den binnenbast, digt bij de Cambiumzing. Deze balsem* gang wordt omgeven dooreen kring van veel talrijker bast* bundels, die het fijnere kleincellige bastsparenchym zijn omsloten; welker weefsel nergens verbroken wandeu heeft. Evenmin komen inde balsemgangen fragmenten van cellen voor, zoo als dan ook de mastix zich onderscheidt door volkomen helderheid en zuiverheid. De schrijvers vermelden echter niets omtrent hunne juistere dimensie en lengte. Het schijnt echter, dat de gangen der Pistacia Lentiscus te vergelijken zijn met de overeenkomende weefsels van de wortels der Compositae en Umbelliferae. In andere takken en stammen van den Mastixboom, waaraan de bast tot eene aanzienlijke ontwikkeling gekomen is en die hars uitschei* den, vindt men, behalve de weinig talrijke tot den binnenbast behoorende harsgangen, in het parenchym zeer talrijke nieuwe gangen, vermoedelijk inden middenbast. In zulke oudere basten heeft reeds sehorsvorming plaats en men vindt hier alsdan de balsemgangen het overvloedigst, doch de doorsnede is hier meer kringvormig.

Ung er meent dat deze secundaire balsemgangen in zekere celgroepen door nieuwe vormingen onstaan zijn, die eerst later en door hem niet nader bepaalde wijze tot balsem- of harsgangen zijn vervormd. Men treft 5ā€”7 balsemgangen aan inden bladsteel van het zamengestelde blad, welke gangen door het gewelfde naar buiten (onder) gekeerde gedeelte heengaan. Zij staan ineen regelmatigen kring, elk aan den omtrek begeleid dooreen bastbundeltje. De bladsteeltjes der vederblaadjes bevatten slechts Iā€”3 balsemgangen. Tot aanvulling van bovenstaande volgt het belangrijke berigt van Heldr ei c h over dit onderwerp (Die Nutzpflauzen Griechenlands Athen 1862); Pistacia Lentiscws L. is een zeer gewone gezellig groeiende struik of kleine boom, voornamelijk langs de kusten tot op eene hoogte van omtrent 800 voeten boven de zee. De op Chios in het groot gekweekte bijsoort Var. Chia, welke zich met door iets breedere blaadjes van de wilde onder-

316