gekomen is, en Zijn rijk altijd nog een gc

rijk van strijden en lijden is, hoeveel, hoe de

ontzaglijk veel is reeds van deze belofte vé

vervuld! Hoe is Zijn Woord reeds uitge- li«

gaan tot alle volken! Hoe ver is Zijn rijk ei

reeds uitgebreid! In meer dan 300 talen g(

wordt in Zijn naam gebeden; de wildste ei volken hebben voor Hem hunne knieën

gebogen; geen zee is er bijna op den aard- w

bodem, die Zijn Evangeliepredikers niet d<

bevaren hebben, geen deel der wereld is m

er bijna, waar Zijn Evangelieboden niet vt

den voet gezet hebben. Ver boven wat re

men ten tijde des Psalmdichters de einden der d<

aarde noemde, heeft zich het rijk van Christus M

uitgebreid. Gelooft gij dat Zijne vijanden w

zulk een zegepralenden tocht kunnen tegen- B

houden ? Eer wordt de staf zijns vredes v<

tot een ijzeren scepter, eer wordt het zacht- ri

moedige lam een brullende leeuw, eer dat te

gebeuren zal. Lang heeft Hij geduld, maar r(

eindelijk wordt toch in Zijne verstokte vijan- k

den vervuld, wat wij 70 jaren na Zijne g-

geboorte in Zijn verhard Jeruzalem zien: di

»Gij zult ze verpletteren met een ijzeren o:

schepter, gij zult ze in stukken slaan als t(

een pottenbakkers vat." j n

Vernemen wij eindelijk: t

d

De' vermanende stem van den Psalmist. n

»Nu dan, gij Koningen, handelt verstan- ti delijk, laat u tuchtigen, gij rechters der g aarde. Dient den Heere met vreeze, en g verheugt u met beving. Kust den Zoon, g opdat Hij niet toorne en gij op den weg r vergaat, wanneer Zijn toorn maar een li weinig zoude ontbranden." A Nog is het tijd om zich aan Hem te b onderwerpen en onder Zijne vleugelen be- o houd te zoeken. Laat u nu raden, gij wijzen! b — och, dat de Koningen en Yolken, s de grooten en kleinen der aarde zich radeu r lieten! Laat u nu raden; och, dat zoovele s roepstemmen en waarschuwingen, die in l onzen tyd tot de menschheid komen, niet 1 verloren mochten gaan! Wij ten minste, t geliefden, wij willen onzen Heiland, wiens i eigendom wij reeds lang geworden zijn, i dienen met heilige viees; wij zullen ons i: verheugen over den liefelijken naam onzes * Heilands, en daarbij tevens »ons zelfs zalig- ( heid werken met vreeze en beven", wij ] willen den Zoon kussen, gelijk de boetvaar- < dige zondares Zijne voeten kuste, en Hem huldigen met tranen der dankbaarheid en i der liefde, opdat wij niet behoeven te sidderen, ah Hij op den grooten dag Zijner i heerlijkheid verschijnt.

Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen.

O liefelijk slotwoord ! Gelijk de regenboog na het onweder, gelijk het avondrood na den storm, gelijk het liefelijk geluid der fluit na het woest krijgsgeschrei, volgt het vredig slotwoord in dezen Psalm des donders: «Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen". Niet waar, geliefden, dat hebben wij ondervonden, reeds menigmaal in dezen stormachtigen tijd op zalige wijze ondervonden. Wie Hem vertrouwt heeft wél gebouwd. Dat zullen wij ervaren, als wij aan Hem vasthouden. Zoo willen wij dat troostwoord, deze gedenkspreuk onder de bezwaren en zorgen des levens met ons nemen : «Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen."

Ruwe stormen mogen woeden,

Alles om mij heen zij nacht,

God, mijn God zal mij behoeden,

God houdt voor mijn heil de wacht.

Moet ik lang zijn hulp verbeiden,

Zijne liefde blijft mij leiden ;

Door een nacht, hoe zwart, hoe dicht,

Voert Hij mij in 't eeuwig licht.

Naar GeroTc.

H. C. V.

Kroniek der Weësinriclitmg.

De weezenarbeid behoort tot die werken van barmhartigheid, welke zeker het meest besproken worden. Doch ook hieruit blijkt, dat er bij vele personen groot onderscheid is tusschen spreken en handelen. Op geen gebied komt het onware van vele menachen, meer aan 't licht, dan juist bij de werken der barmhartigheid. Nu wij in deze dagen bij vernieuwing herinnerd zijn geworden aan de ontfermingen Gods, aan ons geopenbaard in Christus, doordat deze voor het zondig menschengeslacht den dood des vervloekten aan het kruis ia gestorven, en wij de vrijwillige overgave van den eengeboren Zoon des Yaders hebben overdacht, zoodat wij gedrongen werden vol verbazing 'uit te roepen: »0 diepte des rijkdoms, beide der kennisse en der genade van God" bewonderen wij in den gekruiste den Barmharti-

gen Samaritaan bij uitnemendheid. Door tc de boeien des doods te verbreken es te ai verrijzen als koning des levens, wordt Hij k het, die in de geschiedenis van de ellehce ei en den ondergang der menschheid, als een tt gevolg der zonde, nieuw leven, genezing g< en ware blijdschap brengt, s<

Door de prediking van het Evangelie vi wordt de weg gebaand voor het werk van is den Barmhartigen Samaritaan, v.-ant waar di men zich buigt voor den gekruisten en oi verrezen Heiland en Hem als den eenigen n> redder erkent, dient en eert, daar treden st de geloovigen in de voetstappen van hun g> Meester en in Zijne kracht gaan zij voort d werken der barmhartigheid te verrichten, b Beschaving en ontwikkeling kunnen de b; volken wel opheffen uit den toestand van d< ruwe barbaarschhoid, doch de ellende weg is te nemen, dit kan alleen de ware opoffe- b rende liefde en deze is een vrucht van het h kruis. Overal waar men het Evangelie te- w genstaat en den Christus naar de Schriften la den rug toekeert, ziet men ook dat il ontwikkeling, zelfs in de beste richting, w toch den mensch niet hervormt of ver- o nieuwt. Dit is uitsluitend een werk des d Heiligen Geestes, dat door het geloof in r* den gestorven en verrezen Heiland in den I mensch tot stand komt. a

Wanneer men de geschiedenis der Christelijke kerk nagaat, dan is het, alsof wij \ v gedurende achttien eeuwen den onzichtbaren 'J grooten Samaritaan overal, waar het Evan- t gelie gepredikt ea geloofd wordt, zien ^ rondwandelen en nimmer gaat Hij onge- \ lukkigen en hulpbehoevenden voorbij, z Yan Hem heeft nooit iemand tevergeefs r hulp en redding verwacht. Men verheft in e onze dagen de wetenschap, men vereert 1; haar bijna afgodisch, men knielt voor elk \ stelsel dat wordt opgeworpen. Al is de * regeering dier goden ook nog zoo afwis- t selend en kort van duur, men moet zich ] buigen en doefc het dan ook steeds gewillig, t Het wordt bijna dwaas geacht, nog > te gelooven wat de oude bijbei leert. De i moderne crifiek, laat bijna geen stukje meer, zelfs van de historie der Heilige Schrift, ongedeerd. Het ontleedmes snijdt alles stuk; wat niet past in het kader van de wetenschap moet geamputeerd worden. < Men wil een bijbel zonder een persoonlijk God, zonder een persoonlijk voortbestaan van den mensch, omdat beide niet wetenschappelijk kunnen bewezen worden. Maar wat heeft in onzen tijd omkeering gebracht onder de ruwe heiden volken,' de menscheneters van Nieuw Zeeland en de Fidji-eilanden en de andere volken, die de eilanden groep van Australië of de binnenlanden van Afrika bewonen? Heeft de wetenschap dat gedaan of het Evangelie? Wie hebben de boeien der slaven verbroken ? Hebben dat de mannen gedaan uit de schooi van Voltaire en Hume? Of de mannen, die zich gebogen hebben voor den gekruisten Christus? Wie zijn gegaan in de holen der ■ gevangenissen, in die plaatsen, waar de mis; dadigers gemarteld en gepijnigd werden i en overgeleverd aan roofzieke en tirannische s bewaarders? Hebben dat de mannen en i vrouwen gedaan, die zich getooid hebben i met de roode vlag der revolutie, of zij die t zich geschaard hebben onder de vaan van 3 het kruis? Wie zijn het, die op de slag3 velden de gewonden lafenis en hulp hebben ) gebracht? Z^n het de mannen en vrouwen geweest, die vijandig tegenover het Evangelie stonden, of zij, die met het kruis op de borst en in het hart, moedig zich in den kogelregen hebben begeven om hulp te bieden aan gewonden en stervenden? Wie hebben het eerst zich ontfermd over de kleine kinderen om die op bewaarscholen, liefderijk te onderwazen en bezig te houden? Zijn het de leerlingen geweest van Rousseau? Neen, het was de geloovige dienstmaagd van den predikant Óberlin in _ het Steinthal, die het eerst een bewaarschool opende en dezen arbeid, die zulke rijke vruchten draagt, aanving. Wie hebben zich - ontfermd over de weduwen en weezen? n Zijn het niet mannen en vrouwen geweest, it die alleen door de liefde van Christus get, drongen zich voor dit werk hebben geger- ven? En nu moge men allerlei op-en aanï. merkingen hebben over hun arbeid, n men heeft geen recht om over een zaak st mede te spreken en daar een oordeel over u te vellen, tenzij men het zelf beter doet. i- En hiervan bespeuren wij tot nu toe weiin mg of niets.

b, Waar wij in den geest gestaan hebben e- in Jozefs hof en een blik hebben geslagen et in het geopende graf, daar hebben we rijke ;;e stof om den naam des Heeren te prijzen es en vallen wij in den geest neder aan de e- voeten van dezen grooten Held, wiens voete- stappen al de eeuwen door kunnen bespeurd er worden en vooral in de laatste jaren duin- delijk zichtbaar zijn in de werken der barm;i- hartigheid. Denkt u een oogenbük al die

toevluchtsoorden voor ongelukkigen, dien h

arbeid der Christelijke liefde in de verschil- d

lende Christelijke kerken, weg. Veronderstel w

een oogenbük, dat het mogelijk ware deze n

te vernietigen en ieder die nog een weinig g

gezond verstand bezit, zal mij moeten toe- o stemmen, dat de wereld in een hel zou

veranderen. Immers, beschaving zonder liefde v

is de weg naar de hel, want hierdoor moet u

de wraak tot haar uiterste komen. Het o

ongeloof weet zeer goed wat het doet, wan- g

neer het de Christelijke barmhartigheid be- li

strijdt en het zal dit hoe langer hoe heftiger ^

gaan doen. Zoolang deze de hand tot red- ft

ding uitsteekt naar ongelukkigen en hulp- Is

behoevenden, kan de revolutie zich nooit n

baanbreken. Alles wat losstormt op hetgeen b

de Christelijke kerken en de geloovigen doen, o

is vijandschap tegen Christus. Wanneer de si

barmhartigheid, die van het kruis uitgaat, e

haar arbeid staakt, komt het monster der h

wraak uit den afgrond en zal door de si

lava der revolutie Europa overatroomen. h Men weet niet, hoeveel kwaad men doet,

wanneer men den leugen en de laster tegen- k

over Christelijke inrichtingen helpt verbrei- v den. Men werkt dan mede aan het werk der revolutie, dat is het werk des duivels, Fouten aan te wijzen in eenigen Christelijken arbeid, is volstrekt geen kunst. Iemands werk critiseeren kan zelfs een idioot. Maar

waar zijn de personen, die het verbeteren ? e

Tot nu toe laten ze zich nog immer wach- j:

ten en het is dan ook niet te doen om t

verbeteringen aan te brengen. Neen, liefst t

wil men alles zoo slecht mogelijk gemaakt i

zien, om daardoor de revolutie voor te be- ,

: reiden, die zich wapent tegen Staat, Kerk ( en Kapitaal Deze stroom van ontevredenen

laat zich door niets tegenhouden. De eischen s

van hen, die zich hierbij aansluiten, zullen ]

nimmer kunnen voldaan worden, tenzij men <

toelaat, dat zij alles te onderstboven keeren. ,

De eenige macht, die hier tegenstand kan ■

bieden, is de macht van den gestorven en | ,

verrezen Christus en het zal waar blijven, ]

wat Luther zong : :

Houdt Christus Zijne kerk in stand

Zoo mag de hel vrij woeden.

De prediking van het Evangelie is met de verbreiding en verspreiding van het Woord Gods het middel, dat de Heere God ons in de hand heeft gegeven, om den vijand tegen te houden en de vrucht van die prediking is : te wandelen naar het Woord van God en zich uit gehoorzaamheid aan Christus, den grooten Barmhartigen Samaritaan, te ontfermen over hulpbehoevenden en ellendigen, weduwen en weezen.

De laatste zonnige dagen hebben ons in den Weezenarbeid rijke zegeningen gebracht. Vooral ook hierin, dat wij weder tot stilte en kalmte mogen komen en we den Heer kunnen dienen in Zijn werk voor de ouderloozen. Over niets verbaas ik mij meer dan over de lichtgeloovigheid van een deel van ons volk. Het is, alsof men zijn verstand heeft verloren en spoedig zou men er toe kunnen komen van te meenen, dat niemand meer nadenkt. Tegen geen enkel deel van de heilige wet Gods is in de laatste tijden meer gezondigd dan : Gij zult geen valscn getuigenis spreken tegen uwen naaste. Hoe het i zijn moge, de Heer zal wel zorgen voor Zijne eer en wij twijfelen nooit, dat de i waarheid een volkomen overwinning zal ' behalen.

We zijn zeer dankbaar, dat zoovele wee5 zen vrienden ons verblijden met hunne gaven, i Wij hopen en vertrouwen, dat er velen nog s bezig zijn met gaven te verzamelen voor 3 de verbetering der weeshuizen en de vol3 tooiing van het Ziekenhuis, alsmede voor , het onderhoud der weezen.

De zonnige dagen in de natuur zijn ook J voor den weezenarbeid zeer welkom gee weest. Hierdoor hebben wij gelegenheid Q gehad om het werk op de boerderij met 1 kracht voort te zetten. l)e landen, bestemd e tot verbouw van aardappelen worden beh mest en geploegd. Reeds is een gedeelte ? bepoot.

;, We zijn zeer druk bezig met de schoon|- maak van de weeshuizen. Twee en dertig i- huizen moeten worden schoongemaakt. Dit - is geen klein werk en er behoort heel veel !, overleg en wijsheid toe om dit te doen, k zonder dat daardoor inbreuk wordt gemaakt ir op den geregelden gang der werkzaamt. heden.

i- Het droge, zonnige weder is mede een

middel, dat het in aanbouw zijnde Ziekenn huis genoegzaam droog wordt om, zoo wij n hopen, met Mei onze zieken hierin een plaats e te kunnen geven.

n Onze tuinman ia ook met de jongens le druk. bezig om het land te bearbeiden, de t- groenten te zaaien en de erwten te d leggen. Zoo heerscht er allerwegen bei- drijvigheid in or.s midden. Op geen plaats ï- is, denk ik, zooveel afwisseling al3 op de ie Weesin richting te Neerbosch, en de ervaring

heeft mij in de laatste weken weder zeer duidelijk doen zien, hoe moeilijk het de weezen valt, die. de inrichting verlaten hebben, om vooral in den beginne zich te gewennen aan veel wat zij dan missen en op Neerbosch hebben genoten.

Aan de weezen, die buiten ons goedvinden de inrichting verlaten, wordt geen uitzet medegegeven , aan de jongens ook geen gereedschap. We hebben de afgeloopen week opnieuw een allerongelukkigste ervaring gemaakt. Een van onze weesmeisjes is in het vorige jaar door familiebetrekkingen, ter oorzake van den laster over Neerbosch, teruggehaald. Zij is nu in den allertreurigsten toestand op Neerbosch teruggekomen en indien wij ons niet over haar hadden ontfermd, stond ze op straat zonder eenige hulp. Het is weder een bewijs, wat de lasteraars en zij, die hen hooren en den laster door woord en geschrift heipen verbreiden, op hun geweten hebben.

Met verzoek om het in de Weezenkroniek op te nemen, ontvingen wij het volgend schrijven:

Aan den Heer P. J. Milborn Uitgever

te Nijmegen.

Het is mij eene behoefte, na hetgeen er alzoo in den laatsten tijd over Neerbosch is geschreven, mijn sympathie eens te betuigen met de tijdschriften, die onder redactie van den heer Van 't Lindenhout uitkomen en die natuurlijk veel tijd innemen van den directeur. Ik kan u zeggen, dat, overal waar ik de boeken geef, b. v. De Vriend des Huizes, Goede Woorden, enz., zij met het grootste genoegen gelezen worden. De inhoud getuigt ook van een opgewekten, vromen zin, die zoo noodig is aan te kweeken bij bet volk, waarmede ik het genoegen heb nog al eens in aanraking te komen. Ik ben verbonden aan twee bibliotheken, één voor zieken, één voor een wijk hier ter stede, en ik kan u verzekeren, dat een tijdschrift, bij u uitgekomen, zelden in de kast blijft staan.

Ik hoop zeer, dat de heer Van 't Lindenhout, ofschoon de redactie hem veel tijd kost, deze tijdschriften niet zal doen ophouden; ik geloof en durf ook te hopen, dat er veel zegen op dit zijn werk rust. Meermalen heb ik gezien, dat op de een of andere ziekenzaal de geschriften gelezen of voorgelezen werden en menigeen zichtbaar onder den indruk aangedaan werd. Het was geen sentimentaliteit, en naar ik vertrouw zal het hen tot zegen hunner onsterfelijke ziel zijn geweest.

Wat kan men soms veel goeds doen met de gaven, die God schenkt, en dit is zeker: de heer Yan "t Lindenhout heeft gaven om tijdschriften te redigeeren!

Amsterdam.

Binnenland.

Omtrent de begrafenis van Ds. Heinecken 19 Maart j.1. overleden, meldt het „Vaderland":

Dat een diep betreurde doode ten grave daalde, die zich in wijden kring achting en vrieLdtcbap had verworven, bewees de groote menigte belangstellenden, die den stoet c-mgaf, waarmede het stoffelijk overschot van ds. E. W. Heinecken ter laatste rustplaats werd gehid.

Voorafgegaan door verpleegden uit het Weeshuis der Ned. Her?, gemeente, gingen a's slippendragers naast den rouwwagen, waarvan het lijkkleed ' slechts door een enkelen krans was gedekt, be' etuursleden van de Haagsche afdeeling van de Naiionaaï Christen Gaheel-Onthouders-Vereeniging

■ vari welke afdeeling de ontslapene de oprichter was.

In den omtrok van het sterfhuis waren vele belangstellenden en het meerendeel hunner vergezelde den stoet tot op de begraafplaats Eilc-en' Duinen. Ook daar had zich een groote schare 1 vereenigd. O. a. werden hier opgemerkt, behalve t vele predikanten, zoowel uit Den Haag als elders, l bestuursleden van Christelijke instellingen; leden van den kerkeraad; kerkvoogden, ouderlingen en ^ diakenen; vrouwelijke en mannelijke leden van de " Geheel-Onthouders-Vereeniging; diaconessen uit de wijkafdeeling van ds. Heinecken, . en nog vele

■ anderen.

y Toen het lijk in de groeve daalde, zongen de t weeskinderen het ie en 7e vers van Gezang 187 j en daarna trad ds Voorzitter van den Kerkeraad, ds. Van Gheel Gildenieester, naar voren om te ' doen uitkomen, dat, aan dit graf de dood niet het ' laatste woord heeft. Hoewel de ontslaptne wars van alie huldebetoon was, meende spr. toch een enkel woord te mogen spreken ter nagedachtenis tl van hem, die ieder hooger achtte dan zichzelf en _ daardoor zoo geliefd was. Want, spr. wees er op, j- het was siiet louter nieuwsgierigheid, maar veeleer ^ belangstelling, die thans hier zoo velen te zaaien 3 bracht bij de groeve van ds. Heinecken, wiens gausche leven één prediking kan genoemd worden s en die tot 'c laats.e toe gewerkt heeft, ja, bijna e op ziia post was gestorven.

e Uit naam van hei hoofdbestuur der ChristenGeheel Oaihouders-Vereen. herinnerde ds. Roose . uit Pbotterdam iu krachtige taal vervolgens aan 'J het vele, dat, ds. Heinpcken, hun geacht medelid, e voor de Vereenigitig bad verricht, en door wiens g I verecheiden een krachtig strijder gemist werd, die