*ullen niet aarzelen het onder het getal der enkelvoudige %chamen op te nemen. Na deze bemerking behandelt de schrijver den hoofdzakelijken inhoud van de verhandeling van Bahr, waarna hij eenige nieuwe feiten bekend maakt, waaruit volgens zijné ft>eening de identiteit van het wasium met het cerium volgt. Bahr heeft uit het orthit het yttrium, didymium, cerium eö het wasium inden vorm van zuringzure zouten afgezonderd. Na sterke gloeijing werd het mengsel van oxydo en zwavel-zUur opgelost en de onzijdige vloeistof behandeld' met hypoklphis natricus, waardoor een onoplosbaar, hoofdzakelijk uit bestaand praecipitaat werd afgezonderd. Nadat dit weder opgelost, en op nieuw in zuringzuurzouè ver- en gegloeid was, vertoonde zich dit oxyd als eene , eenigzins roodachtige aarde, die na trekking met klpeterzuur en vernieuwde gloeijing als een roodbruin poeder échter bleef. Dit oxyd werd niet door salpeterzuur aange- maar verbindt zich gemakkelijk met zwavelzuur. Bahr °éderwierp het ter volkomen zuivering aan de inwerking van chlorium en kool bij hooge temperatuur; hierbij werd een sublimaat bekomen, dat voor ehlorthorium gehouden "’asium gemengd bleef, dat daarvan door water werd afgekaderd. Hieruit nu zonderde Bahr het oxyd in zuiveren bestand af. Eene opmerkelijke eigenschap van dit oxyd is de volgende, Üij de behandeling met sterk salpeterzuur schijnt het daarin öiet volkomen op te lossen, maar naar mate de vloeistof en meer uitdampt, wordt zij steeds donkerder lilakleurig en laat eindelijk eene gomachtige , donker bruinroode Sebarstfen massa terug. Behandelt men deze massa weder water, zoo stelt zij eene oplossing daar, welke bij licht wit opaliserend, bij gereflecteerd licht lichtzin gekleurd is. Dit is een basisch zout, waarin door toevoe-y%ng van eenige droppels salpeterzuur dadelijk een overvloedig wit t)Toedpitaat wordt teweeg gebragt, dat door droogen geel wordt ** oploslaar is in zuiver water.

327