dat zij niet langer op hunne pooten konden staan. De kop werd naar achter over den hals geworpen, de oogen trokken heen en weder, de ledematen trilden en werden door krampachtige convulsies bewogen. Fit deze feiten volgt , dat de pijlen der Dajakkers, wat hun vergiftigen aard betreft, geen bijzonder groot gevaar voor menschen kunnen opleveren. {Journal de Pharmacie et de CJdmie, Fevr. 1866.) Eigenschappen yan acetas natricus; door Je ann el. Dit zout begint bij 58° te smelten, wordt bij 75° volkomen vloeibaar en kookt bij 123°, waarbij het zich 0,079 van zijn volumen uitzet. Bij langzame afkoeling der gesmolten massa inde vrije lucht, kristalliseert het zout in prismatische naaiden bij 58°, welke temperatuur constant blijft zoo lang de kristallisatie duurt. Daar deze temperatuur onafhankelijk is van de drukking der lucht, zoo zou het gesmolten en weder vast geworden acetas natricus geschikt zijn tot beproeving en constructie van thermometers. Bij bekoeling ineen gesloten of met vochtigheid verzadigde ruimte kristalliseert daarentegen het zout zelfs niet bij o°, maar levert dan eene weeke doorschijnende massa, waaronder zich nog een weinig vloeistof bevindt. Stelt men deze nu bloot aan de lucht of in aanraking met een vast lichaam, brengt men bij voorbeeld een kristal van acetas natricus er in, zoo verandert de massa dadelijk in prismatische naalden en het zout wordt wit en ondoorschijnend. Hierbij wordt veel warmte vrij, bij 200 grammen steeg de thermometer van 11° op 54°, terwijl de massa 0,017 van haar volumen bij 0° zamentrok. 100 grm. gesmolten en bij afsluiting der lucht op 0° afgekoeld zout smolten 36grammen ijs inden calorimeter van Lavoisier. 100 grm. op 59° verhit, smolten tot aan de bekoeling 0°,115 grammen ijs. 100 grm. acetas natricus in 200 grammen water onder omroeren schielijk opgelost, brengen eene daling der temperatuur van 12° op 0° te weeg.

298