en 3,72 grm. woog, verloor slechts 0,01 grm. na de smel- ■ ting onder water. Verder werd een pijpje phosphorus wegende 5,22 grm. in lucht bevattend gedestilleerd water bewaard, en wel van den 3 December 18G4 tot 5 April 18(55. Op nieuw gewogen had het 5 milligr. aan gewicht verloren en nogtans was het overgedekt geworden met een witte ondoorschijnende korst. Wanneer nu deze korst een hydraat ware geweest, zoo zou de phosphorus in gewicht hebben moeten toenemen en geen verm ndering hebben moeten ondergaan. De witte phosphorus is alzoo geen hydraat. 2. De wille phosphorus is geen allotropische toestand van den normalen phosphorus. Deze twee phosphorsoorten bezitten in* derdaad nauwkeurig dezelfde eigenschappen: beiden zijn zacht als wasch; beiden verspreiden witte dampen inde lucht en lichten in het donker; hun smeltpunt is volkomen hetzelfde; beiden veranderen onder den invloed der zonnestralen in rooden phosphorus beiden lossen even gemakkelijk op in sulphidum earbonicum enz. Er is dus geeneriei eigenschap, hetzij physische, hetzij chemische, welke niet aan het een of het ander dezer lichamen gemeen is. Er bestaat alzoo tusschen dezen geeneriei alllotropiscb verschil. •3. De witte phosphorus is zijn ontstaan niet verschuldigd aan den overgang van den amorphen tot den geJcristalliseerden toestand. Vooreerst kan de normale phosphorus niet vergeleken worden met de amorphe glazige lichamen (weeke zwavel, glasachtig arsenigzuur enz.), omdat men hem door eenvoudige smelting kan doen kristalliseren, zoo als men dit de gewone phosphorus doet. Vervolgens vertoont de witte phosphorus met de loupe of beter onder het microscoop beschouwd geen spoor van kristallisatie; hij bezit eene ruwe oppervlakte, mei onregelmatige korreligheid, zonder eenig spoor van kristalvormig nanzien. De volgende proeven bewijzen ten overvloede de 'vaarheid van deze stelling. 1. Ineen nauwkeurig sluitende flesch werd onder niet met Incht bedeeld gedestilleerd water zuivere phosphorus

147