ken tiet ccnigzins verminderd was, waarom een grens toot dit ontlcdingsvermogon niet was tc erkennen. Andere proeven gaven als grenzen van liet vermogen van de bladeren om koolzuur te ontleden , gemiddeld voor elke c. c. bladoppervlakte 1,14 e. c. koolzuur; bovendien toonen zij, dat de verschillende wijzen van bewaring der bladeren, nadat zij geplukt zijn, zonder invloed op dit vermogen waren» zoolang namelijk de plantaardige zelfstandigheid niet kan uitdrogen; anders gaat het ontledingsvermogcn in die verhouding verloren, als zij armer aan vochtigheid geworden is-3. lutlotd der uitdroging op het onlledingstermogen def Raderen. In zijne .Agronomie, Chimio agricole et physiologio UI. p. 3t spreekt Baudrimont do meening uit, dat gezonde bladeren zelfs na het drogen, zoodra zij wedet bevochtigd worden , nog liet vermogen bewaren om in het licht koolzuur to ontleden, zoodat alzoo do plantenwereld zich op dezelfde wijze verhoudt als zekere klassen van lago dieren , wier leven door eene voorzichtige uitdronhur een o o o tijd lang gesuspendeerd en daarna door bevochtiging weder opgewekt wordt, Eene eerste proef die hij tot dit doel genomen had met een racer dan 100 jaren oud laurierkersblad, toonde' echter, dat het noch ia met koolzuur bedeeld water, noch ineen mengsel uit lucht en koolzuur cenige werkzaamheid vertoonde. Uit andere proeven blijkt, zoo als hieronder to zien is, d0 vermindering in zelfs do geheele verdwijning van bet ont-Jedingsvcrmogen der bladeren, ten gevolge van hunne geheelo uitdroging ten duidelijkste. Teruggehoudcn Ontleed water koolzuur. ICormaal blad . . . 0,60 grm, 15,00 c. c. Begin der uitdroging 0,305 „ 10,8 „ „ Voortgaande „ 0,‘20 „ 2,9 „ „ Absolute droogte . . 0,00 „ 0,0 „,» Jodin deelt ineen brief aan Baudrimont gebed overeenkomstige feiten mede. Volgens hem bewaren do groene pluntendeeleu slechts bij aanwezigheid eener grooter0

162