15e Jaargang. 8 September 1878. N”. 19.

PHAMACEUTISCH WEEKBLAI * y

VOOIB 2sTSIDEI&Ij^.2iTX).

Voor Apothekers en Apotheekhoudende Geneeskundigen.

Prijs per Jaargang, franco per post, ƒ 5,20. Advertentiën: van. I—s regels ƒ 1,—, elke regel meer 20 Cts. en 10 Cts., voor een N°. van het blad. Een Abonnements-tarief Is op aanvrage verkrijgbaar, Mededeelingen. Ingezonden stukken. De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft ter kpnnis gebracht van belanghebbenden,/lat d£ Commissie, ''Belast met het afnemen van de examens van apotheker en van de praktische examens van hulp-apotheker, zal zitting houden op Dinsdag 24 Sept. en volgende dagen te Amsterdam. VEESLAG VAN DE COMMISSIE in 1878 belast met het afnemen der examens van leerling-apothelcer {apothe/cers-bediende). Aan Zijne Excellentie den Heer Minister van Binnenlandsche Zaken. De commissie benoemd bij beschikking van Uwe Excellentie van 7 Juni 1878, n°. 41, afdeeling Medische politie, om, volgens art. 14 der wet van 1 Juni 1865 (Staatsblad n°, 59) te Middelburg de examens af te nemen ter verkrijging eener acte van bevoegdheid als leerling-apotheker, heeft de eer aan Uwe Excellentie verslag te doen van hare werkzaamheden. De commissie bestond uit-de heeren : dr. Adr. A. Eokker, inspecteur voor het geneeskundig staatstoezicht voor de provincie Zeeland, als voorzitter: P. M. de Ligny en J. J. van der Harst Lz., beiden apothekers te Middelburg, als leden; G. C. van Nederveen, apotheker te Middelburg, en J. B. van Kalmthout Pz., apotheker te Goes, als plaatsvervangende leden. Als secretaris fungeerde het lid P. M. de Ligny. Acht en zeventig candidaten hadden zich voor het examen aangemeld en zeven en zeventig hebben zich daaraan onderworpen, terwijl één candidaat, kort voor den dag waarop hij was opgeroepen, aan de commissie heeft medegedeeld, dat hij door ongesteldheid verhinderd was op te komen. Van de 77 candidaten waren 25 vrouwelijke en 52 mannelijke. Eene voorloopige vergadering ter bespreking van de inrichting van het onderzoek en van de volgorde, daarbij in achtte nemen, had plaats den 7den Juli 1878 en werd ook bijgewoond door de plaatsvervangende leden, terwijl het examen zelf den Bsten Juli 1878 aanving en dagelijks werd voortgezet, met uitzondering van de Zondagen, met zes candidaten, die den volgendén morgen het praktisch examen moesten afleggen, terwijl in dien tijd weder zes nieuwe candidaten hun schriftelijk werk moesten verrichten, zoodat de laatste serie des morgens van den 25sten Juli 1878 werd afgeholpen. Het theoretisch examen werd afgenomen ineen gouvernementsgebouw en wel inde localen der voormalige

Redacteur: R. J. OPWIJRDA, te Nijmegen.

UITGEVER: D. B. C E N T E N, yxivrsTmßiD^jivn. rekenkamer van Zeeland en het practisch examen inde apotheek van het Gasthuis, daarvoor door het bestuur van de Godshuizen welwillend afgestaan. Het examen werd aangevangen met de vrouwelijke candidaten, met uitzondering van twee, die verzocht hadden, om bijzondere redenen, later te worden opgeroepen. Bij alle candidaten werd het volgende in acht genomen. Zij hielden zich des morgens van 9 tot half twaalf ure onledig met schriftelijk werk bestaande: I°. in het maken vaneen opstel, waartoe aan ieder hunner de keuze tusschen twee onderwerpen werd gelaten, en 2°. in het uitwerken van eenige rekenkunstige sommen, loopende over de vier hoofdregelen van de cijferkunst en wel met geheele getallen en gewone en tiéndeelige breuken. Van I—4 ure werd mondeling examen afgenomen inde Nederlandsche taal, rekenkunde en Latijnsche taal en des avonds van 7—9 ure inde ■ theoretische kennis der geneesmiddelen. Het onderzoek inde Nederlandsche taal, rekenkunde en Latijnsche taal werd van de zes candidaten gezamenlijk afgenomen en inde theoretische kennis der geneesmiddelen werden drie candidaten tegelijk onderzocht. Den volgenden dag van 8 Vs—ll Vs ure werd verder het practisch onderzoek bij hen ingesteld. Bij een candidaat in het bezit van het bewijs om te kunnen worden toegelaten tot het afleggen van het natuurkundig examen, gevorderd ter verkrijging der bevoegdheid van hulpapotheker volgens art. 8 der wet van 1 Juni 1865 (Staatsblad n°. 59), heeft het examen zich bepaald tot het onderzoek inde theoretische kennis der geneesmiddelen en het gereedmaken van recepten. a. Nederlandsche taal. De onderwerpen, waarover de candidaten een schrifterijk opstel moesten iuleveren, waren uit het dagelijksch leven genomen en geschikt om daaruit bij de bewerking den gedachtengang bij de candidaten te beoordeelen. Over het algemeen was de indruk, dien de commissie daarvan ontving, gunstig; sommige opstellen waren zelfs goed en vloeiend gesteld, en waar bij enkelen de bewerking veel te wenscben overliet, bevestigde inden regel het mondeling examen den ongunstigen indruk, dien het schriftelijk werk had te weeg gebracht. Bij het mondeling examen Werd onderzocht of de candidaten vertrouwd waren met de algemeene beginselen der spraakkunst en in hoever zij het gelezene, zoowel in proza als poëzij, goed verstonden en begrepen. De uitkomst daarvan was over het algemeen bevredi-

De stukken, welke men wenscht opgenomen te zien, worden uiterlijk Woensdag-morgen verwacht bij den Kedacteur. De Advertentiën ui terlijk Vrijdag-avond bij den Uitgever. gend; bij zeer velen, vooral bij candidaten van minder gevorderden leeftijd liet die niets te wenschen over; maar bij eender candidaten was een volslagen gemis aan oordeel te constateeren. b. Eekenkunde. De schriftelijk uitgewerkte vraagstukken lieten bij sommigen nog al te wenscben over, vooral wanneer tot de beantwoording het gebruik van breuken gevorderd werd; enkelen hadden zelfs de uitwerking der vraagstukken onbeantwoord gelaten. Het mondeling examen bepaalde zich tot verschillende uitrekeningen op het bord, waartoe ook weder de vier hoofdregelen inde cijferkunst als maatstaf werden genomen, terwijl ook hier gelet werd op de kennis der herleidingen van het medicinale tot het decimale gewicht en omgekeerd. Mochten de candidaten inde blijken van kennis van een en ander op zeer ongelijke wijze hebben voldaan, geen hunner gaf door volslagen gemis daaraan aanleiding tot afwijzing, alhoewel ook hier één candidaat der commissie de overtuiging gaf van zeer achterlijke ontwikkeling. c. Latijnsche taal. Het onderzoek hierin bepaalde zich tot het oordeelkundig lezen en verstaan van geschreven recepten, zoowel met decimaal als met medicinaal gewicht, en van eenige voorschriften uit de Pharmacopoea Neerlandica (Editio altera), waarbij hier en daar enkele vragen gedaan werden betreffende de beginselen der grammatica ; bij 23 van de candidaten was die kennis zeer voldoende; bij 33 voldoende; bij 12 bijna voldoende, en bij 8 zóó slecht, dat zij, na verloop van dit gedeelte van het examen werden afgewezen. Daaronder waren begrepen zij, die reeds bij het voorafgaande onderzoek inde Nederlandsche taal- en rekenkunde niet of zeer slecht aan de hun gestelde eischen voldaan hadden. d. Kennis van en geschiktheid tot het gereedmaken van recepten. a. Bij dit onderzoek wijdde de commissie voornamelijk hare aandacht daaraan of de candidaat in staat was de hem voorgelegde recepten te lezen, of hij behoorlijk kon opgeven hoe zij moesten worden gereed gemaakt, of hij de daarin voorkomende geneesmiddelen in hunne uiterlijke kenmerken wist te beschrijven en opgeven onder welke verschillende wetenschappelijke benamingen en synoniemen de geneesmiddelen voorkomen, en eindelijk of hij eenige algemeene kennis bezat van de herkomst der geneesmiddelen, van de