15” Jaargang. 2 Maart 1879. NV 44.

PHABIHAGEirnSGH WEEKBLAD

VOOS Voor Apothekers en Apotheekhoudende Geneeskundigen. ♦ Redacteur: R. J. OPWIJRDA, te Nijmegen.

Prijs per Jaargang, franco per post, / 5,20. II TTft F. VEE- n *ll „ Advertentiën: van 1-5 regels / I,_, elke regel meer 20 Cts. en 00 stükken – welke men wenseht opgenomen tenen, worden uit er lij k 10 Cts. voor een N°. van het blad. D. B. CENTEN, Woensdag-morgen verwacht bij den Eedactenr. Een Abonnements-larifef is op aanvrage verkrijgbaar. AMSTERDAM. De Advertentiën uiterlijk Vrijdag-avond bij den Uitgever.

Bij dit Blad behoort een Bijvoegsel. Mcdedcelingcn. Ingezonden stukken. De Staats-Courant van Zondag 23 en Maandag 24 Februari bevat de Staatsbladen n°. 33, 34, 35 en 36, behelzende de Koninklijke besluiten van 12 Februari 1879 tot bepaling van den tijd en tot regeling van de examens tot bet verkrijgen der verschillende medische en pbarmaceutische bevoegdheden. Evenals vroeger de Wet, laten wij thans die Besluiten in hun geheel volgen. BESLUIT van den 12den Februari 1879, bepalende dat de wet van 25 December 1878 (Staatsblad No. 222), houdende regeling der voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid van arts, tandmeester, apotheker, vroedvrouw en apothekers-bediende, in werking treedt op 1 Augustus 1879. (Staatsblad No. 33.) Wij Willem 111, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Öranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, van 10 Februari 1879, litt. H, afdeeling Medische Politie; Gezien art. 25 der wet van 25 December 1878, (Staatsblad No. 222), regelende de voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid van arts, tandmeester, apotheker, vroedvrouw en apothekers-bediende; Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen, dat de wet in werking treedt op 1 Augustus 1879. Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst, en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemeene Rekenkamer. ’s Gravenhage, den 12den Februari 1879. WILLEM. De Minister tan Binnenlandsche Zaken, Kappeyne. Uitgegeven den negentienden Februari 1879. Be Minister van Justitie, H. J. Smidt. BESLUIT van den 12den Februari 1879, tot regeling van de examens ter verkrijging der bevoegdheid van arts, tandmeester of apotheker, door de faculteiten der wis- en natuurkunde en der geneeskunde aan de Nederlandsche universileiten af te nemen. {Staatsblad No. 34.) Wij Willem 111, enz.

Gelet op artt. 7, 10 en 14 der wet van 25 December 1878 (Staatsblad No. 222), enz. Hebben goedgevonden en verstaan : Artikel 1. De examens, tot het afnemen waarvan de faculteiten der w is- en natuurkunde en der geneeskunde aan de Nederlandsche universiteiten, bij de artt. 7, 10 en 14 der wet van 25 December 1878 (Staatsblad No. 222), zijn bevoegd verklaard, worden gehouden met inachtneming der voorschriften van Ons tegenwoordig besluit. ■ Artikel 2. Yoor het afleggen van deze examens wor| den door de examineerende faculteit twee tijdvakken aangewezen, een van zes wreken inde eerste acht maanden en een van vier weken inde vier laatste maanden van het burgerlijk jaar. De faculteit kan niettemin tot het afleggen vaneen examen op een anderen tijd vergunning verleenen. Dag en uur van elk examen worden bepaald door den voorzitter der faculteit of het lid, dat hem vervangt. Artikel 'ó. De faculteit vergadert tot het houden van het examen met minstens drie leden. Zij examineert niet meer dan éénen candidaat te gelijk. Zij beslist omtrent den uitslag van het examen bij meerderheid van stemmen. Staking van stemmen geldt voor afwijzing. De afwijzing geschiedt voor hoogstens een jaar. Daarvan wordt binnen vier en twintig uren door het voorzittend lid aan de gelijknamige faculteiten der andere universiteiten kennis gegeven. Artikel 4. De ondervraging geschiedt in het Nederlandsch, tenzij de faculteit, op verzoek van den candidaat, het gebruik eener vreemde taal vergunt. De examens worden in het openbaar gehouden, tenzij de faculteit, om redenen van welvoegelijkheid, anders beveelt. Artikel 5. De duur der examens wordt bepaald: voor die, af te nemen door de wis- en natuurkundige faculteit, op minstens een uur; voor het twmede natuurkundig examen, vermeld in art. 5 der wet van 25 December 1878 (Staatsblad No. 222) op minstens twee uren; voor het eerste gedeelte van het theoretisch geneeskundig examen vermeld in art. G dier wet, welk examen in twee deelen geplitst wordt, op minstens twee uren ; voor het tweede gedeelte op minstens een uur. Na gunstigen afloop van het eerste gedeelte wordt de dag voor het tweede gedeelte door de faculteit met tusschenruimte van minstens vier en twintig uren bepaald. De faculteit kan aan den candidaat schriftelijke beantwoording van op te geven punten in dien tusschentijd opleggen.

Artikel 6. Aan de examineerende faculteit moet door den candidaat worden overgelegd : a. om te worden toegelaten tot het eerste natuurkundig examen, vermeld in art. 4 der wet van 35 December 1878 {Staatsblad No. 222), het bewijs, dat hij verkeert ineen der gevallen bij dat artikel onder nos. 1,2 of 3 voorzien; b. om te worden toegelaten tot het tweede natuurkundig examen, vermeld in art. 5 dier wet, het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd eerste natuurkundig examen bij eene der faculteiten van do wis- en natuurkunde aan de Nederlaudsche universiteiten of hetgeen daarmede gelijkstaat; c. om te worden toegelaten tot het theoretisch geneeskundig examen, vermeld in art. 6 dier wet, het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd tweede natuurkundig examen bij eene der faculteiten van de geneeskunde aan de Nederlaudsche universiteiten of hetgeen daarmede gelijkstaat; d. om te worden toegelaten tot het theoretisch apothehers-examen, vermeld in art. 14 dier wet, het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd eerste natuurkundig examen en bovendien geleverde bewijzen van de kennis der beginselen van de natuurlijke geschiedenis van dieren en delfstoffen bij eene der faculteiten van de wis- en natuurkunde aan de Nederlaudsche universiteiten of hetgeen daarmede gelijkstaat; e. om bij het theoretisch examen inde tandheelkunde, vermeld in art. 9 dier wet, te worden vrijgesteld voor de vakken, in dat artikel opgenoemd onder letters a en h, het bewijs dat de candidaat verkeert ineen der gevallen, aldaar omschreven onder nos. 1 en 2; ƒ. om te worden toegelaten tot eenig examen, behoudens in het geval, voorzien in het voorlaatste lid van art. 7 dier wet, het bewijs van in handen van den voorzitter der faculteit of van het lid, dat dezen vervangt, de som, bij meergemelde wet voor het af te leggen examen bepaald, te hebben gestort. Artikel 7. Aan hem, die met goed gevolg examen heeft afgelegd, wordt hiervan een inde Nederlaudsche taal opgesteld, gedagteekend en door den voorzitter der faculteit of liet lid, dat dezen vervangt, onderteekend getuigschrift nitgereikt. Artikel 8. De faculteiten der Rijksuniversiteiten beschikken bij het houden dezer examens over hare gewone vertrekken en hulpmiddelen. De pedellen dier universiteiten staan daarbij de faculteiten ten dienste. Artikel 9. Bij geschillen over de toepassing van dit besluit wordt door den voorzitter der faculteit of het lid dat dezen vervangt, zoo noodig, de beslissing inge-