N°. 1637.

WOENSDAG 14 MEI.

1902.

HET OOSTEN.

Prtitó getoifb iroii (»liriifüilf

Ziet, Hö &omt met de wolken, en alle oog »al Hem zien, ooit Rod&CtëUF« J. VAN 'T LINDENHOTjT» p8 armen hebt gijlieden altijd, met u, maar Mij hebt gö

degenen, die Hem doorstoken hebben; en alle geslachten der Uitfl0V0r: P. J. MILBORN, niet altfid.

Aarde sullen over Hem rouw bedreven \ 3» amen. Joh. 12 vs. 3.

Openb, 1 vs. 7. TE NUMEGEN*

Dit blad verschijnt eiken Woensdag. Moaaementsprijs per halfjaar ƒ1.50. Afzonderlijke nummers 10 Cent. Prijs de* Advertentiën: van 1-—10 regels f *•—> elke regel meer 10 Gent. Advertentiën gelieve men franco te zenden aan den Uitgever te Nijmegen; Ingezonden Stukken aan de Redactie en Gelden aan den Administrateur A. J. Bloemendal te INeerbosch,

' ' . 1 —- 7

Aan de goede vrienden van den weezenarbeid te Neerboscli.

Het is ons eene behoefte om u allen, die zoovele jaren reeds den weezenarbeid hebt gesteund en op alle mogelijke wijzen ons uwe hulp en medewerking in de verzorging van arme en verlaten weezen hebt geschonken, onzen hartelijken dank te betuigen. Gij zijt het middel geweest in Gods hand, waardoor wij menigmaal uit grooten geldelijken nood werden gered, en honderden weezen zijn verzorgd en opgevoed. En dit is zeker een zegen, die zeer gro jt mag genoemd worden, want er is niets, dat van grooter beteekenis is, dan dat men door den Heer gebruikt mag worden in het werk der barmhartigheid.

Honderden malen hebben wij de hulpe Gods ondervonden en van niets zijn wij zoo verzekerd dan dat Hij het gebed boort en op Zijn tijd ook verhoort.

Daarom gaan wij voort om dagelijks te bidden, dat Hij in alle nooden, waarin wij zijn, wil voorzien. Met den Heere God in beproeving te zijn is een zegen, want Hij leidt nooit de Zijnen in moeielijke wegen zonder voor hulp en uitredding te zorgen. Hij kan dit doen langs verschillende wegen, en daarom stellen wij onze zaak geheel in 's Heeren hand.

Hoe heerlijk echter is het, lieve vrienden, wanneer wij als een middel in Gods hand daartoe gebruikt worden en we Hem mogen dienen van onze goederen.

Daarom komen wij, ook met het oog op de gewichtige dagen van het a. s. Pinksterfeest, wanneer wij gedenken, dat God de grootste aller gaven, den H. Geest, aan Zijne gemeente heeft geschonken, met de vriendelijke vraag tot u, om een kleiner of grooter offer voor den weezenarbeid op

Neerbosch.

Wanneer het u wellicht moeite kost geld te verzenden, geef ons slechts met enkele regels uw adres op, dan zijn wij bereid het door een van onze vrienden bij u te laten halen.

U bereids dank zeggende voor uwe hulp en medewerking, bidden wij van onzen Heer u een gezegend Pinksterfeest toe.

Na minzame groeten

Uw dw. dn. aïi heilwanschende Vriend J. VAN 'T LlNDENHOUT.

Pinksterlied.

wijze: Gez. 69.

Heiige Geest, o bron van 't leven,

Op Isrels Pinksterfeest gegeven,

Van 's Koningswege toegezeid;

Vuurge tongen, vreemde talen,

En stormgedruisch bij 't nederdalen,

Getuigen van Uw heerlijkheid;

Bewijs van Jezus trouw,

Die ons U zenden zou,

Dierb're Trooster!

Breek door, stuw voort

Van oord tot oord

Het zaalgend Evangeliewoord.

Heiige Geest, werk in ons leven, Opdat wij naar volmaking streven, Gespeend aan zonde en zondelust, Aan de onreinheid ons ontwringen; In God en Goddelijke dingen Vindt onze ziele alleen de rust,

Hier woelt en blijft de strijd,

Hier is 't beproevingstijd,

Dierbre Trooster!

Die 't goede werkt,

In ons versterkt,

Drijf uit, wat Uwe macht beperkt.

Heiige Geest, zend uit Uw boden, Die volkeren tot Jezus nooden,

Uw licht verdrijv' de duisternis; Dan versmelt 't onzinnig woelen Der Boozen, satans trotsch bedoelen, Voor 't Woord van God, dat zeker is; Breid uit, voltooi Uw werk,

Den bouw van Christus' kerk,

Dierbre Trooster!

Verlost van dood En eiken nood,

Voert Ge eens Gods volk in Jezus' schoot.

Het Pinksterwonder.

Van alle feesten, die sedert eeuwen door de Christenen gevierd worden, is het Pinksterfeest wellicht het belangrijkst. Immers, het vormt den sluitsteen of liever het is het einde van de openbaring van Gods ontfermende liefde en genade tegenover een zondig menschengeslacht. De beloften Gods hebben op den vijftigsten dag na 's Heeren verrijzenis uit de dooden, hunne volkomen vervulling verkregen.

Het Pinksterwonder is zeker het grootste en voor ons, die gelooven, van de grootste beteekenis.

In het Oude Testament was het: God boven ons, boven het zondig menschengeslaciit. De stralen van licht en heiligheid braken toen, als op den eersten dag der schepping, door de donkere wolken en wekten in 't bijzonder onder Israëls volk licht en leven.

Bij de komst van Christus in het vleesch was het: God naast ons. En hoe heerlijk zien wij in Zijn persoon den vollen glans der genade Gods schitteren te midden van een menschenwereld, die verloren was in duisternis en zonde. Maar er was ook reeds onder den ouden dag, nog een heerlijker toekomst voorspeld.

De Heer zelf had hiervan gezegd, toen Hij Zijne jongeren sprak van Zijn aanstaand heengaan en zij diep bedroefd en verslagen Hem aanstaarden: „Ik zal den Vader bidden en Hij zal u een anderen Trooster zenden, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid." En verder: Maar de Trooster, de Heilige Geest, welken de Vader zenden zal in Mijnen Naam, die zal u alles leeren en u indachtig maken alles wat Ik u gezegd heb.

En voordat Hij van Zijne jongeren scheidde, richt Hij deze ernstige vermaning tot hen, dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden, totdat zij aangedaan zouden zijn met kracht uit de hoogte.

Deze heerlijke belofte is op het Pinksterfeest, nadat de jongeren des Heeren tien achtereenvolgende dagen eendrachtig biddende waren bijeen geweest, op het heerlijkst vervuld.

De Heer heeft het gebed verhoord van die kleine schare mannen en vrouwen, die hunne handen en harten ten hemel hebben opgeheven, en in het gebed volhard hebben, tot de Heer hen schonk wat Hij had beloofd.

Hoe heerlijk is het, ons in den geest verplaatst te zien op den eersten Pinkster¬

dag in een der nevenzalen van het prach¬

tige tempelgebouw.

Het is van groote beteekenis dat zij bijeen waren naast den tempel. Niet meer daar binnen; want het voorhangsel was gescheurd van boven naar beneden. Doch ook niet ver van den tempel verwijderd, maar in zekeren zin er aan verbonden. Het Nieuwe Verbond staat niet gescheiden van de oud testamentische bedeeling. Wet en genade staan niet tegenover elkaar, maar naast elkaar. Zonder het eerste kon er geen sprake zijn van het laatste. Het Oude Testament is en blijft het fundament van het gebouw, waar het Nieuwe op is verrezen. Maar laat ons ook toezien, dat wij niet ongehoorzaam worden aan de zoo ernstige vermaning van onzen Heiland, en den nieuwen wijn niet gieten in den ouden lederen zak, want dan berst die.

Van den eersten Pinksterdag lezen wij, dat de kleine gemeente der geloovigen, eendrachtig bij elkaar was. Heerlijk getuigenis! Maar laat ons nooit vergeten, dat zij biddende en niet disputeerende tot elkaar waren gebracht. Dus door God zelf. Niets is den mensch onmogelijker, dan eenheid onder menschen te scheppen. Sedert den bouw van den toren van Babel en de verwarring der spraken, die daarvan een gevolg was, hebben vele mannen op politiek en godsdienstig gebied een eenheid zoeken te bewerken.

Op staatkundig gebied heeft men dit zoeken te bereiken, doormacht'en geweld. Maar al de zoogenaamde wereldrijken zijn onder gegaan en in kleine brokstukken verdeeld. Op godsdienstig gebied gaat het evenzoo. Wij hebben in het bijzonder het oog op de Christelijke kerken.

Hoe grooter de kerken zijn, hoe meer verdeeldheid in die kerken ontstaat in meeningen en opvattingen. En waar de

kleinere kerken en partijen alles wUIen aan elkaar lijmen neemt de verdeeldheid juist hoe langer hoe meer toe zoodat de kleinere partijen zich in nog kleinere splitsen. Eerst dan, wanneer men biddend tot elkaar komt, wordt Christus het middelpunt. Dan zoekt men de eenheid niet in eenig leerstelsel of in een formule, of in kerkelijke handelingen en inzettingen, maar in Hem alleen. De eenheid is een gevolg van het geestelijk leven. Laat ons echter niet streven naar een eenheid, die wij toch nooit kunnen tot stand brengen en die eerst komen zal als de Heer wederkomt.

De Heilige Geest woont nu in alle kringen van geloovigen, waar de eer van Gods naam wordt gezocht en men het heil der zielen op het oog heeft.

Het was een heerlijke dag die eerste Pinksterdag te Jeruzalen toen allen vervuld werden met den Heilgen Geest en de groote werken Gods verkondigden in de verschillende talen, die de vergaderde menigte sprak, of liever verstond.

Niemand dus, daar tegenwoordig zijnde, was uitgesloten het woord Gods te hooren en allen konden, wanneer ze straks wederkeerden naar hun land, de blijde tijding brengen: dat zij de groote werken Gods hadden hooren spreken, niet alleen in de Hebreeuwsche taal, maar ook in de taal van het volk, waaronder zij nu woonden. En dat was de heerlijke profetie voor de toekomst, waarin wij nu leven.

Als wij ons een oogenblik met onze gedachten verplaatsen te midden van de 120 mannen en vrouwen, die hier vergaderd waren, waarvan de geleerden van

Jeruzalem zeiden, dat zij allen Galileërs

waren, — dat wilde in dien tijd zeggen onbeschaafde, onontwikkelde menschen, — en wij zien, hoe vorsten en volkeren, bij al het treurige, dat in onze tijd gehoord en gezien wordt, zich toch buigen voor onzen Heiland en Hem eeren als hun Heer en Koning, hoe krachtig heeft Hij zichdan geopenbaard. Wie heeft die groote omkeering teweeggebracht, dat de trotsche heidentempels nauwelijks meer dan puinhoopen zijn, en de heidenvolkeren met hnnne machtige koningen en breede scharen van priesters in Europa en een groot deel van de wereld zijn onttroond en terneergeworpen ? Dat groote wonder, die omkeering, zooals de wereldgeschiedenis nooit of nimmer heeft kunnen aanwijzen, is de vrucht van de uitstorting des Heiligen Geestes, die de zondige, Gode vijandige menschenharten bij millioenen, ook nog in onze dagen, tot, bekeering leidt en vernieuwt.

Hooren wij niet de heerlijkste tijdingen over het werk van de Evangelieverkondiging onder de heidenen? Terecht heeft de dichter gezongen en wij zingen hem na r

Ja, elk der vorsten zal zich buigen En vallen voor Hem neer.

Al 't heidendom Zijn lof getuigen Dienstvaardig tot Zijn eer.

En de dichter van den nieuwen tijd zingt:

Kaffer, Moor en Indiaan Bidden haast den Heiland aan.

Het geruisch van dien geest der waarheid duurt nog altijd voort ; als een geweldige storm werpt de geest der waarheid dien der leugen ter neer. En wij achten ons gelukkig dat wij den tijd tegemoet gaan waarop de aarde vol zal zijn van de kennisse des Heeren gelijk de wateren den bodem der zee bedekken.

Laat bij ons, nu wij weder het Pinksterfeest tegemoet gaan, den waren geest des gebeds gevonden worden.

En dat kan alleen dan zijn, wanneer wij ons zelf als arme en verloren zondaren aan de voeten van Jezus neerwerpen, en alles van Hem verwachten, die telkenmale ons verblijdt en ons den Heiligen Geest wil geven.

Die geest der waarheid, die in alle waarheid leidt, werpt in ons terneer alle hoogten en maakt ons vrij van zonde en dwaling. J. van 't Lindenhout.

Kroniek der Weesinrichting.

Bij de vele zorgen en moeilijkheden, die verbonden zijn aan de verzorging en en opvoeding van arme en verlaten kinderen, wier opvoeding dikwerf geheel is verwaarloosd, is het zeker een zegen van God, dat er ook zonnige dagen zijn, dagen waarop men als van zelve er toe gebracht wordt om den Heer te prijzen voor Zijne hulp en liefde en vooral voor den zegen, dien Hij op den arbeid wil schenken.

Wanneer wij alles lezen, wat in onze dagen over weezenverzorging door de pers wordt openbaar gemaakt, dan krijgt men onwillekeurig den indruk, dat die moeilijkheden in de weeshuizen alleen voorkomen tengevolge van het systeem, dat daar wordt gevolgd. Wij houden staande, en onze ervaring stelt ons in staat daarvan voorbeelden bij te brengen, dat de moeilijkheden bij de opvoeding van weezen in het huisgezin even groot