gekomené moeten te vinden zijn. Zij wordt dan in anilin veranderd en zoo als hier onder volgt aangetöond. Hetgeen van de destillatie overblijft vermengt en extraheert men met sterken alcohol, filtreert, bevrijdt het Altraat

door loodazijn van gom , dextrin enz., verwijdert het overvloedige lood door sulphas natricus , dampt de vloeistof als zulks noodig mogt zijn, bij zachte warmte tot een klein volume in, vermengt ze met een overvloed van bijtende potaseh en destilleert uiteen oliebad tot droog. Het destillaat bevat de anilin benevens ammoniak en dierlijke stoffen. Men verzadigt ze even met zwavelzuur, verdampt in eene porceleinen schaal bijna tot droog en bekomt bij aanwezigheid van anilin een overschot van eene roodachtige kleur, terwijl rondom den rand der schaal kleine blaauwe strepen ontstaan. Wanneer het restant der verdamping niet meer dan p.m. 1 grein mogt bedragen, zoo lost men dit op in 1 of meer droppels verdund zwavelzuur, brengt een deel der oplossing op een platinaplaatje, verbindt dit met de positive pool eener enkele cel vaneen Grovesche batterij en dompelt de negative pool inde vloeistof. Wanneer er anilin aanwezig is, zoo neemt dan de vloeistof eene bronsachtige, blaauwe of bij weinig anilin eene bleekroode kleur aan. Op deze wijze laat zich nog y3OOO grein anilin onder kennen. Een ander deel der zure oplossing vermengt men op eene witte porceleinen plaat met een weinig loodsuperoxyd ol roodbloedloogzout. Bij aanwezigheid van anilin ontstaat eene blaauwe of purpere kleur. Men kan op deze wijze bijna Viooo grein anilin onderkennen. Men kan daarenboven nog andere proeven omtrent de aantooning van anilin in het werk stellen, bij voorbeeld met hyperoxydum manganicum of biehromas kalicus op dezelfde wijze als met roodbloedloogzout, maar deze reagentia toonen niet meer dan V5OO grein anilin aan. Eindelijk kan men ook nog de zure vloeistof met eene oplossing van chlorkalk vermengen, waardoor, wanneer tenminsten y 0000 grein anilin aanwezig is, eene purpere kleur ontstaat.

90