over te destilleren. Hierbij merkte hij iets eigenaardigs op, dat ook reeds v. Gorup-Besanez en Yölckel waarnamen , zonder dat zij daaraan gewicht hechtten, namelijk het voortdurend steigen van den thermometer gedurende de destillatie tot op 308° C. en hooger en het rustig koken van het kreosot. Uit dit verschijnsel kan men bepaald besluiten dat de zelfstandigheid niet volkomen zuiver kon zijn, daar toch een geheel zuiver lichaam steeds bij gelijke drukking een en hetzelfde kookpunt bezit. Het was echter ook niet mogelijk door gefractioneerde destillatie eene meer standvastige vloeistof te bekomen en de schrijver moest derhalve, even als v. Gorup-Besanez met dit dusdanig gezuiverd kreosot, zijne onderzoekingen in het werk stellen. De overige physische eigenschappen, als reuk, smaak enz. kwamen volkomen overeen met die welke door v. Gorup-Besanez zijn opgegeven; alleen vond hij het s. g. iets grooter, bijna gelijk aan dat van Yölc ke 1, namelijk = 1.075 bij 11° C. (Yölckel = 1.076 bij 15.5° C., v. Gorup-Besanez = 1.040 bij 11.5° C.), welk gewicht alzoo meer nabij komt aan dat van het phenylzuur, dat 1.065 bij 18° C. is. Het was weinig in water, gemakkelijk in alcohol, aether en zwavelkoolstof oplosbaar. Het wordt door gewoon azijnzuur volkomen opgelost, alsmede door zeer verdunde waterige oplossing van bijtende potasch, welke oplossing zelfs na lang staan geen aetherische olie meer afscheidde , hetwelk een bewijs is dat het zuur zuiver was. Het door v. Gorup-Besanez het eerst bereide loste niet volkomen op in gewoon azijnzuur , maar eerst dat, wat hij later door zuivering met geconcentreerde potaschloog bekwam. Het lost gemakkelijk op in ammonia, doch bij verwarming wordt al de ammonia weder vrij , waarbij het kreosot sterk bruin gekleurd wordt. Nitras argenticus daarmede verwarmd, werd tot een zilverspiegel gereduceerd. Sterk zwavelzuur vermengde zich in iedere verhouding met het kreosot , doch er ontstond hierbij eene beduidende verwarming en de vloeistof werd donkerrood gekleurd. Bij

67