'Jeder op, IJzeroxydul gaf onder gelijke omstandigheden «stallijne korsten van zwavel ijzer, welke onder het mikroskoop duidelijk de vlakken van den octaëder en cubus vertoonden. He kristallen ontstaan nog duidelijker bij de behandeling vun basaltpoeder met zwaveligzuur. gaf slechts amorph sulphuretum zincicum, zwavel en B|dphas zineicus. Nikkel gaf kristallen van de zamenstelling Ni3 S4. Kobalt gaf amorph zwavelmetaal en zwavel; Cadmium amorph zwavelmetaal en spiesvormige, alsmede seszijdige zuilvormige kristallen; Tin , tinoxydhydraat, eenvoudig en dubbel zwaveltin; Lood geen zwavellood, maar slechts zwavel en sulphas Pminbicus; Lismith slechts geringe sporen van sulphuretum bismuthicum. Koper vertoonde eigenaardige verhouding. Er ontstaat hiermede geen afzondering van zwavel, maar er ontstond slechts °ene geringe hoeveelheid zwavelkoper, welke slechts lang-Zaam vermeerderde. Zelfs na verloop van vier weken lange Verhitting van koper met zwaveligzuur was dit laatste nog ölet volkomen ontleed. Er was vrij zwavelzuur voorhanden, maar slechts eene geringe hoeveelheid sulphas cupricus in °Plossing. De schrijver tracht deze verhouding op de volgende wijze te verklaren. Volgens onderzoekingen van Parkmann vertoont de zwavel bij aanwezigheid van zwaveligzuur groote neiging om zich met koper te verbinden. Laat men müoo het zwaveligzuur bij 200° op het koper inwerken, zoo Vervalt het in zwavel en zwavelzuur. Het eerste verbindt dadelijk met het koper tot zwavelkoper, terwijl het zwa-J zuur °P het koper werkt en nu sulphas cupricus en *dtun sulphurosum ontstaat; de sulphas cupricus echter v°rdt door het zwaveligzuur gereduceerd en het nitgeschei■ 611 koper treedt weder met de zwavel en het zwaveligzuur Wisselwerking, zoodat deze afzonderlijke reactien elkander ®eds tegenwerken en de ontleding verhinderen. Ter be-Vestiging van deze theorie dienen de volgende proeven. Vol-Semj waarnemingen van Wöhier, zondert zwaveligzuur in

323