vrouw, die den verloren penning zocht, als de vader, die den verloren zoon wacht, zoekt en terugbrengt wat verloren is. Maar al te dikwerf komt het mij voor, dat zij, die het Evangelie verkondigen willen, al te veel zeggen wat het niet ia en geen ruimte laten voor hetgeen het wel bevat. Wat de prediking van het Evangelie niet is, dat zijn de vele betoogen en bewijsvoeringen, dat het Woord van God waar is. Ik houd veel van gezonde Schriftverklaring en wenschte, dat alle Christenen zich bezighielden met het bestudeeren van de inleiding op de bijbelboeken , maar hoe groot ik dit alles ook acht, nog grooter kleinood is het, wanneer Christus in al Zijn liefde den zondaar wordt voor oogen gesteld. Wat het Evangelie niet is, dat is wat ik dikwerf gehoord heb, wanneer alles gelegd wordt op de schouders van den mensch. De mensch moet alles doen, hij wordt opgeroepen tot een geestelijken storm om de deur van het paleis van Gods genade open te loopen. GodsWoord leert ons iets anders en beters. De poorten van het nieuwe Jeruzalem zijn van Gods zijde geopend en kunnen daarom niet gesloten worden door den mensch. Niet wat de mensch wil, begeert, doet, maakt hem zalig, maar wat God wil, begeert en doet. Ik vraag mijzelven wel eens af, wanneer ik sommige predikers hoor: Wanneer ik eens niets wist van het Evangelie en ik lag op mijn sterfbed en een prediker zette zich naast mij, zou hij mij dan op mijn vraag : Wat moet ik doen om zalig te worden? een bijbelsch antwoord kunnen geven ? Wanneer Christus niet is het begin, het middelpunt en het einde van de prediking, zoo is dat niet de prediking van het Evangelie.

Ik heb menigmaal een. toespraak gehoord , waarvan ik moest zeggen: Schoon gesproken, maar jammer, dat ik er niet in gevonden heb het antwoord op de bede van den tollenaar of de vraag van den stokbewaarder. Er is geen woord in de Heilige Schrift, waarvan niet iets gezegd kan worden tot eer van God, waaruit niet vele en rijke leering te putten is, en weest verzekerd, dat er uit de geraamten der geslachtsregisters meer honig te verzamelen is dan uit de geraamten van de stelsels van geleerde mannen uit de heidenwereld. Uit alles kan Christus gepredikt worden; want alle gedachten der Heilige Schrift gaan uit van Hem, die het middelpunt is, Hij is de Zon, die haar licht naar alle zijden uitstraalt.

En nu ten slotte: aan wie die heerlijke laat des Heeren gebracht moet worden. Het bevel luidt: predikt het Evangelie aan alle creaturen, niet aan een gedeelte der menschheid. Moest ik het Evangelie brengen alleen aan de uitverkorenen, hoe hoog ik ook de Souvereiniteit Gods stel, ik hield op met prediken. De last luidt: aan alle creaturen, niemand wordt door God uitgesloten, hoe diep gezonken, hoe ook vervreemd van de kennis Gods. Gods liefde is oneindig en daarom is geen zonde te groot, die niet door het offer van Christus kan worden weggenomen en geen zondaar, zoo ver afgedwaald, dien Christus niet kan behouden.

Wij leven in een tijd, waarin de gedachten van veler harten openbaar worden, waarin licht en duisternis al scherper tegenover elkander staan; het is onmogelijk geen partij te kiezen, gij moet vóór of tegen Christus kiezen. Wij vragen u niet, hoe gij denkt over alle bijzonderheden, de groote vraag is: Yóór of tegen Christus? Is Hij voor u te min, dan moet gij wel de waanwijsheid in persoon zijn. Is het u te min u te buigen voor Hem, die glans en heerlijkheid bezat voor het begin aller dingen en die bezitten zal tot in alle eeu wigheid ?

Overal, in de hoogere en de lagere standen onzer maatschappij wordt het Evangelie gebracht, de hoogste is niet te hoog en de laagste niet te laag. Geljjk de lucht het eigendom ia van alle menschen, zoo is ook het Evangelie, de liefde van God, het eigendom van alle menschen; dat is het algemeene, het sociale; dan worden wij allen gelijk, hoog en laag plaatsen zich naast het kruis en er is een eenheid in de harten door de liefde van God.

Hoevele volkeren zijn nog verstoken van het Evangelie, hoevele millioenen hebben nog nooit den heerlijken naam van Jezus gehoord, en toch, waar Jezus dezen last opdroeg in een kleine zaal in een afgelegen straat van Jeruzalem, daar wordt nu het Evangelie verkondigd over de geheele wereld, in de binnenlanden van Afrika, in Japan en China en doktoren worden uitgezonden, niet alleen om de ziekten te genezen, maar om tevens de banier van het kruis te ontrollen.

Welk een heerlijke zaak ons achter deze mannen, uitgezonden om den last des Heeren

te volbrengen, te scharen en hen te steunen met onze gebeden en gaven. Welk een heerlijkheid, wanneer wij ook zei ven kunnen heengaan met de betuiging: Ik wensch mijn leven, mijn tijd en mijne krachten te geven voor de volvoering van den last des Heeren.

Wij danken God, dat Ilij onzen weezenarbeid hoe langer hoe meer verbindt met dien der zending, de prediking van het Evangelie onder alle volken. Wij danken God, dat in het afgeloopen jaar op deze spreekplaats meer zendelingen gestaan hebben dan op eenigen kansel in Nederland, dat hier meer is gesproken over den zendingsarbeid dan op eenige andere plaats en dat God liefde en belangstelling voor dien arbeid in onze harten wekt.

Gaat heen in de geheele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen. Alleen aan het vertrouwen op Jezus hangt onze zaligheid, ons geluk voor tijd en eeuwigheid.

Christelijke school te Zalt-Bommel.

Al is het getal Christelijke scholen in de laatste jaren zeer toegenomen, zoo zijn er toch nog honderden dorpen en ook nog enkele steden in ons goede land, waar men te vergeefs naar zulk eene inrichting zoekt. Toch is eene christelijke school van groote beteekenis, en een zegen voor eene plaats. We wenschen de school, wanneer ze goed is, hare plaats daar, waar ze behoort, n.1. buiten kerkelijke geschillen. Dat zij op vele plaatsen hierin betrokken wordt, is zeer te betreuren, en het ligt niet aan de school, maar aan de personen, die de macht over de school in handen hebben. Bij de neutrale school is het op het gebied van den twist niet beter. Wjj denken aan de onderwijzers, die den moed hebben om in het openbaar het Socialisme te bepleiten. Wij danken er daarom God voor, dat wij in de bladen lezen, dat er weder eene Christelijke school zal worden opgericht of is geopend; want dit is de plaats, waar de kinderen niet alleen de noodige kennis kunnen opdoen voor dit leven, maar waar hun ook van den besten Kindervriend zal worden verteld.

De verloopen week, Yrjjdag 1 Mei, ia er weder eene nieuwe school geopend, en wel te Zalt-Bommel. Ik had het voorrecht om op uitnoodiging van de commissie aldaar een eerste woord aan de vrienden bij de opening van deze school te spreken. Op mijne reis naar deze plaats ontmoette ik een vriend, die mij de vraag deed, waar de tocht heen ivas. Toen ik hem mededeelde: naar Zalt-Bommel om de Christelijke school te openen, zag hij mij vol verbazing aan en zeide: hoe is het mogelijk, in Zalt-Bommel eene christelijke school? Ik ken deze stad. Dit mag wel het grootste wonder genoemd worden in den laatsten tijd op het gebied van het Christelijk onderwijs. Ik moest hem nu mededeelen, op welke wijze deze school was opgericht.

En het was mij een voorrecht hem te kunnen verhalen, hoe mej. Moorrees, wonende te Zalt-Bommel, met onbezweken moed en volharding des geloofs deze zaak heeft aangegrepen en het haar onder Gods zegen gelukt is om ook vooral buiten hare woonplaats een groot deel van de gelden, benoodigd voor den bouw der school en onderwijzerswoning, te verzamelen, en hoe de Heere God haar geloof en arbeid heeft gezegend en er nu eene commissie is gevormd van leden en een Bestuur, dat haar ter zijde staat. Vrijdagmiddag 2 uur mochten wij vergaderen in het uitnemend, net schoollokaal, welks inrichting ik zeer heb bewonderd. Het munt uit door netheid en doelmatigheid, ook door goede ligging in het midden van de stad in eene ruime, breede straat. Een talrijke vergadering van belangstellenden en vrienden was samengekomen. De Evangelist, de Heer Smit, leidde mij met een enkel woord in, ging voor in gebed en legde den Bijbel als het eerste boek in deze school op de plaats. Daarna mocht ik eenige gedachten geven over de woorden van Jezus tot Petrus: »Weid Mijne lammeren." Wat ik zeide, werd met onverdeelde aandacht aangehoord en na Psalmgezang en gebed de vergadering besloten. Ten slotte sprak de Heer Brinkgreve, leeraar der Hoogere Burgerschool, lid der plaatselijke schoolcommissie, een waardeerend woord over de oprichtiag der school, waarin hij zeer den ijver van mej. Moorrees prees, die tot zulke goede uit komsten had geleid. Des avonds wachtte de onderwijzer, de Heer Israël, uit OudeBildzijl naar hier beroepen, de kinderen, die dan feestelijk zouden worden onthaald. Wij allen waren het eens met hetgeen br, Yan der Garden, lid der commissie voor deze school, voorlas uit den bijbel bij den

aanvang, dat de Heere God Zijnen wonderen eene gedachtenis had gesticht en dat dus deze dag voor deze stad zeer belangrijk ten opzichte van de verkondiging van het Evangelie en de uitbreiding van Gods koninkrijk was. Waar de school nu is begonnen en de Heere tot nu toe heeft geholpen, rust er evenwel nog een schuldenlast op van, zoo ik vernam, bijna/4000. Hoe heerlijk zou het zijn, wanneer onze lieve vriendin, mej. Moorrees, eens het voorrecht mocht genieten, dat zij het middel mocht zijn om de ontbrekende gelden nog te verzamelen. Misschien waarde lezer, komt zij ook nog eens bij u, help haar dan zooveel mogelijk voort, en indien gij haar veel moeite wilt besparen, zend ons dan een gave voor dit doel, wij willen haar die gaarne overmaken. Dat Zalt-Bommel eene Christelijke school heeft, is van den Heere geschied, en daarom een groot wonder. Was ergens zulk eene school op hare plaats, dan wel hier, daar de kinderen ook hier op school met den Heere Jezus worden bekend gemaakt.

J. van 't llndenhout.

Salatiga-Zending.

Kalidjeret , 10 Maart 1891.

Uit een brief van Zendeling KAMP.

Heden vóór 8 dagen heeft Broeder

Zimmerbeutel zijn werkkring te Blara (Resid. Rembang) aanvaard, in deze residentie is hij de eerste zendeling, die daar toegelaten is. Zegene de Heere hem aldaar en stelle hem tot rijken zegen !

De Resident, die hem zeer vriendelijk ontving, meende , dat het Mahomedanisme in die residentie nog niet zoo diep wortel had geschoten als op andere plaatsen.

Terugziende op onzen arbeid in den afgeloopen jaarkring, hebben wij veel stof tot danken : de godsdienstoefeningen werden trouw bezocht, in Klampak zelfs zeer goed; in Karanggening werden 7 volwassenen door den Doop in de gemeente opgenomen, in die dessa zijn op dit oogenblik 10 a 12 familiën, die geregeld de bijeenkomsten bijwonen. In Sadagaran doopte ik 8 volwassenen, deze tezamen met 2 Christenfamiliën in Tempoeroeng vormen eene kleine gemeente, die mij veel hoop geeft. Voor de toekomst had ik groote teleurstelling gehad in de gemeente te Pahesan, eenigen maakten zich weder schuldig aan het opiumschuiven.

Gedoopt heb ik er hier geen enkele, ofschoon eenigen er mij om gevraagd "hebben.

Vol vertrouwen, met het oog op den Heere, wenschen wij dan ook den arbeid met het nieuwe jaar te vervolgen, wij hebben toch Zijne beloften: „Mijn Woord zal niet ledig wederkeeren."

Ziende op het tijdelijke, hebben wij mede groote redenen van dankbaarheid. Wij waren dikwerf niet zonder vele zorgen, maar de Heere betoont Zich in eiken nood steeds te zijn onze Helper, Hem daarvoor de eer !

Verleden week heb ik 2 nieuwe helpers aangesteld , zoodat hun aantal nu tot 5 geklommen is (zeker geen te groot getal voor 13 uit elkaar liggende dorpen.)

In Boweh is onze trouwe helper Riiaadroena, dien de Heere door den dood heeft weggenomen, nog niet vervangen, doch ook daar is zulks zeer noodig.

Het maakt mij wel eens bezorgd, of wel in

hun onderhoud zal kunnen worden vooizien, daar ik toch maar voor één hunner het vereischte salaris (ƒ10.— per maand) ontvang; echter de overtuiging : de Heere weet, dat zo onontbeerlijk zijn, gaf mij den moed om dezen weg in te slaan, hopende dat de Heere ook in deze onze Helper zal zijn.

Vijf helpers mogen de zendingsvrienden veel toeschijnen, maar als men bedenkt, dat verreweg de meeste volwassen Javanen, die tot het Christendom toetreden, niet eens kunnen lezer, dan zal rnen begrijpen, hoe noodig het is, dat er zich iemand in hun onmiddellijke omgeving bevindt, om hen dagelijks Gods Woord voor te lezen en teonder wijzen.

Het paard van Br. Kamp is dood, zoa gaf de Heere weder ter juister ure de middelen tot aankoop van een ander. Onzen hartelijken dank aan hem, die door den Heere hiervoor gebruikt mocht worden. Pastor Stürtberg is, zoover wij weten, op 16 of 17 April aangekomen te Salatiga. Wij hopen, de Heere stelle hem daar tot een rijken zegen.

De weduwe van Br. De Boer heeft zich met hare kinderen ta Batavia ter woon gevestigd, omdat zij daar beter in haar onderhoud zal kunnen voorzien. De Heere trooste haar in hare droefheid. Br. Heider betuigt zijnen dank aan de vrienden, die zijne gemeenteleden aan zaairijst hebben geholpen, de Heere zegende dit blijk hunner liefde door hun een goeden oogst te geven.

Kroniek der Weesinrichting.

Zal men in eenig christelijk werk telkens bij vernieuwing de hand Gods zien, dan is het vooral noodig om nu en dan.een blik achterwaarts te slaan en dan ziet men, hoe de Heere in Zijne groote liefde de gelijkenis van het mosterdzaad daarin waar maakt. Dit geldt in het bijzonder van den arbeid der christelijke philanthropie.

Het was treurig gesteld in de protestantsche kerken in Duitschland, toen de eerste zoogenaamde piëtisten hun arbeid aanvingen. Nooit hebben Spener en Aug. Herman Francke er aan gedacht, dat de Heere hun eenvoudig werk tot zulk een rijken zegen zou stellen voor de geheele christenheid. Zeker klein was het begin, toen ds. Prancke met enkele thalers aanving het naar hem genoemde weeshuis te Halle te bouwen; maar de Heere gaf het hem in het hart en zegende hem verder, toen Hij zijne oogen opende voor de ellende, waarin honderden arme weezen en verlaten kinderen in Duitschland verkeerde De ellende was hier weder oorzaak, dat de liefde, gesteund door een levend geloofsvertrouwen , de hand aan den ploeg sloeg ; en hoe heerlijk is dit werk gezegend. Alle christenen wijzen er met bljjdschap op, dat de Heere God het eenvoudig geloofsvertrouwen van Zjjn dienstknecht met den rijksten zegen heeft willen bekronen. En voor hoevelen is deze eenvoudige arbeid niet alleen ten zegen geweest, doordat zij hier verpleging en verzorging hebben genoten en hun het Evangelie gebracht werd, maar is bovendien dit monument van geloofsvertrouwen op den levenden God, voor duizenden tot bemoediging geweest om hun wankelend en klein geloof te versterken.

Jaren vliegen voorbij. Ds. Prancke's stichting te Halle verliest veel van het karakter van het geloofsgetuigenis, dat ten tijde van zijn leven hier gezien werd, maar de Heere God gaat voort. Een der studenten van Halle, wiens leven als student niet aan God gewijd was, wordt op merkwaar- _ dige wijze krachtig tot God bekeerd. Het is Mr. George Muller. Bij hem ontwaakt de lust om werkzaam te zijn in de verkondiging van het Evangelie onder Israël. Hij gaat in 1830 naar Londen, om verdere voorbereiding te ontvangen en wordt als leeraar beroepen bij eene vrije gemeente te Bristol.

Onder de schaduw van de muren van het groote weeshuis te Halle den Heere Jezus gevonden hebbende, is het geloofsvertrouwen en het werk van Ds. Prancke zijn ideaal bij den arbeid, dien hij hier aanvangt. Hij wenscht in alles van den Heere af te hangen, geeft daartoe alle vaste inkomsten op, en leeft uit de hand des Heeren. Al spoedig wordt het hem bekend, waar hij met ijver werkzaam is in huisbezoek, dat te Bristol vele weezen en verlaten kinderen zijn, wier verzorging zeer veel te wenschen overlaat, die zonder christelijke tucht en onderwijs opgroeien. Hij begint eerst met bat openen~ van scholen, daarna leidt de Heere God hem om arme weezen en verlaten kinderen, wat hunne opvoeding aangaat, geheel voor zijne rekening te nemen.

Bij den aanvang brengt hij dezen onder dak in gehuurde woningen, daarna leidt de i Heere hem tot het bouwen van het eerste weeshuis in 1836; al spoedig is een tweede noodig en hij heeft zelfs een vierde mogen bouwen. Deze huizen zijn zoo groot, dat zij 2200 kinderen tot woning verstrekken, die hier uitnemend zijn geherbergd en van al het noodige dageljjks worden voorzien. God heeft hem hiervoor alles geschonken, wat hij noodig had, en dat alleen op het gebed. Daarbij heeft hij eene andere inrichting geopend tot verspreiding van het Woord Gods over de geheele wereld, en meer dan een millioen bijbels verspreid in alle talen en alle landen. Daar naast staat eene andere instelling en wel voor het christelijk onderwijs aan arme kinderen in verschillende landen der wereld. Op deze scholen hebben 120000 kinderen onderwijs ontvangen. 70 scholen worden geheel door hem onderhouden. Door zijne traktaatverspreiding in alle landen der wereld heeft hij millioenen traktaten verspreid, waardoor het Evangelie bekend gemaakt wordt. 120 zendelingen worden door hem ondersteund.

Yoor dezen grooten arbeid heeft de Heere God hem meer dan 14< millioen gulden gegeven. En dit alles is geschied door een eenvoudig Christen, die niets buitengewoons heeft in zijn optreden, noch eenige bijzondere gave bezit dan die van tact van organisatie en onwankelbaar vertrouwen op den levenden God.

De arbeid van Mr. Muller te Bristol voor meer dan 50 jaar begonnen, is weder het middel geweest in de hand Gods, zooals wij u waarde lezer, meermalen hebben medegedeeld, dat de Heere ons er toe gebracht heeft om denzelfden weg te be-< wandelen. En wat de Heere te Neerbosch gegeven heeft, is u bekend. Doch ook onze geringe arbeid heeft voor 15 jaar gezegende vruchten mogen afwerpen.

Te Neukirch, een dorp in de nabijheid van Mörs gelegen, bestond voor jaren reeds eene inrichting tot verpleging en verzorging