15e Jaargang. 27 April 1879. – N°. 52.

PIIARMACEUTISCH WEEKBLAD

VOOB NEDEBLAim Voor Apothekers en Apotheekhoudende Geneeskundigen. Redacteur: R. J. OPWIJEDA, te Nijmegen.

Prijs per Jaargang franco per post, / 5,20. UITGEVER: De stukken, welke men wenscht opgenomen te zien, worden uit er lij k Advertentièn: van I—s regels ƒ 1,—, elke regel meer 20 Cts. en 10 Cts. voor een N°. van het blad. D. B. CENTEN, Woensdag-morgeu verwacht bij den Redacteur. Een Abonnements-taricf is op aanvrage verkrijgbaar. De Advertcntiëu uiterlijk Vrijdag-avond bij den Uitgever.

Mededeelingen. Ingezonden stukken. EENE GESCHIEDENIS DER PHARMACIE. De heer E. Schaer, Professor inde Pharmacie aan het Polytechnicnm te Zurich, heeft het voornemen eene Ristoire de la Bharmacie et des drogues te schrijven en daartoe de hulp ingeroepen van al diegenen in Europa, die in staat zijn hem bij deze belangrijke taak te steunen door het leveren van bouwstoffen, waaruit de historische ontwikkelingsgang der Pharmacie in ieder land kan samengesteld worden. Voorwaar, eene schoone, doch moeielijke taak ! Voor ons vaderland heeft Prof. Schaer, zoo ver mijne inlichtingen strekken, zich tot de hem bekende professoren J. W. Gunning en C. A. J. A. Oudemaus, alsmede onder adres van onzen collega P. J. Haaxman te Botterdam, tot de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Bharmacie gewend. De Permanente Commissie uit het Hoofdbestuur der Maatschappij, ter overweging dezer zaak samengeroepen, heeft, in hare Vergadering van 17 April jl., besloten aan het verlangen van den lieer Schaer met alle toewijding te voldoen en aan mij, als Secretaris, de uitvoering van die taak opgedragen, die ik belangstellend lieb aanvaard. Voor de eer van ons land is het zeer wenschelijk, dat de bouwstoffen, die er te leveren zijn voor eene geschiedenis der Nederlandsche Pharmacie, met de meeste nauwgezetheid en uitvoerigheid worden samengebracht, en het is in naam van onze Maatschappij ter bevordering der Pharmacie, dat ik daartoe een beroep doe op de hulpvaardigheid en welwillendheid van alle Nederlandsche Apothekers en voorts van al diegenen, die in staat zijn belangrijke bronnen aan te wijzen of feiten op te geven tot het volbrengen eener taak, die ons aller samenwerking zoo volkomen waardig is. Dein de Fransche taal gestelde circulaire van Prof. Schaer luidt, volgens vertaling der voor ons land meest belangrijke punten, als volgt: 10. In welken tijdkring zijn in uw land de eerste apotheken opgericht en kent gij er, die vanaf dien tijd bestaan? 2°, Uit welken tijd dateeren bij u de eerste Verordeningen, ten opzichte van de uitoefening van het apothekersvak, en de eerste van overheidswege voorgeschreven prijsbepalingen der 'geneesmiddelen? Zou men met behulp van deze documenten het tijdstip kunnen bepalen, wanneer de scheiding tusschen het gereedmaken van geneeskundige voorschriften en den vrijen verkoop van geneesmiddelen heeft plaats gehad.

alsmede besluiten tot den tijd, sinds wanneer men niet alleen pharmaceutische praeparaten bereidde, maar ook de voorschriften der geneesheeren gereedmaakte en afleverde ? 3°. Kent gij publieke of particuliere bibliotheken, waarin documenten voor de geschiedenis dér Pharmacie in uw land te vinden zijn? ledere bijdrage, hoe gering ook, die strekken kan ter juiste beantwoording dezer vragen, zal welkom zijn en zal ik gaarne, zoo mogelijk voor 1 Juni a.s., inwachten. Zooals bekend is, heeft bijna iedere provincie van ons vaderland voor de invoering der Pharm. Batava in 1805, een eigen ontwikkelingsgeschiedenis der vaderlandsche Pharmacie doorleefd en 't zal dus, naast de inzending van in eigen bezit zich bevindende bronnen, een dankbaar werk kunnen genoemd worden om voor het beoogde doel de bibliotheken der ook in dien tijd zoo belangrijke steden: Amsterdam, Utrecht, Haarlem, Botterdam, Groningen, Leeuwarden, Leiden, ’s Gravenhage, Dordrecht enz. na te zien. Van ganscher harte wensch ik, namens de Maatschappij, van veler en velerlei belangstelling te mogen getuigen! Amsterdam, W. Sïoeder, 20 April 1879. Hoofdbest.-Secretaris. PHARMACEUTISCHE STATISTIEK. Uit het verslag aan den Koning van de bevindingen en handelingen van het Geneeskundig Staatstoezicht in het jaar 1877 (458 bladzijden) ontleenen wijde volgende bijzonderheden betreffende de pharmaceutische statistiek. Op den Sisten December 1877 waren er in Nederland 711 apotheken en 125 drogistwinkels. De verdeeling over de verschillende provinciënwas: in Noord-Brabant 47 apotheken, 2 drogistwinkels; in Gelderland 74 apotheken, 5 drogistwinkels; in Zuid-holland 158 apotheken, 43 drogistwinkels; in Noord-holland 165 apotheken, 43 drogistwinkels; in Zeeland 37 apotheken, I drogistwinkel; in Utrecht 34 apotheken, 15 drogistwinkels; in Friesland 66 apotheken, 1 drogistwinkel; in Overijsel 36 apotheken, 4 drogistwinkels; in Groningen 36 apotheken, 10 drogistwinkels; in Drenthe II apotheken, 1 drogistwinkel; in Limburg 47 apotheken (geen drogistwinkel). Het aantal apotheken bedroeg 31 December 1876, 729 en is dus in 1877, met 18 verminderd; het aantal drogistwinkels bedroeg 31 December 1876, 126 en is dus in 1877 met 1 verminderd.

In Noord-Brabant waren 3 apotheken opgeheven, 3 bijgekomen; in Gelderland waren 4 apotheken opgeheven ; in Zuid-holland waren 9 apotheken opgegeheven, 9 bijgekomen; in Noord-Holland waren 3 apotheken opgeheven, was 1 drogistwinkel bijgekomen; in Zeelandwas 1 apotheek opgeheven; in Utrecht waren 2 apotheken opgeheven; in Friesland waren 2 apotheken opgeheven; in Overijsel was 1 apotheek bijgekomen, 1 drogistwinkel opgeheven; in Groningen waren 8 apotheken opgeheven, 5 bijgekomen en was 1 drogistwinkel bijgekomen ; in Drenthe was 1 apotheek opgeheven; in Limburg was 1 apotheek opgeheven. Volgens opgaven der visiteerende comrnissiën bedroeg het aantal van hen, die inde apotheken hulp verleenden als geëxamineerde apothekers, apothekers-bedienden (volgens art. 34 van Wet IV), Imlp-apothekers en leerling-apothekers: in Noord-Brabant 2 geëxamineerde apothekers, 7 apothekers-bedienden, 2 hulp-apothekers, 11 leerling-apothekers (waaronder 3 vrouwelijke); in Gelderland 5 geëxamineerde apothekers, 3 apothekersbedienden, 1 hulp-apotheker, 20 leerling-apothekers (waaronder 2 vrouwelijke); in Zuid-holland 12 geëxamineerde apothekers, 83 apothekers-bedienden, 15 hulpapothekers, 62 leerling-apothekers (waaronder 14 vrouwelijke); in Noord-holland 16 geëxamineerde apothekers, 124 apothekers-bedienden, 66 hulp-apothekers, 88 leerling-apothekers (waaronder 19 vrouwelijke); in Zeeland 3 geëxamineerde apothekers, 8 apothekersbedienden , 4 hulp-apothekers, 6 leerling-apothekers (waaronder 1 vrouwelijke); in Utrecht 3 geëxamineerde apothekers, 14 apothekers-bedienden, 2 hulp-apothekers, 14 leerling-apothekers (waaronder 1 vrouwelijke); in Friesland 2 geëxamineerde apothekers, 10 apothekersbedienden, 1 hulp-apotheker, 14 leerling-apothekers (waaronder 1 vrouwelijke); in Overijsel 2 geëxamineerde apothekers, 5 apothekers-bedienden, 6 hulp-apothekers, 15 leerling-apothekers (waaronder 3 vrouwelijke); in Groningen 9 apothekers-bedienden, 9 hulp-apothekers, 19 leerling-apothekers (waaronder 3 vrouwelijke); in Drenthe 1 geëxamineerde apotheker, 3 apothekers-bedienden, 1 hulp-apotheker, 6 leerling-apothekers (waaronder 1 vrouwelijke); in Limburg 4 geëxamineerde apothekers, 4 apothekers-bedienden, 4 leerling-apothekers. Het hulppersoneel bestond dus in het geheel uit 49 geëxamineerde apothekers, 280 apothekers-bedienden, 107 hulpapothekers, 359 leerling-apothekers (waaronder 48 vrouwelijke), tezamen 690 personen. Trekt men hiervan af de weinige, die bij apotheekhoudende geneeskundigen werkzaam zijn, dan maakt dit omstreeks 1 persoon op elke apotheek. Het cijfer der in betrekking zijnde geëxamineerde apothekers was sinds 1876 met 9 vermeerderd,