dat der apothekers-bedienden met 17 verminderd, dat der hulp-apothekers met 3 verminderd, dat der leerlingapothekers met 8 verminderd (de vrouwelijke met 7 vermeerderd). Behalve uit de 711 apotheken en 125 drogistwinkels werden nog door 986 personen geneesmiddelen geleverd (tegen 989 in 1876), namelijk door het grootste aantal der 750 plattelands-heelmeester (31 December 1876 was dit cijfer 789), een deel der 832 medicinae doctores (31 December 1876 was dit cijfer 851), der 184 artsen (31 December 1876, 157), en der 48 eervol ontslagen officieren van gezondheid Iste of 2ste klasse (31 December 1876, 47), in zoover hunne standplaats hun daartoe bevoegdheid gaf. Eindelijk bestonden er 61 tandmeesters, waarvan 55 vóór de wet van 1876 toegelaten, bevoegd zijn tot het afleveren van tand- en mondmiddelen. De vermindering van het cijfer der apotheken van af 31 December° 1867 (het jaar, toen het eerst het zuivere getal apotheken bekend gemaakt werd) tot 31 December 1877, dus na 10 jaren, bedraagt 147, d.i. ruim 17 percent. Het cijfer van het aantal drogistwinkels heeft in dien tijd eene vermindering ondergaan van 52, d.i. i. van bijna 30 percent. De uitslag der visitaties was, dat 679 apotheken zeer goed of goed, 21 apotheken minder voldoende of slecht bevonden werden, terwijl 8 hervisitaties plaats vonden (3 in Noord-Brabant, 1 in Gelderland, 1 in Zuid-holland, 7 in Noord-holland, 5 in Utrecht, 3 in Overijssel, 1 in Limburg). De voorraad der apotheekhoudenle geneeskundigen werd in 813 gevallen zeer goed of goed, in 91 gevallen minder voldoende of slecht bevonden, terwijl 55 hervisitaties plaats vonden (10 in Noord-Brabant, 9 in Gelderland, 11 in Zuidholland, 1 in Noord-holland, 2 in Zeeland, 14 in Utrecht, 5 in Eriesland, 2 in Groningen, 1 in Limburg. De drogistwinkels werden in 115 gevallen zeer goed of goed, in 12 gevallen minder voldoende of slecht bevonden, terwijl 6 hervisitaties plaats vonden (2 in Zuid-holland, 4 in Utrecht), In Zuid-holland werden 4, in Noord-holland 16, in Zeeland 1 scheepskist onderzocht en voldoende bevonden. De indruk der visitaties liep uiteen. In Noord-Brabant en Limburg was de uitkomst met het oog op het aantal verrichte hervisitaties niet gunstig. Tot de meest voorgekomen klachten behoorden: de ondeugdelijkheid der geneesmiddelen; het niet opvolgen der voorschriften van het Koninklijk Besluit van 23 Juli 1872 in verband met de invoering der Editio altera van de Pharmacopoea; het niet voorhanden hebben van bij de wet gevorderde geneesmiddelen; en het niet aanwezig zijn van het volledig decimaal gewicht. Bij enkelen was ook het oud medicinaal gewicht nog steeds te vinden, terwijl de onleesbare toestand der etiquetten bij geneeskundigen dikwijls stof tot aanmerking gaf. In Gelderland was de uitkomst zeer bevredigend. Wel w'aren de klachten algemeen over de verificatie der milligram-gewichten. Slechts enkele geneeskundigen konden een in 1877 herijkt gewicht vertoonen, andere hadden hunne gewichten aan den ijker aangeboden, doch weldra terug ontvangen met het bericht, dat aan hun verzoek niet vóór het laatst van Juli kon worden voldaan. In 20 gevallen moest de milligram-halans worden afgekeurd en in 17 gevallen lieten de etiquetten te wenschen over. Niet zelden werden vergiften, vooral vinum opii aromaticum buiten de vergiftkast en daarin niet behoorende middelen, vooral antidotum arsenici, inde vergiftkast aangetroffen. Een drogist werd opmerkzaam gemaakt op den onwettigen verkoop van wormpatronen, terwijl een apotheker gewezen werd op de verplichting, om een register voor den verkoop van vergiften voorhanden te hebben. In Zuid-Holland was de toestand bevredigend. In Noord-Holland werd algemeen verbetering geconstateerd. In Zeelandwas de indruk gunstig. Bij eenige geneeskundigen werd eene in het oog loopende geringe hoe-

veelheid van sommige verplichte geneesmiddelen aaugetroffen met het gevolg, dat enkele geneesmiddelen als van minder deugdelijke hoedanigheid moesten worden afgekeurd. Ook waren bij vele geneeskundigen de milligram-gewichten niet geverifieerd. In Utrecht moesten bij vele geneeskundigen te platten lande meer aanmerking gemaakt worden dan het vorig jaar. In Eriesland waren de bevindingen zeer bevredigend. Door sommige commissiën werd gewezen op de voortdurende nalatigheid van onderscheidene geneeskundigen, om de nomenclatuur in overeenstemming te brengen met de bestaande voorschriften; bij andere waren de balansen niet gestempeld, terwijl hier en daar.de aanduiding van vergiften te wenschen overliet en de geneesmiddelen minder doelmatig bewaard werden. Bij enkele apothekers was op de doelmatigheid der praeparaten aan te merken. Daar tegenover stond evenwel een algemeen streven, om de gebreken van vroeger te verbeteren, zoodat enkele apotheken, die steeds redenen tot klachten gaven, thans in voldoenden staat werden aangetrojfcn. In Overijsel en Drenthe vrij gunstige resultaten. Niet zoo eenstemmig gunstig in Groningen. Bij voortduring bleven apotheekhoudende geneeskundigen nalatig om de nomenclatuur volgens de vigeerende Pharmacopoea te wijzigen, hier ontbraken de kenmerken, daar weder waren geneesmiddelen niet op de juiste plaats gesteld of kwamen in geringe hoeveelheid of ook ondeugdelijk voor. Enkelen bleven in gebreke balansen te laten stempelen en de milligramgewichten te laten verifieeren, terwijl anderen in orde en netheid te kort schoten. De toestand der apotheken van apothekers was veel gunstiger. Zelden werd daarin orde en netheid gemist. Nu en dan liet het gehalte der galenische en scheikundige praeparaten te wenschen over. Als minder deugdelijke geneesmiddelen werden (volgens de verslagen van Gelderland en Utrecht) herhaaldelijk aangetroffen: aqua destillata (onzuiver); narcotische extracten (te dun), secale cornutum, folia digitalis, folia sennae, flores arnicae en pulvis rhei (bedorven); acetas aethylicus en nitris aethylicus cum alcohole (zuur), glycerine (chloorhoudend), oxydum magnesicum en oxydum zincicum (koolzuurhoudend, het laatste ook zwavelzuurhoudend), acetas ammonicus liquidus (loodhoudend), vinum stibiatum (met bezinksel), syrupus iodeti ferrosi (ondeugdzaam), unguentum mezerei (beschimmeld of niet bereid volgens de Pharm.), oleum cajuputi en oleum terebinthinae (gekleurd), aether cum spiritu (te weinig aether houdend), aqua chlorata (sterk zuur). De volgende vonnissen wegens het overtreden der wet, regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst, worden in het Verslag vermeld. Door de rechtbank te ’s Hertogenbosch werd een apotheekhoudend geneeskundige veroordeeld tot 13 geldboeten, ieder van één gulden : wegens het niet voorhanden hebben vaneen bij de wet verplicht geneesmiddel; wegens den ondeugdelijken toestand van 5 geneesmiddelen; wegens het bewaren in ongeschikte voorwerpen van 7 geneesmiddelen; hij werd van alle rechtsvervolging ontslagen ten aanzien van het feit, dat geene genoegzame hoeveelheid van zeker geneesmiddel werd aangetroffen op grond, dat //het niet aanwezig hebben van eene behoorlijke hoeveelheid” op zich zelf niet strafbaar is en bij geene wetsbepaling met straf wordt bedreigd. Door dezelfde rechtbank werd een apotheker veroordeeld tot 8 geldboeten, ieder van één gulden; wegens het in ondeugdelijken toestand voorhanden hebben van zes geneesmiddelen; wegens het niet betitelen vaneen geneesmiddel met den ofliciëelen naam; en wegens het bewaren vaneen geneesmiddel ineen fleschje, waarop de naam vaneen ander medicament vermeld stond. Door de rechtbank te Amsterdam werd een winkelier veroordeeld wegens het verkoopen van sirop de chloral

tot eene geldboete van ƒ 10; een persoon wegens 4 wanbedrijven van onbevoegde uitoefening der geneeskunst en 2 wanbedrijven van onbevoegde uitoefening der artsenijbereidkunst tot gevangenisstraf van 3 maanden en 2 geldboeten ieder van ƒ 10; en een geneeskundige wegens bet niet in bekoorlijke orde houden zijner apotheek tot geldboete. (Een verzoek van dien geneeskundige aan den Koning gericht om vrijstelling van boete werd afgewezen. In het advies, tot die afwijzing gegeven, werd medegedeeld, dat bedoelde geneeskundige blijkbaar onwil tot verbetering zijner apotheek had getoond, op straffeloosheid had gerekend en bovendien als een. gevaarlijk persoon moest aangemerkt worden, omdat hij kwakzalverij dreef, door op zijn naam en dooreen onbevoegde [zijn schoonzoon] in vele gemeenten samengestelde geneesmiddelen te doen colpolteeren). Door de rechtbank te Utrecht werden winkeliers te Amersfoort wegens den verkoop van Urbanus- en Brilmanspillen veroordeeld tot twee boeten van f3. Een plattelands- heel- en vroedmeester werd wegens het bewaren vaneen geneesmiddel, dat niet den officieelen naam van het middel tot opschrift had, en wegens het bewaren van vergiften, buiten een gesloten kast, tot twee geldboeten, ieder van ƒ 10 en inde kosten veroordeeld. Een geneeskundige werd, omdat hij niet gezorgd had, dat het onderzoek zijner apotheek door de commissie uit den geneeskundigen raad tijdens zijne afwezigheid kon plaats hebben, tot eene geldboete van ƒ 5 en inde kosten veroordeeld. Door de rechtbank te Sneek werd een persoon veroordeeld: I°. wegens het gemis van eene balans voor milligram-gewichten, tot eene boete van / 10; 2°. wegens het niet aanwezig hebben van zes verplichte geneesmiddelen tot 6 boeten van ,/ 3; 3°. wegens de ondeugdelijkheid van twee medicamenten tot twee boeten van ƒ 3 ; en 4°. wegens het bewaren van geneesmiddelen in eene lade zonder opschrift tot eene boete van ƒ 10. In Limburg werd een apotheker wegens het niet voorhanden hebben vaneen geneesmiddel en wegens het niet in deugdelijken staat voorhanden hebben van vier geneesmiddelen veroordeeld tot 5 geldboeten, ieder van ƒ 3; wegens het niet bewaren van geneesmiddelen in een daartoe geschikt voorwerp en wregens het niet bewaren van vergiften in eene gesloten kast tot 2 boeten ieder van ƒ10; vrijgesproken wegens het niet in genoegzame hoeveelheid hebben vaneen geneesmiddel, op grond, dat de apotheker slechts dan strafbaar is, wanneer hij in gebreke is gebleven de hoeveelheid van het geneesmiddel (magnesia) binnen den door de commissie vastgestelden termijn aanwezig te hebben welke hoeveelheid in casu niet was opgegeven. Tot deze rubriek behooren nog: Het door den adjunct-inspecteur ter kennis brengen van den officier van justitie te Amsterdam van eene ingekomen klacht vaneen geneeskundige over het onbevoegd verleenen van geneeskundige hulp aan een kind door een apotheker, welk kind onder die behandeling was overleden, onder overlegging tevens vaneen door den geneeskundige verzegeld pakje poeders en onder mededeeling tevens, dat bedoelde apotheker in 1875 wrngens hetzelfde feit door de arrondissernents-rechtbank te Amsterdam tot eene geldboete van ƒ 75 was veroordeeld en dat het genoegzaam bekend was, dat hij sedert dien tijd steeds op uitgebreide schaal was blijven voortgaau de geneeskunst uitte oefenen en bij het publiek onder den naam van //kinderdocter” bekend staat. Eene kennisgeving aan de geneeskundigen te Goes, voor zoover het hun aanging, dat de aldaar in zwang zijnde gewoonte, om de voor hunne patiënten buiten de stad gereed gemaakte geneesmiddelen met den apotheker te verrekenen, niet mag blijven voortduren, omdat zij in strijd te achten is èn met den letter èn met den geest der wet. Eveneens zijnde apothekers aldaar aangeschreven voor het vervolg het verschuldigde wegens gereed gemaakte voorschriften uitsluitend met de belanghebbenden te verevenen.