3500 inwoners. Men vindt er verscheidene banken en allerlei magazijnen en winkels, grooter dan die in onze hoofdsteden en in alles van de beste stoffen voorzien. En dit alles bestaat door de landbouwers. In den oogsttijd kan men honderden wagens met 4 paarden in de stad zien, die hun koren aan de molens komen brengen. Ik heb allerlei soort van menschen gesproken, en zonder één uitzondering hebben allen mij hetzelfde gezegd, nl. dat het een heerlijk land is en dat de irrigatie een groote zegen is voor die toch zeer vruchtbare vallei. Nooit heb ik zulk koren gezien, en de opbrengst is ook het dubbele van die in alle andere staten.

Een groot voordeel , is daarbij, dat de markt nabij is.

De mijncentrums en de groote steden als Helena, Butha, enz. kunnen alles gebruiken. Het klimaat is zeer aangenaam, als in de hooge vlakten van Zwitserland. De loonen zijn hoog en uwe weesmeisjes kunnen hier en in Helena goede diensten vinden. Als zij een weinig de taal en gewoonten geleerd hebben, kunnen zij 25 Dlr. per maand verdienen.

Verleden Zaterdag en Zondag zijn wij uitgegaan om de Hollanders te bezoeken. Wij (Ds. W., zijn vrouw en ik) reden eerst naar Manhaften, een plaatsje aan de spoor, waar eenige Holl. familiën wonen: de logementhouder, bij wien wij den nacht logeerden, een smid en anderen. Ds. Deuning (vroeger voorganger in de vrije gemeente te Heerde) is er voorganger. Wij woonden er Zondagmorgen den dienst bij en reden toen uit om de Holl. landbouwers in de Vallei te bezoeken en daar middagdienst te houden.

Het regende zeer en daar de koetsier, wegens de gladheid van dan grond, vermeed over de heuvelen te rijden, raakten wij van den weg af en reden 9 mijlen om. Toen wij eindelijk de Holl. boerderijen in de verte zagen, was het te laat en moesten wij trachten, voor het donker werd te huis te komen. De afstanden zijn hier groot, maar de paarden,zijn onvermoeid. Over de slechte wegen, (bedorven door den regen) blijven zij den geheelen dag in sterken draf voortgaan.

Er zijn hier reeds 24 Holl. families, meest boeren uit Groningen, flinke en godsdienstige menschen, sommigen bemiddeld. Ds. W. is het hoofd der kolonie en in alles hun raadsman en helper. Met de grootste toewijding tracht hij hun in alles van dienst te zijn, en leent geld of is borg waar het noodig is. Indien men hier de toestanden ziet, dan begrijpt men, dat Ds. W. het onmogelijk vol kan houden, zonder eenige te gemoet koming, en toch ben ik overtuigd, dat hij er geld op toe moet geven. Zijn zoon en schoonzoon zijn zoogenaamd degenen, die de Hollanders helpen en ook de families ontvangen, maar natuurlijk is Ds. W. verantwoordelijk en eigenlijk de man.

Ik heb een zeer aangenamen indruk van hem en zijn huis ontvangen. Hij is hier kennelijk zeer gezien en is zeer weldoende en gastvrij. Ik ben overtuigd, dat mijn bezoek hem wel meer dan 50 Dlr. zal kosten, en hij wil niet, dat ik iets betaal, noch de logementen noch de rijtuigen (en die zijn niet weinig duur). Wij zijn hier voornamelijk om de Dearhorn Vallei te zien. De directeur van de Irrigatie-maatschappij, gewezen burgemeester van Helena, zou met ons gaan. Maar ik heb het tot mijn zeer groot leedwezen moeten opgeven. Het zoude minstens 3 dagen nemen en dat is mij onmogelijk. De afstanden vallen mij vreeselijk tegen en gedurig moet ik mijn reisplan veranderen en inkrimpen.

Westfield (in N. Dacota) heb ik moeten opgeven. Het zou mij 3';2 dag of meer genomen hebben om er te komen, een nacht in den trein en 2 in hotels, ik reken van het hoogste belang om onderzoek in de Dearhorn Vallei en het Irrigatieterrein te doen, en geloof met Ds. W. dat het hoogst wensehelijk en een zeer voordeelige geldbelegging zoude wezen om het kanaal te koopen. De tijd ontbreekt mij om in veel details te treden, maar alle securiteiten kunnen verkregen worden. Men kan hier op het oogenblik. geen geld krijgen. Geheel de Ver. St. verkeeren in een toestand, waar men zich moeielijk een denkbeeld van kan maken. Geheele zilvermijnen zijn hier gesloten en mannen, die in groote zaken zitten, moeten hooge intresten geven (12, 15, 20 pet.) om geld te i krijgen. De bankiers geven geen geld. Er is ; hier (niet het minst in dezen tijd) een uitne- : mende gelegenheid tot zeer soliede en voor- ] deelige geldplaatsing van allerlei aard, en ik ( ben overtuigd, dat, als een kundig en vertrouwd ] financier uit Holland met volmachten hier kwam, < hij verwonderd zoude zijn, hoeveel opening ' voor zaken hier is. Engeischen doen het wel, 5 maar er is zoo veel en het is zoo afgelegen t en nog zoo nieuw, dat er overvloed van voordeelige geldbelegging overblijft. Ik wenschte, 1 dat ook voor de Dearhorn Vallei en het Irri- 1 gatiekanaal, een kundig technicus uit Holland ; overkwam, maar dit is onzeker en zal in allen 1 gevalle lang duren. (

In afwachting wil ik mijn zoon, dien ik te 2 St. Paul hoop te ontmoeten, en Mr. Boan ; Hartsinck, vertegenwoordiger v. d. Ned. Amer. Landmaatschappij, vragen of zij er heen willen e gaan, alles nauwkeurig onderzoeken en rapport c uitbrengen. Ds. W. zal trachten hen vrijkaarten I te bezorgen en de overige kosten zullen betaald 1 worden door den Heer Bradford, Directeur v. I d. M«. Dit zal hoop ik aanleiding zijn, dat uit c Holland iemand met volmacht gezonden wordt, r Mijn zoon is goed bij de hand en Mr. Boan k Hartsinck is wegens de hypotheken gewoon k om goederen te taxeeren. Ik hoop maar, dat 2

zij het zullen kunnen aannemen. Ongetwijfeld zouden kapitalisten hier uitnemend hun ge!^ kunnen plaatsen door goederen te koopen bijv." het goed, waarover Ds. W. schreef. Ongelukkig is er wantrouwen, ook jegens Ds. W. Ik vermeen ten onrechte, maar zelfs al had hij er eenig voordeel of belang bij, wat zoude dat hinderen, als de zaak goed is? Wij willen morgen de Hollandsche landbouwers bezoeken en Vrijdag denk ik naar St. Paul te vertrekken, daar den eersten dag te blijven en vandaar naar Orange-City te sporen, en eenige dagen later naar N. Dacota. Lieten de omstandigheden het toe, dan zoude ik in bedenking geven, dat de Heer Koper met uwen zoon Jacob Montana bezochten. Als aannemer zou de heer Koper zeker de waarde van het kanaal wel kunnen beoordeelen.

Ook zoude ik den heer Leembrugge gaarne hier zien. Als landbouwkundige zou hij zeker genieten en misschien wel een landgoed als geldbelegging hier koopen. De reden waarom zij het Irrigatie-kanaal moeten verkoopen en het liefst spoedig doen is, dewijl het aan minderjarigen behoort, die in een proces gewikkeld zijn. De directeur is hun oom en voogd. Hij mag volgens de wet geen geld uitgeven om het kanaal te voltooien. Gaarne zoude hij het zelf koopen, daar hij er groot voordeel in ziet, maar ofschoon rijk, kan hij dat toch niet doen. Liefst zou hij geld op hypotheek nemen bijv. a 5 pCt. met een derde van de winst. Maar Ds. W. zegt, dat het veel voordeeliger zou zijn om het te koopen en het een uitnemende gelegenheid zoude zijn om meer Holl. boeren te plaatsen, daar de vallei ook zeer vruchtbaar is en een groot deel van het terrein nog onbewoonde boerenplaatsen zijn. Het Irrigatie-kanaal heeft meer water om over te beschikken uit de Missouri-rivier dan een ander in Amerika.

De heer Bradfort maakte een zeer gunstigen indruk. Gisteren dineerden wij bij hem en deden in zijn rijtuig een grooten Loer door de vallei. Hij is een van de meesten gegoede burgers van Helena, een zeer kundig jong man en niets geen speculant.

Gisteren bezocht ik den Gouverneur van de Provincie. Deze is bereid om in alles voor te lichten en te helpen. Hij vroeg aanhoudend of hij iets voor mij en voer de Holl. Emigratie doen kon. Hij is een zeer gedistingueerd man, Christen (ouderling van de Meth. Kerk). Ook 1 iy roemde den heer Bradiort zeer. Ik ontving het adres van den Gouverneur met verzoek hem te schrijven als er iets was, dat hij voor ons doen kon, van welken aard ook. De Hollanders zijn hier grootelijks gewaardeerd en geacht. Ook de heer Bradfort zeide mij, dat hij ze ver boven de Amer. landbouwers verkoos. Deze laatste zijn bijna allen speculanten. Zij willen spoedig geld verdienen, zijn niet tevreden niet de akkers, maar koopen aanhoudend grond bij met hypotheek en gaan dikwijls over den kop. De Hollanders werken ijverig op hunne boerderij en zijn reeds vrij goed bekend met de Irrigatie. Ik ben benieuwd hen zelf te hooren en voeg hier nog hun getuigenis bij. Goddank blijf ik nog gezond, maar wel ver- ■' kouden.

Het is een vermoeiend leven voor mijn leef- 1 tijd. Gisteren waren wij reeds te 4'/» uur op ' en dan den geheelen dag in de weer. Eenige J tientallen ^ mijlen rijden op ongelijke wegen 1 met afwisseling van warme zon' en koude < avonden en paar dagen aanhoudenden regen. \ Blijf mij in uw gebeden gedenken. Zooals ik . u schreef, bracht ik Heeres en zijn huisgezin i naar Winnipeg en schoot hun 53' Dlr. reisgeld voor. Toch vernam ik, dat zij al dadelijk werk ! hadden gevonden bij het korendorschen en 1 flink geld verdienden. Ik heb verwachting, dat 1 zij later als steenbakker^ werk zullen vinden. * Dit wordt goed betaald en heeft stellig toe- 1 komst, want de klei om steenen te bakken is i er overvloedig en de steenen kosten toch nog 1 10 Dlr. de duizend, lot mijn leedwezen is nog t maar één brief uit Europa terecht gekomen. Ds. W. zond er een naar Yorkton, maar die c is ^ nog niet terecht gekomen. Ik hoop, dat U mijn krabbelschrift zult kunnen lezen. Ik schrijf t in vliegenden haast, daar wij zoo straks weer , uitgaan en mijn hoofd is nog al vermoeid. Mijn plan is, zooals ik U misschien reeds schreef ' Dm D. V. den llen Nov. met de Parisian te S Vlontreal in te schepen. Het is dus nog 2 a ^ 3l, 2 maand, eer ik weer tehuis kan zijn. Mijn g reef is nu met mijn zoon en schoondochter, § die Fagel heeft uitgenoodigd) te Van Gouver. i Mijn neef heeft tal van aanbevelingen, o. a. d Irie van den heer Daley en een van Sir Ch. g rapper, dien wij te Winnepeg vonden en be- g .ochten en zal een rapport uitbrengen van dies wat van belang voor de Emigratie kan zijn. 8 Ik hoop, dat u aan Broekema geschreven ? ïebt en ook mij eens schrijven zult. Zeer ver- u angend ben ik om iets van Neerbosch en den ^ irbeid van de commissie te vernemen. Dage- k ijks gedenk ik u en de uwen in mijne gebeden ^ in ben overtuigd, dat de Heer alles ten beste k ;al leiden en dat u in de Weesinrichting door c illes zult gezegend worden. jj

Te Winnipeg sprak ik een Hollander, die er a :cnige jaren woont, tuinier is en groenten «■ n vruchten bouwt en verkoopt. Een van de iroeders De Vries werkt bij hem en zal misschien ° a-ter zi jn zaak continueeren. Die man, ook een ° Vies, (ik meen Haaksma genoemd) zeide mij, at men Canada niet te veel moet ophemelen' 8' aaar dat men er toch met zuinigheid en vlijt S' an vooruitkomen. Hij wil naar Holland terug g' eeren om daar de vruchten, die in. Canada zi edijen, te verbouwen. Hij heeft dan minstens Ui

ld 1000 Dlr. oververdiend om in Holland te be-

!'v, ginnen. Ook een ander Hollander in W., Mol

v. genaamd, heeft mij een goeden brief over

v- Canada gezonden, om in de bladen te plaatsen.

,k L. ROOSMALE NEPVEU tl it

r- St. Paul Minn., 25 Sept. 1893.

n Geliefde Broeder !

r Het was mij onmogelijk mijnen brief eerder n l.® verzenden. Hier aankomende' nam ik dadelijk de pen op. De dag voor mijn vertrek ben ^ ik nog met Ds. W. naar de Hollanders ge^ weest. Het zijn enorme afstanden en nam ons r een geheelen dag. Wij kwamen pas 's avonds ,j te 11 uur te huis, daar de wegen door den regen onbegaanbaar waren. Het is alles kleie grond. De getuigenissen liepen wel wat uiteen, r maar algemeen verklaarden zij, dat de grond s buitengewoon vruchtbaar is. Daar is ook geen a twijfel aan, maar enkelen waren wel wat onta moedigd, omdat een doorbraak van het kanaal, _ dat nog nieuw is, de oogst nog al geschaad j had, toch was die nog meer dan 25 bushel j per acre. Ook hadden enkelen onnoodige uit1 gaven gedaan en te weinig de zuinigheid betracht. |. Anderen waren vol moed, maar hadden nog niet j veel kunnen bebouwen.

Het volgende jaar hopen zij ieder 80 acres j m cultuur te brengen. De tijd ontbreekt mij tot meer details.

Mijn zoon heeft op zich genomen naar M011tana te gaan, om onderzoek naar de Dearhorn Vallei en het Irrigatiekanaal te doen en . zal er dan een rapport over uitbrengen. De L heer Boan Hartsinck heeft het niet aangenomen. Hij kon het niet doen zonder përmissie uit Amsterdam. Overmorgen vertrek ik D. V. . van hiep naar Orange-City en den 30sten naar South-Dacota. Ook daar echter vallen de afstanden mij tegen. Ik zou 30 mijlen moeten rijden om Charles Mix Country, waar Kuipers. woont, te bereiken en zal mij dus tot Douglas Country moeten bepalen, alwaar ik Kuipers hoop aan te treffen.

Het is amusant om de verschillende couranten over mij en Fagel te lezen. Ik verzuimde er uittreksels uit te bewaren.

Moge het u en de uwen welgaan. Met vriendelijke groeten aan uwe huisgenooten

Uw Broeder in Chr.

L. ROOSMALE NEPVEU.

Kroniek dsr Wasinrichting,

Als de zware stormen van den herfst ons weder bezoeken en wij hoe langs zoo meer gevoelen, dat de winter nadert, is het een groot voorrechts wanneer de provisiekelder en zolder goed gevuld is. Wij hebben veel reden om Grod te danken voor Zijne rijke zegeningen, die wij ook in dit opzicht voor de W^eesinrichting mogen genieten. Onze provisiekelder is geheefgevuld met den rijken aardappeloogst. Ook herinner ik mij niet, dat de kool zoo groot was, als die dit jaar op de akkers, daarmede beplant, zijn gegroeid. Wij hebben dus ook weder van dit voedingsmiddel den noodigen voorraad. Even gezegend was de oogst van sngboonen, zoodat achttien zeer groote tonnen met voorraad voor den winter onzen provisiekelder vullen. De knolrapen zijn zeer voordeelig g.egroeid. Nog nimmer hadden we zulke groote knollen als nu. Onze appel- en perenoogst heeft 200 H.L. opge- : leverd. Toch is er voor ons huisgezin van 1 meer dan duizend personen nog zeer veel 1 noodig en daarom is het ons" tot groote : vreugde, dat enkele vrienden ona hebben i verblijd met grootere en kleinere gaven om j aau te koopen, wat voor den winter nog noodig ia. ]

Deze zomer, met al zijne stormen en al 1 den tegenstand in onzen weezenarbeid, ia ] zeer gezegend geweeat wat den gezondheids- < toestand van de kinderen betreft. In de j laatste maanden hebben we bijna geene i «ieken gehad en zijn slechts een'paar sterf- 1 gevallen voorgekomen, waaronder van een i klein kind, dat ziek in de Weosinrichting > gebracht werd. En tot nu toe blijft de s gezondheidstoestand der kinderen zeer goed. c

J3 altijd een vreugde, wanneer ik r die honderden kinderen zingende en sprin- 1 gende, vroolijk als kleine vogeltjes, alsof a ei geen ellende in de wereld ware, zie rond- e springen en dansen en hunne liederen hoor r zingen. Dan roep ik menigmaal uit: Wat z ia Ooa toch goed, waar de menschen dik- t wijk zoo boos zijn. De zomer wua voor onze ii kinderen, door het aanhoudend schoone a weder, een tijd van veel vreugde. Onze k kleine tuiniers hebben nog nooit zooveel auc- e ces gehad op hun tuinarbeid. Meer dan 100 h kleine tuintjes waren er te zien, waarin g allerlei aoorten van bloemen bloeiden, die r< met de grootste zorg werden gekweekt en d onuerhouden. Hoeveel genieten de weezen lj op Keerboach waarvan men in andere t< weeshuizen verstoken is! Ik herinner mij ri geen enkel jaar, waarin er zooveel vlie- n gers waren. Men riep mij ruim een maand u geleden naar buiten om eena te komen w zien, want er stonden er vijftig tege- | vs lijk iu de lucht. Het was een leger van | je

e- vliegers, zoo zelfs dat de vogels, vooral de ooievaars, er van op de vlucht gingen. Welk '' een dolle vreugde heerschte er, wanneer de n- een of ander zijn vlieger, door een al te sterken windruk zag wegvliegen. Dan kwam aan het gejuich en gejubel geen einde. En dan durft men nog te schrijven, dat de weezen op Neerboach in een gevangenis zitten opgesloten. Ik sta waarlijk verbaasd '' over de dwaaaheden, die ik hoor of soma ^ in groote bladen leea. Wat kunnen de tijden toch omkeeren. Voor weinige dagen 1S meeat ik een voorraad van brieven opruimen, [s waaronder er waren van reeda vier jaren oud. n Den grooten brievenachat doorsnuffelende [. vond ik daar 0. a. drie brieven, waarvan 1, ik hier kort den inhoud wil mededeelen. d Ze waren geschreven nadat we ona zilvern feest hadden gevierd. Een oude dame schreef i" mij toei], dat zij de Weeainrichting had be•> zocht en groot bezwaar had tegen de 'l weelde, die onder de weezen heerschte. Die prachtige slaapzalen met al de gemakken, welke zij gezien had, vond ze veel te luxueus 'I, voor kinderen, die als meiden en knechts wellicht in de toekomst op een vlieringkamertje s zouden moeten slapen, waar ze zich bijna j niet zouden kunnen omkeeren en in een kelderkeuken verblijf houden, waar zij de - zon nauwelijka zouden kunnen zien. Zij meende, dit kon een geeat van ontevreden1 heid in hen verwekken, die zeer schadelijk ï00r hun volgend leven zou zijn. Deze dame was een belangstellende vrouw, die, zij is reeds overleden, veel heeft gedaan voor onzen weezenarbeid. Een heer, die als werk. man zich een tamelijk vermogen had mogen 1 vergaderen, zoodat hij zijn oude dagen in i rust kon doorbrengen, schreef mij na een ; bezoek, dat hij zeer veel goeds op Neer; boach had gezien en als een bewijs, hoe hoog hij den weezenarbeid achattè, zond hij mij / 25. Hij had echter ééne aanmerking en daar wilde hij mij op wijzen. Hij was bij zijn bezoek ook gebracht bij de tuintjes van de weeskinderen en meende, dat het heel verklaarbaar was dat menschen, die het practisch leven niet kenden, de kinderen in het aanleggen van tuintjes zich lieten oefenen, maar hij had niets op met die knutselaars van tuintjesaanleggers; hij meende, dat het slechte werklui zouden worden. Ik vond nog een anderen brief, waarin mij toch vooral werd aangeraden voorzichtig te zijn, en de kinderen niet te weelderig op te voeden, in het geven van wittebrood, vl'eeach, spek enz. Deze waa van een rijken Gelderschen boer, die mededeelde, dat hij aan zijn knechts en meiden nooit ieta anders gaf dan goed Geldersch roggebrood en dat ze dit heerlijk vonden en hjj het ook at. Dat deze boer geen gierigaard was, blijkt hieruit, dat hij mij meermalen f100 heeft gezonden voor de weezen. Ook hij is niet meer. Men ziet hieruit, waarde vrienden, dat het oordeel nog al verschillend is. Niet weinig brieven heb ik gedurende den weezenarbeid ontvangen, waarin ik zeer ernstig werd vermaand om toch de weezen niet zoo dikwerf een feest te geven. Vele vrienden, bij zulke feesten tegenwoordig, hebben mij gezegd het wel goed te vinden, dat de kinderen zoo vrooljjk waren, maar dat ze mij toch ernstig waarschuwden de zaak niet te overdrijven, want in het werkelijke leven zouden ze ondervinden, dat het waarlijk altijd geen feest kan zijn en het leven heel wat anders geeft te zien dan feest houden.

In hoeverre deze vrienden gelijk hebben gehad, beslis ik nu niet. Ik heb naar hunne raadgevingen zooveel mogelijk geluisterd, want zij kwamen van ware vrienden, die ons met hunne giften altijd hebben gesteund. De feesten in Neerbosch' Weesinrichting zijn echter niet minder geworden. De voeding, die de weezen ontvangen, is in geen enkel opzicht ingekrompen. Onze weezen krijgen nog evenveel vleesch en spek als in vorige jaren. De slaapzalen van de nieuw gebouwde huizen zijn zelfs nog ruimer dan de toen bestaande. En hoe ia nu eensklaps alles omgekeerd. Naar welke stem moet ik nu luisteren? Wat is wijs en ten zegen voor de weezen? De kinderen, die op Neerbosch verpleegd worden, zijn voor drie vierden allen uit de grootste I tijdelijke en geestelijke ellende in de Weesinrichting overgebracht. Dit verzeker ik allen vrienden, dat zij het, wat voeding, kleeding en dekael, plaatsen van verblijf en onderwijs aangaat, nooit zoo goed gehad hebben, ala zjj het nu hebben gekregen. Honderden, die de Weeainrichtinoreeds verlieten, hebben dit getuigd en zullen dit blijven getuigen. Het i8 zeer gemakkelijk, wanneer er geld is, prachtige huizen te bouwen en alles even ruim en weelderig in te richten. Dit kost veel minder moeite dun de zaak zoo eenvoudig te ad ministreeren ea te besturen, dat iedere wees aan voedsel, kleeding, deksel, onderwijs, administratie enz., slechts ƒ120 per jaar kost. Maar zal men dan, wanneer de