ontwikkeling en vorming der knollen een aanzienlijk deel hars in onverwerkten toestand, als pararhodeoretin bevatten, waaruit, onder aanwezigheid van suikerdeelen bij voortgaande vegetatie de werkzame rhodeoretin gevormd wordt. – De zuivere volkomen witte, reuk- en smaakloze rhodeoretin (convolvulin) werkte veel zwakker dan het ruwe jalappehars* Terwijl de gemiddelde dosis van deze laatste 0,17 gram w»S) vond men die van rhodeoretin 0,216 grm. De schrijv6r schijnt eene verklaring van deze verhouding te vinden i» de grootere weerstand welke het zuivere hars, de rhodeo* retin aan de oplossende inwerking der spijsverteringsvoch* ten biedt.

274