der werking, en ook wordt terpentijnolie alleen bij aanwending van warmte er door gekleurd, De kamala zinkt in terpentijn, doch drijft, ten minsten in ’t begin, op water, terwijl zwaardere onzuiverheden daarin nedervallen. In do rlam geblazen flikkert de Kamala, doch niet zoo hevig als Lycopodium.

De mikroskopische bouw der Kamala is zeer eenvoudig; de klieren bestaan uit 50 tot 100 mikromillimeters groote , niet allen even regelmatige bolletjes, wier oppervlakte golfachtig is, bevattende in hun fijn, flaauw geelachtig weefsel talrijke knodsvormige, eenvoudige cellen, waarin het doorzigtige homogene roode hars zijne zitplaats heeft. Al deze cellen zijn straalvormig om het middenpunt gegroepeerd en niet gemakkelijk af te zonderen ; zij schijnen geen eigen wand te bezitten, zoodat zij eerder blaasjes schijnen te zijn, die inde oorspronkelijk mogelijk onverdeelde klier zijn ontstaan, dan wel eigenlijk zelfstandige cellen. Op de helft van den bol welke voor het oog zigtbaar is telt men van 6 tot 30 blaasjes, zoodat een enkele klier dikwijls uit nieer dan 60 van de zoodanigen kan gevormd zijn. Deze klieren der Kamala zijn steeds vergezeld van kleurlooze of bruinaehtige luchtbevattende sterhaartjes, die geen bijzonder eigenaardige vorm bezitten, maar veeleer overeenkomst hebben met de haartjes van andere planten, zoo als bij voorbeeld de haren van Yerbascum of Althaea. Die der Kamala zijn echter niet takkig, maar slechts slangvormig of sikkelvormig gekromd, 2 tot Smaal zoo groot als de klieren delven. De vorm dezer laatsten en van de sterharen zijn, zoo als die bij de gewone handelswaar zijn waar te nemen , Welke algemeen toegeschreven wordt van Eottlera tinctoria afkomstig te zijn. De schrijver vond het omkleedsel van do vruchten der reeds vermelde Rottlera affinis Var. sumatrana 'n ieder opzigt daarmede overeenkomstig, welke laatste soort bij in 1857 van Teys ma n ontvangen had en die bij Pa-Kmbang op Sumatra was ingezameld. Het is te begrijpen dat er bovendien bij de Kamala kleine fragmenten van de moederplant, alsmede geheel vreemdsoor-

285