Deze meerling komt Vogel in zoe verre de waarschijn' lijkste voor, als hiernaar de verklaring van de wijze, waarop de teerdampen op de longen werkzaam zijn, voor de hand ligt. De teerdampen wikkelen de zuurstof- of liever de luchtmoleeulen in, verhinderen daardoor de snellere verbranding van het bloed en alzoo de spoedige overgang van het aderlijk in slagaderlijk bloed. Aangenomen nu dat deze verklaring de juiste is , zoo herinnert de schrijver aan de werking van de zwavelkoolstof, die in dit opzigt overeenkomt met die der teerdampen. Een minimum zwavelkoolstof is namelijk voldoende om het lichten van den phosphorus en dampkringslucht dadelijk en volkomen op te heffen. Verspreidt men een droppel zwavelkoolstof op papier en brengt men snel een strookje van dit papier in eene ruime flesch, waarin een stuk phosphorus nog duidelijk licht, zoo verdwijnen oogenblikkelijk de door den phosphorus uitgestooten witte dampen en het lichten houdt op. De storende invloed der zwavelkoolstof is in dit opzigt zoo groot, dat men zelfs de temperatuur tot aan het smeltpunt van den phosphorus en daar boven brengen kan, zonder het minste verschijnsel van licht waar te nemen. De phosphorus loopt langs de wanden van het glas af, zonder witte dampen uitte stooten, noch in het donker te lichten. Het scheen belangrijk ook de werking eener met zwavelkoolstofdampen vermengden dampkring ook op den plantengroei , namelijk het kiemen , waarbij , zoo als bekend is, vrije zuurstof noodzakelijk is , te leeren kennen. Tot opheldering van dit onderwerp werd de volgende proef genomen: In twee even groote porceleinen schalen werd eenig zaad gezaaid en ieder afzonderlijk staande op eene glazen plaat met een glazen klok overdekt. Onder de eene klok werd een vlak schaaltje met zwavelkoolstof geplaatst, zoodat ten gevolge van hare vlugtigheid het zaad zich steeds 111 eene met zwavelkoolstof vermengden dampkring bevond. N» verloop van 24i uren was de kieming onder de glazen klok met zuivere dampkringslucht reeds begonnen en na verloop van eenige dagen waren de planten volkomen ontwikkeld'

372