LAWN TENNIS

Amsterdam wint wederom den Telegraal-beker De ploeg van den A.L.T.B. slaat Den Haag 8— 5.

„Amice,” zei een van de Amsterdamsche spelers en hij klopte den kleinste der wedstrijdleiders gemoedelijk op den schouder, „het is aardig om dezen wedstrijd te spelen, maar hij komt te laat.” „Waarde heer,” zei eender Haagsche spelers, „ik heb de uitnoodiging gaarne aangenomen, maar ge hadt den wedstrijd wat later moeten houden, b.v. een week voor het open seizoen ; nu is het te vroeg.” „En nu,” alzoo eender dames, „krijgen we net als verleden jaar volgende week toch den return-wedstrijd en dan een derden te Haarlem ?” „Toch erg leuk, dat ik weer eens gespeeld heb, je komt er weer eens in,” alzoo onze kampioene en met dat „toch” bedoelde zij er den nadruk op te leggen, dat zij anders nooit overdekt speelt. „Volgend jaar de eerste wedstrijd in December, de tweede in Januari en de beslissing (als het noodig is) in Februari,” dat was de conclusie van beide captains. Heeft het zijn nut gehad dat de jaarlijksche wedstrijd tusschen Den Haag en Amsterdam toch gespeeld geworden is ? (Dat „toch” slaat hier op de verschillende moeilijkheden bij het organiseeren ondervonden.) Wij zijn overtuigd van wèl. Het zou inde eerste plaats, al getuigd hebben van weinig respect voor de traditie van den wisselbeker (den Telegraaf-beker) en het zou inde tweede plaats een minder gewenschte onderbreking gegeven hebben. En misschien heeft het den Haagschen spelers weer wat meer animo in het overdekte spel bezorgd, al moet die animo op andere wijze gesterkt worden en wel door verlaging van de lichttarieven. Hetgeen overigens meer een kwestie van Haagsche gemeentepolitiek is dan van Marlot.

De samenstelling van de Haagsche ploeg is een puzzle geweest. Mej. Belzer en mep A. Kerckhoff ontbraken, mevr. Boutmy werd ziek. Alleen mej. Z. Kerckhoff speelt overdekt. „Jeugd" is er bijna niet in Den Haag, althans geen tennisjeugd, geen meisjes, die al een behoorlijk spelpeil hebben. Een meevaller bleek de bereidheid van mej. Couquerque. Voor en na hoopjes hockeybeslommeringen (proefwedstrijd, keuze-commissie, opening clubhuis op Clingendaal enz.) speelde zij, te half tien en te half vijf haar twee partijen, won ze beide. Voorts speelde mej. Visser mee, die ook inde interdistrictswedstrijden gespeeld heeft. Ondanks onbekendheid met linoleum Mais que voulez vous . . . .? De Haagsche spelers waren op het appèJ, met uitzondering van Weber. Echter: geen van allen geoefend, den badminton-slag nog in hoofd en armen. Behalve dan de beide , gasten" die noodig bleken: Teschmacher en Leyenaar. Inde Amsterdamsche ploeg ontbrak alleen mej. Jurrema. Ook de hoofdstad mist een jonge opkomende klasse. Mej. Terwindt dan zal men zeggen, mej. Hille. Ja, maar dat zijn ook vrijwel de eenigen en die spelen niet overdekt. Spanning is het kenmerk van dezen wedstrijd niet geweest. Van de dertien partijen (wat een tarten van het lot om zoo’n getal te kiezen !) waren er slechts drie welke tot drie sets gingen. De overige tien vlot in twee sets. Een vlotheid die het tijdig beëindigen van den wedstrijd wel zeer ten goede kwam. Te halfzes was men immers kant ën klaar. De meest spannende en tevens meest interessante partij (een combinatie die niet altijd samengaat) was die van Heynen tegen Hughan. De eerste had de nederlaag van Amsterdam te wreken. Of dit een prikkel geweest is weten we niet. Maar wèl weten we dat Heynen van begin tot eind een gave partij speelde, waarin hij een hoog gemiddelde van lengte en vaart wist te handhaven. Zijn aanvalsobject was de backhand-hoek van Hughan, doch hij was zoo tactisch om dien niet met eenzijdige regelmaat te bestoken. Hij had de crossforehand als een sterk wapen en hij gebruikte die vaak omdat zijn crossbackhand met gevaarlijke uitschieters van Hughan beantwoord werd. Hughan zocht het net minder vaak dan anders, deels door de lengte van Heynen’s slagen, deels omdat het linoleum hem minder snelheid gaf dan het Amsterdamsche hout. Had hij inde eerste set pressie geoefend toen hij 5—4 stond en twee setpoints kreeg, hem zou wellicht de kostbare belooning van 6—4 ten deel gevallen zijn. Nu verspeelde hij die kans en het spel keerde zich tegen hem om de eenvoudige reden dat Heynen zijn forehands te vrij kon spelen. Inde tweede zette hij zijn netspel beter in en beter door, paste daarbij de centretheorie toe en pikte met 7—5 nog juist one-set-all in. Doch in de derde kwam hij voor een probleem, waarop hij niet ingesteld was; een rustig-plaatsenden, bijkans verdedigenden Heynen, in plaats vaneen aanvallenden. En door dit spel brak Hughan niet heen. Het criterium lag overigens inde achtste game, die Heynen 5—3 gaf nadat er niet minder dan tien deuces geweest waren, met wisselende advantages ! Karsten waste weinig met zijn eigen spel tevreden om een spel te spelen dat Leembruggen bedreigen kon. Ongeoefend als hij was, ingesteld op badminton, kwamen de slagen niet onder controle. Hij trachtte variatie te brengen, met kopslagen den bal laag weg te laten schuiven, doch dat gebeurde buiten en niet binnen de lijnen. In het Leimonias—D.D.V.-duel tusschen Schoorel—Van Olst en v.d. Graaff—Van Swol bleken de Amsterdammers sterker, zoodat zij twee winstpunten voor hun ploeg binnenhaalden. De Haagsche boekte echter een winstpunt uit de „gastrol" die Teschmacher tegen De Brauw speelde. Een onbelangrijke partij overigens. De Brauw speelde beneden den vorm van de Amsterdamsche kampioenschappen, oefende daardoor niet zulk eendruk uit dat Teschmacher in moeilijkheden kwam, behalve dan door enkele van de vlakke vliegende forehands die de Utrechtsche speler zoo gemakkelijk kan slaan.

62

TENNISBRUIDSPAREN. Te Hilversum werd het huwelijk voltrokken tusschen mej. C. Fabius en J. G. van Manen (voorzitter district Utrecht en lid algemeen bestuur).