et zoutzuur en eerst na eenigen tijd ontstaat eene octaëdfisohe zeer deliquescerende kristallisatie.

Het sublimaat van solmine bestaat uit kristalvormige aderen. Met water en ammoniak ziet men niets bijzonders °Mstaan; met zoutzuur op bet laatst vorming van octaëders; toet zwavelzuur doorschijnende naalden; met salpeterzuur elieachtige droppels ; met acidum chromicum niets. Het onderzoek met digitaline heeft niets bijzonders opgeleverd. De wijze hoedanig men bij deze sublimatie moet *e werk gaan is als volgt: Men maakt in het midden van een platinaplaatje eene holte, waarin men eene zeer geringe hoeveelheid van het te onderzoeken alcaloïd brengt. Dit tooet in fijn poeder gebragt worden. Men overdekt het met ®en objectiefgiaasje en verwarmt zeer zacht, zorg dragende geen empyreumatische produkten te doen ontstaan. De Zelfstandigheid verdampt weldra en condenseert zich alsdan °P het glaasje. {Zeitschrift für analyt. Chemie von Fresenius, Bd. 3. S. 43 en 58.) om het arsenik in subnitras bismuthi aan te toonen; door A. Glénard. Deze wijze van onderzoek berust daarop, dat wanneer men eene arsenicumverbinding met een weinig aeetas kalicus of öatricus verhit, er de bekende sterke onaangename reuk Vaa kakodyl ontwikkelt. Men gaat aldus te werk bij het onderzoek van arsenikhoudend bismuthpraeparaat. Men doet een weinig van de verdachte subnitras bismuthi °P een platinaplaatje of eenig ander platina voorwerp, of °ok wel ineen klein glazen buisje, men verhit dit een weiölg boven de lamp, ten einde het salpeterzuur uitte dnj-Ven en brengt er vervolgens een weinig aeetas kalicus of natricus op, waarmede men op nieuw zacht verhit. Bevat de Bübnitras bismuthi arsenik, zoo bespeurt men dit dadelijk ‘ton de eigenaardige knoflookreuk dor kakodyl.

63