plotselinge opleving in de trainingsanimo. En verder kan men zeker aannemen, dat clubs als Ajax, Feijenoord, Go Ahead, Velocitas e.a. haar jarenlang blijvende successen grootendeels daaraan te danken hebben, dat haar spelers eik jaar opnieuw weer de lessen van den trainer opvolgen.

Wanneer hierin te kort geschoten wordt, gaat het dus niet aan in eerste instantie de clubleiders hierover verwijten te doen; zij kunnen het niet helpen als hun spelers niet ambitieus genoeg zijn. Zij kunnen slechts door middel van hun clubbladen of anderszins voortdurend blijven aandnngen op bijwoning van de trainingslessen.

Dat neemt niet weg, dat zij steeds paraat moeten blijven om in dezen leiding te geven. Zij moeten zorgen, dat hun spelers den trainer krijgen, dien zij naar hun specialen aard behoeven. Het vereischt wel eenige ervaring en wellicht proefnemingen die eenige jaren duren, alvorens men weet wat verlangd wordt. De een zweert bij een buitenlander, de ander geeft de voorkeur aan een Nederlander, vooral wanneer deze een bekend speler geweest is of nog is, weer een ander houdt het op een ouderen clubgenoot.

En wanneer men eenmaal den geschikten man gevonden heeft, die voor de betrokken club de geschikte trainingswijze gevonden heeft en die de psyche van de spelers begrijpt, dan blijft het de taak van de clubbesturen om in overleg met den oefenmeester de wijze van trainen vast te stellen en. .. dat aldus te doen, dat de spelers er gaarne komen. Er moet van de leiders in dit opzicht een zekere suggestie uitgaan. Omgekeerd zal men met de bijzondere leiding van een elftal dengene moeten belasten, die het karakter en de capaciteiten daarvoor heeft.

Vooral echter zal men er op uit moeten zijn eenheid in de ploeg, ja in de geheele club te kweeken. Tekort aan saamhoorigheid heeft al menige illusie verstoord; wij zijn van meening, dat het beter is een ploeg, bestaande uit middelmatige maar geheel op elkaar ingestelde spelers te hebben, dan een elftal, waarin enkele „sterren” overheerschen, doch de geest niet deugt. De samenstelling van een elftal is dus van het grootst mogelijke belang.

Besprekingen na afloop van een wedstrijd en vóór den volgenden moeten

voorts onder de aandacht van de clubs gebracht worden. Zonder dat men bij een bepaald systeem behoeft te zweren, is het zeker wenschelijk de practijk heeft dat voldoende bewezen eens te overwegen of de ploeg niet volgens een zeker systeem kan spelen. Uitstekende ploegen met veel technisch goede of brillante spelers hebben dat misschien niet noodig, omdat zij zoo noodig elk systeem kunnen toepassen dat zij willen, maar het gros van onze meerendeels ongetwijfeld middelmatige club-elftallen zal met dit middel stellig gebaat zijn. Bovendien leidt het opzetten van een systeem, het spreken daarover en de successen, die er mee behaald worden, op den duur tot een aanmerkelijke versterking van den geest van saamhoorigheid. Mogen wij nog eens een keer K.F.C. als voorbeeld noemen?

Dikwijls wordt de training van het Nederlandsch elftal als voorbeeld gesteld. Terecht, omdat er zulke uitstekende resultaten mee behaald zijn. En in zeker opzicht ook ten onrechte, omdat men feitelijk ongelijksoortig® grootheden vergelijkt. Het trainen onder Bondsleiding is zonder twijfel een attractie, omdat de kans om in het Nederlandsch elftal te komen, daardoor stijgt en dat beschouwt ieder rechtgeaard Nederlandsch voetballer nog altijd als de hoogste eer. In de clubs mogen de jongere spelers nog de ambitie hebben om een blijvende plaats in het eerste elftal te krijgen, voor de ouderen geldt die overweging niet meer en de stimulans om geregeld de training bij te wonen, kan bij dezulken op den duur ontbreken. In het Ned. elftal is dat niet licht te vervrachten, omdat daar voor den minder ambitieuzen speler direct vele andere klaar staan.

Dat neemt niet weg, dat de clubs er toch naar moeten streven haar training op denzeifden leest te schoeien als de Bond. Het verschil in spelpeil tusschen Ned. elftal en clubs is onmiskenbaar, het zal blijven bestaan, maar laten de clubs er een eer in stellen het zoo klein mogelijk te, maken. Niet door maatregelen van bovenaf hoofdklasse e.d. zal stijging van het peil bewerkstelligd worden, op de clubs zelf rust de taak daarvoor te zorgen.

Een moeilijke, doch eervolle taak, die zij zich thans bij den aanvang van het nieuwe seizoen voor oogen dienen te stellen. v. E-

SPARTA WINT DEN ZILVEREN VOETBAL

Doelpuntenrijke finale: 6-3 Sparta’s «gelegenheidscombinatie» speelde meermalen verrassend goed De verzwakte Willem !l-achterhoede overrompeld Haarlem wint het Corinthians-tournooi Hoe Sparta triomfeerde

~En heimelijk pleizier hebben wij ook”, vertelde Jos. Cohen, Sparta’s aanvoerder, in zijn.geestige speech tijdens het uitreiken van den Bal; „heimelijk pleizier tegenover de pers, die als maar beweerd heeft, dat wij er niets van kennen, dat wij weinig anders doen dan tegen een balletje schoppen”, enz.

Inderdaad, èn door haar spel èn door haar groote overwinning op de Zuidelijke kampioenen heeft Sparta alle sombere profetiën beschaamd gemaakt; begrijpelijk was dan ook, dat, om in den alliteratie-stijl van de Rotterdamsche V.V.V.-week te blijven, na afloop Vele Vurige Vereerders Van Rood en Wit Vol Van Volmaakte Voetbal-Vreugde ’t Veld Verlieten.

Toch was Sparta slechts met een gelegenheidscombinatie in het veld gekomen. Zoowel Schut als v. d. Eerden en v. d. Helm waren geblesseerd; hun plaatsvervangers waren resp. Heshoff, Blomrnendaal ,en Voormolen’, toevallig alle 3 spelers, die vroeger geruimen tijd een vaste plaats in het eerste elftal gehad hebben. Het merkwaardige was nu echter, dat zich onder dit elftal geen enkele speler bevond, die „van huis uit” ünksch was. De invallers hebben zich intusschen uitstekend van hun taak gekweten, terwijl de voorhoede door de noodgedwongen verandering beduidend in kracht toegenoitnen was.

Verzwakte Willem 11-verdediging.

Nu trof de Sparta-aanval het in zooverre, dat zij een verdediging tegenover zich vond, die door het ontbreken van Spijkers danig verzwakt was. De eene invaller is achteraf voor Willem II een grootere handicap gebleken dan de 3 invallers bij Sparta. Men had v. lerland naar achteren gehaald, die echter telkens afdwaalde, waardoor de Sparta-voorhoede geregeld vrij spel kreeg en daarvan dan ook gretig gebruik maakte. Weldra had de thuisclub een I—o voorsprong, die weinigen tijd later zelfs tot 3—o opgevoerd werd. Daardoor kreeg men in het rood-witte kamp al dadelijk veel vertrouwen in eigen kunnen en deze factor is dan ook wel de grondslag tot de overwinning geweest. Sparta ging steeds beter spelen, in het eerste kwartier van de ze helft ging het zelfs gesmeerd en pas bij een S 1 achterstand had WTllem II het lek ontdekt, v. lerland verwisselde met v. Ham van plaats, doch toen was het te laat, al leek het er even op, dat de Tilburgers hun fameuzen eindspurt van de vorige week zouden herhalen.

De spelers.

Het spel van de Sparta-voorhoede was de eigenlijke verrassing van dezen wedstrijd. Voormolen op de middenvoorplaats overtrof zichzelf, doch ook de rechtervleugel Westdijk-Oostlander kan op een uitstekenden wedstrijd

terugzien; eerstgenoemde heeft zich al geheel in zijn nieuwe club ingeburgerd. Warburton, de andere vleugelman, viel minder op en Seton was, zonder onvoldoende te zijn, niet op dreef met zijn schoten: de linksbinnen' plaats „ligt” hem echter niet. De middenlinie heeft enorm gezwoegd met Wilson als uitblinker. Blomrnendaal kwam er na een slecht begin beter in, doch zijn aangeven bleef slordig. Men had het aangedurfd Heshoff, die m geruimen tijd geen wedstrijd had gespeeld, op te stellen; het experiment is volkomen geslaagd. De Sparta-rechtsback heeft knap verdedigd en zijn partner Verheul deed weinig voor hem onder. Cohen heeft met zijn bekende rust de achterhoede gedirigeerd; een rust, die ook een gunstig® uitwerking op zijn medespelers had.

De fout bij Willem II school in de achterhoede. Smulders was, nu htl zijn gewonen partner niet naast zich had, stukken minder dan anders en ook Mes maakte een weinig securen indruk; klemvast was hij heelemaal niet. Voor de rest van het elftal gold het praedicaat: „matig”. Eerst halverwege de 2e helft kwam de voorhoede, die daarvoor bijna alle aam vallen door slecht schieten onvoldoende had afgewerkt, wat los, waarbij v. d. Wouw zich het meest onderscheidde. De jeugdige Crucq trad ditmaal niet op den voorgrond, terwijl Maas dikwijls te veel tijd noodig had oifl voor te zetten.

De leiding was in vertrouwde handen van dhr. Muiters, wien het ook niet bijster moeilijk gemaakt werd.

Voor een Zilveren Bal-finale viel de belangstelling tegen. De quantiteh werd echter vergoed door de kwaliteit. Behalve minister Marchant ontdekten wij op het officieele gedeelte tal van andere autoriteiten, o.W. Baron Schiimmelpenninck, Dr. v. Prooye, enz.

De wedstrijd-

Sparta begon goed. Mooi combinatiewerk bracht den bal bij Warburton en uit diens voorzet schoot Oostlander ineens met zijn linkervoet langs M®s (1—o). Bij een snellen uitval van rechts kon Cohen een voorzet niet voldoende onderscheppen, doch het liep goed af. Beide achterhoeden waren er nog „niet in”; de Spartaansche defensie herstelde zich het eerst. Na een fout in de Willem 11-verdediging belandde de hal bij Westdijk. Hij gaf over aan Voormolen, die kalm richtte en dan hoog inschoot (2—o). De Tilburgsche voorhoede was maar zelden gevaarlijk. Een vleugelschot van Crucq was vrijwel het eenige moeilijke werk, dat Cohen kreeg. Eens kwam Maas vóór open doel, doch richtte ongeveer op de wolken en zelfs toen Cohen zijn doel verlaten had, zag de impotente Willem 11-aanval nog geen kans te scoren. Het rood-witte quintet had intusschen niet stil gezeten. Bij een listigen through-