zijn en dikwerf nog grooter. Evenwel,

men zou aeze taak kunnen opnemen zooals een vrouw, bij wie ook twee kinderen waren uitbesteed. Toen ik eenigen tijd geleden naar den toestand dezer kinderen informeerde en haar de vraag deed: hoe gaat het nu met hen ? kreeg ik ten antwoord: „o, best, ik heb niets geen moeite met hen, als ze uit de school tehuis komen, nemen ze hun eten en dan gaan ze naar buiten (d. w. z. op de straat) spelen en dikwerf zie ik ze niet weer voor ze naar bed moeten.

Men zal de opmerking maken, dat men in zulke gezinnen, geen kinderen moet uitbesteden. Maar ik weet niet, of de kinderen in het zooeven bedoelde gezin er slechter aan toe zijn, .dan in andere, waar ze, wanneer ze uit de school komen, door hunne pleegouders gebruikt worden voor allerlei huiswerk. Ik wil niet ontkennen, dat er goede gezinnen zijn, waarin men kinderen gerust kan plaatsen. Maar hoe komt het, dat die slechts zelden in de steden worden aangetroffen en wel op de dorpen bij boeren-arbeiders ?

En ten laatste nog: al heeft men ook het voorrecht zulk een gezin te vinden, vraag dan eens aan de pleegouders, of

liever stei eens een nauwkeurig onderzoek in bij personen, die het kunnen weten, met welke moeilijkheden men hier ook te worstelen heeft.

De invloed van buiten, van hen die slechte bedoelingen met zulke kinderen hebben, is in huisgezinnen even groot als in Weeshuizen.

Wij wijzen hierop niet om onze vrienden alleen het donkere voor de oogen te stellen, maar toch de groote bezwaren te noemen, die zijn verbonden aan de verzorging en opvoeding van weezen, zoowel in huisgezinnen als in inrichtingen. ^ Gelukkig er is geen arbeid, dien de Heere God Zijne kinderen opdraagt, of daaraan is ook zegen verbonden. En een rijk loon ontvangen zij van den Heer, die zich gewillig, door liefde gedrongen, geven voor een werk, waarin de hand der liefde naar ongelukkigen en hulpbehoevenden wordt uitgestoken. En dit geldt in het bijzonder de verzorging en opvoeding van verlaten kinderen.

In den weezenarbeid op Neerbosch hebben wij st-eeds met vele bezwaren en moeilijkheden te worstelen gehad. Niet alleen moeilijkheden aan de opvoeding der kinderen verbonden, maar ook de financieele zorgen hebben menigmaal zeer zwaar op ons gedrukt.

Toch moeten we den Heere God danken, dat Hij ons zoo vele jaren in dezen arbeid eene plaats heeft aangewezen. En steeds hebben wij ondervonden en wij ondervinden het nog, dat de Heere God kracht geeft naar kruis.

De Hemelvaartsdag was voor ons bij vernieuwing een dag van groote vreugde. Vele oud-weezen van verschillende plaatsen uit ons land hadden zich naar Neerbosch begeven.

Woensdagavond waren reeds een dertigtal oud-weezen aanwezig, die den nacht op het voor hen zoo geliefde Neerbosch mochten doorbrengen.

Donderdag kwam de groote menigte. Er waren er onder, die vijf-en-twintig jaren geleden reeds de Weesinrichting hadden verlaten, mannen en vrouwen met hunne kinderen. Hoe blijde was de ontmoeting. Dankbare tranen vloeiden uit menig oog. Familiebetrekkingen kunnen elkaar niet met inniger liefde begroeten dan deze jongedochters, jongelingen, mannen en vaders,

Gelukkig, dat het weder vrij gunstig was, en men in den liefelijken zonneschijn nog alle geliefde plekjes, op de Weesinrichting en daar rondom, waar men in vroeger jaren zooveel goeds had genoten, kon bezoeken.

Groote vreugde heerschte er vooral aan den maaltijd, waarbij 106 personen aanzaten. Menig goed woord werd hier gesproken, en toen de avond daar was en het uur van scheiden kwam, hoorde men overal hetzelfde: wal is deze dag kort geweest.

Van den secretaris der afd. Hilversum van den oud-weezenbond ontvingen wij het volgend schrijven, dat wij hier eene plaats geven:

Hilversum, 9-5-'02.

WelJEd. lieer!

Nog vervuld van de aangename oogenblikken,op ons vroeger tehuis doorgebracht, was het do afd. II. van den N. O.-W.-B. een behoefte, langs dezen weg U nogmaals dank te betuigen, voor al het goede en genotvolle dat haar leden gisteren (Hemelvaartsdag) op Neerbosch mochten genieten. Dat het IJ en die met U arbeiden nog

lang gegeven worde, in deze zoo edele en schoone taak voort te gaan, is de hartelijke bede van bovengenoemde afd.

Namens het Bestuur der afd.

Hilversum,

De Secr.-Penningm., M. G. J. VAN WETTER.

Havenstraat 12.

\ erder werd ons het volgende verslag over de vergadering toegezonden, waarvan zeker de oud-weezen en alle lezers van Het Oosten gaarne zullen kennis nemen. Wij zeggen den inzender hartelijk dank.

'f* %

ïfT

Hemelvaartsdag werd op de Weesinrichting de negende jaarvergadering gehouden van den Oud-Weezenbond. In de godsdienstoefening, 's morgens 'in de weezenkapel door den heer Van 't Lindenhout gehouden, waren reeds velen aanwezig, die in vroeger jaren zoo menigmaal aan dezelfde plaats het Evangelie van genade en verlossing hadden hooren verkondigen. De meesten, die op één dag uit en thuis moesten zijn, kwamen in den loop van den morgen aan. Te twaalf uur vereenigden ze zich met de familie Van 't Lindenhout en de medearbeiders in het werk des Heeren te Neerbosch, aan de koffietafel. Aan blijde gezichten en hartelijke begroetingen had het natuurlijk niet ontbroken. Aan de opwekking van den heer Van 't Lindenhout, om toch vooral de eigenlijke vergadering bij te wonen, waar allerlei huishoudelijke zaken zouden besproken worden, werd door bijna allen gevolg gegeven.

Te een uur opende de Bondsvoorzitter, de heer Visser van Dordrecht, de vergadering met het voorlezen van Marcus 5. Nadat de heer v. 't L. was voorgegaan in gebed, bracht de heer Visser namens het Bestuur en de leden een woord van dank aan den Beschermheer van den Bond voor de gastvrije, gulle ontvangst op de Weesinrichting. Daarop volgde een woord van welkom tot de aanwezige leden en de afgevaardigden der afdeelingen: Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Dordrecht, Weesp en Hilversum en zette de heer Visser nog eens goed uiteen met welk doel de Bond is opgericht en wat ze tracht te bereiken. Nog maar al te veel heerscht de meening dat de Bond hoofdzakelijk bestaat om steun te verleenen aan cle oud-weezen, terwijl meer op den voorgrond behoorde te komen, dat de Bond is opgericht ter wille van de weezen en de Weesinrichting. Ten einde meer in dien geest werkzaam te zijn was in het afgeloopen jaar een fonds gevormd om de opneming mogelijk te maken in de Weesinrichting van on- en minvermogende weezen. Dat fonds werkte, Gode zij dank, tot op heden zeer gezegend en er zijn moedgevende verschijnselen voor de toekomst.

De Bondsvoorzitter maakte nu een vergelijking tusschen Neerbosch en andere weeshuizen, waardoor de voortreffelijkheid van Neerbosch in, het licht trad en eindigde met te zeggen: Neerbosch is voor ons geweest wat het. zijn moest en daarom rust op ons de plicht de Weesinrichting te steunen met alle ons ten dienste staande middelen.

De Secretaris, de heer C. v. Tilburg, bracht nu zijn jaarverslag uit. Met twee zaken had men zich in het afgeloopen jaar voornamelijk bezig gehouden, n.1. het invoeren van bezuinigingen en het oprichten van het fonds om de opneming van kinderen in de Weesinrichting mogelijk te maken. Wat de bezuiniging betreft, men was er in geslaagd in dat" opzicht tot bevredigende toestanden te komen, zoodat de uitkeering van flnancieelen steun beter geregeld was en bij de aanvragen meer consciëntieus werd te werk gegaan. Door het. Bestuur en verschillende leden was onderhands veel gedaan voor de oprichting van het reeds genoemde fonds. En met zeer gunstig resultaat. Eerst in de laatste weken was daaraan meer publiciteit gegeven. Dit jaar waren drie bestuursvergaderingen gehouden. Een deibestuursleden bedankte, twee leden en een donateur overleden, zes leden ontvingen financiëelen steun en aan vier anderen werd een renteloos voorschot verstrekt. In het verslag kwam nog een dankbetuiging voor aan de commissie van advies en allen, die de belangen van den Bond op eenigerlei wijze hadden behartigd. De Secretaris dankte ten slotte voor het vertrouwen, hem gedurende den tijd dat hij zijn functie vervulde, geschonken, en beval, nu hij een herbenoeming niet zou kunnen aannemen, zijn opvolger in aller welwillendheid aan.

De Voorzitter dankte de heer Van Tilburg namens de leden voor al hetgeen hij voor den Bond had gedaan en gaf daarna het woord aan den Penningmeester, den heer J. Stuurstraat van 's Gravendeel.

Aan zijn rekening en verantwoording ontleenen we het volgende:

ONTVANGSTEN:

Gontributiën f 221.70

Donatiën „ 186.05

Giften B 3._

Terugontvangen rentelooze

voorschotten „121.50

Rente 1.555

Totaal f 533.8T5 UITGAVEN:

Ondersteuning, ƒ 176.25

Reis- en verzuimkosten . . „ 121.-—

Rentelooze voorschotten . . „ 110.—

Lokaalhuur B 6 40

Financiëele commissie . . . „ 9.—

Giften 50.—

Secretariaat „ 25.

le Penningmeester . ... „ 10.—

Porto's 20.195

Advertenties „ i.

Te veel ontvangen contributie „ 0.65 Voor verzending der Tijding

± 2 jaar 32.50

Drukwerk ....... „ 8.—

Bij begrafenis „ 3.75

Kasboek B j.io

Totaal f 575.05" Er was dus een nadeelig saldo van ƒ41.24.

Bij de nu volgende verkiezing van bestuursleden werden gekozen tot len Secretaris, de heer G. Schagen te Utrecht, die, behoorende tot de oprichters van den Bond, reeds vele jaren 2e Secretaris was geweest. Tot tweeden Voorzitter werd gekozen de heer W. van Overhagen te Utrecht, tot 2en Secretaris de aftredende secretaris G. v. Tilburg, clie om verschillende redenen voor len Secretaris niet meer in aanmerking wenschte te komen. Tot 2en Penningmeester werd gekozen de heer A. R. van Olst te Rotterdam. Allen verklaarden zich op de vraag van den Voorzitter bereid, hunne benoeming aan te nemen, de heer G. v. Tilburg onder voorbehoud, dat hij geen zitting behoefde te nemen in de financieele commissie.

De V oorzitter wijdde nog een woord van waardeering aan den niet herkozen, afwezigen, 2en Penningmeester en hoopte dat deze niet zou ontmoedigd worden nu een van de jongere garde zijn plaats in het hoofdbestuur zou bezetten.

Na veel en lang te hebben beraadslaagd werd in plaats van den heer T. van Tilburg, die zijn functie als Redacteur der „Tijding" gaarne eens aan een ander zag opgedragen, en alleen als. zoodanig wilde blijven fungeeren, indien er geen ander voor te vinden was, de heer M. van Wetter van Hilversum gekozen om te zorgen voor den inhoud van het Bondsorgaan.

De heer Van 't Lindenhout gaf nu eenige opmerkingen ten beste met betrekking tot de Redactie van „De Tijding." Allereerst bracht hij hulde aan den heer T. van Tilburg voor de wijze, waarop hij zijn waarlijk niet gemakkelijke taak gedurende eenige jaren had vervuld. Vervolgens gaf hij den raad, de Secretarissen der afdeelingen uit te noodigen in elk nummer iets te schrijven over de wederwaardigheden van de afdeeling en over de oudweezen persoonlijk, bijv. over hun werk, hun 'ontmoetingen, over hetgeen ze voor elkander hadden gedaan, wie ze herberg hadden verleend of voortgeholpen., over hun maatschappelijke, positie enz. Met voorbeelden uit Amerikaansche couranten maakte hij vervolgens duidelijk, hoezeer dergelijke berichten kunnen interesseeren.

Daarop kwamen verschillende voorstellen aan de orde. Voor de verhooging der contributie, zooals die door cle afdeeling Hilversum was voorgesteld, kon geen meerderheid gevonden worden. Over het algemeen was men tan ioordeel, dat de moeilijkhed bij het innen zouden toenemen, velen wellicht zouden bedanken en anderen te hooge eischen zouden gaan stellen.

Onder de ingekomen stukken viel te vermelden een schrijven van het lid H. Diepenhorst te Brussel met de beste wenschen voor den Bond en eenige ingevulde inschrijvingsbiljetten voor het reeds meergenoemde fonds.

Bij de rondvraag, verzocht de heer Van 't Lindenhout de aanwezigen bij voorkomende gelegenheid hun steun te verleenen aan den colporteur De Haas, een der weezen, die, werkzaam op het kantoor deiexpeditie voor den Boekhandel, in minder drukke tijden verschillende plaatsen be¬

zoekt om met de uitgaven der Weesinrichting te colporteeren.

De Voorzitter dankte vervolgens allen, die iets hadden bijgedragen tot het slagen dezer vergadering en drukte zijn leedwezen uit, dat de heer Koperj lid der commissie van advies, aan wien de Bond zoo groöten dank verschuldigd is, door ongesteldheid was verhinderd tegenwoordig te zijn.

De heer Jacobs sloot daarop de vergadering met dankzegging.

Aan den maaltijd, die nu volgde, zaten ruim 100 personen aan. Er werden vele hartelijke woorden gesproken allereerst cloor den Bondsvoorzitter, die namens den Bond een gave voor de Weesinrichting overhandigde van f 50. Daarna deed hij eenige mededeelingen over het door den bond opgerichte fonds tot steun der opname van on- en minvermo^endn wppzpn

in de Weesinrichting. Voor dat fonds riep hij aller medewerking in. Velen hadden reeds toezegging gedaan zich niet onbetuigd te zullen laten. Zelfs uit Amerika

waren reeds gaven van Oud-weezen voor

dat doel gezonden. De Voorzitter overhandigde den heer v. t L. uit dit. fonds

een som van f 40. De eerste bijdrage was met Kerstmis aan den directeur der Weesinrichting gezonden. ,ïk hoop," zoo besloot de heer Visser, „dat velen bij den len penningmeester biljetten ter invulling zullen aanvragen. AVe weten allen wat.

Neerbosch voor ons is £?ewppst. lafpn wp

onze krachten inspannen opdat het dat ook

voor anderen zijn kan. Er bestaat gevaar, dat men weer terugkeert tot middeneeuwsche toestanden en de weezen gaat uitbesteden. Laten wij ons best doen Neerbosch groot te maken, opdat er vele kinderen gevormd worden tot nuttige leden der maatschappij, zooals de Weesinrichting er reeds zoovele heeft opgeleverd.

De heer Van 't Lindenhout sprak daarna de om hem verzamelde oud-weezen ongeveer aldus toe:

„Het is mij een behoefte u allen hartelijk dank te zeggen voor de gift van f 50, die uit de bondskasmij werdterhandgesteld. Maar ook hartelijk dank voor de gaven die ge door middel van het fonds hebt bijeengebracht. God zegene u daarvoor en doeu ondervinden, dat de Vader der weezen in welgevallen op dezen arbeid neerziet.

Bij het klimmen der jaren gevoel ik de waarheid van hetgeen men wel eens beweert, n. 1. dat de menscli, naarmate hij ouder wordt, meer behoefte heeft aan liefde en sympathie. Die sympathie en liefde is mij ruimschoots ten deel gevallen, ook door de komst van zoovele oud-weezen naar deze plaats. Hartelijk dank daarvoor. De jaren snellen daarheen, ik weet niet hoelang het mij nog vergund zal zijn te arbeiden in den wijngaard des Heeren. Maar ik heb nog éen wensch. Ik zou zoo gaarne nog eens al de afdeelingen van den Oud-weezenbond bezoeken. Zou er geen gelegenheid kunnen gevonden worden op die plaatsen, waar afdeelingen zijn gevestigd, dat ik in een zaal of kerk mededeelingen kwam doen niet alleen van den weezenarbeid op Neerbosch, maar ook van den Oüd-weezenbond? Ik geloof dat daaruit iets goeds zou kunnen voortkomen zoowèl voor de Weesinrichting als voor den Bond. Er zijn immers nog tal van oud-weezen, die hartelijke sympathie hebben voor hun vroeger tehuis en mij op velerlei wijzen blijken geven van hunne toegenegenheid, maar die nog niet aangesloten zijn bij den Bond."

De heer Van 't Lindenhout herinnerde er voorts aan, hoe op 9 Mei 1866 de eerste weezen naar Neerbosch trokken en gehuisvest. werden in hetzelfde gebouw, waar thans zoovele oud-weezen aan den gezelligen maaltijd waren vereenigd, oud-weezen waarvan velen gehuwd zijn en kinderen, ja reeds kleinkinderen hebben. Hij verzocht een hartelijken groet over te brengen aan allen, die niet konden tegenwoordig zijn.

Nadat de heer Visser nog eens het woord had gevoerd en de heer G. v. T'lburg had voorgesteld een collecte te houden voor de Inrichting, die ruim f27 opbracht, wekte de heer Van 't Lindenhout de aanwezige oud-weezen, die nog geen lid van den Bond waren, op zich daarbij aan te sluiten.

„Steeds verblijd ik mij," zoo vervolgde de heer v. 't L. „over de hartelijke ontmoeting tusschen cle oud-weezen. Dat is ook een vrucht van den arbeid op Neerbosch. En waar liefde woont, daar woont God. Al hebben wij niets in deze wereld, indien we een hart hebben vol liefde, dan zijn we gelukkig. Ik heb u vroeger zoo dikwijls in de weezenkapel herinnerd aan de woorden van Paulus: En nu blijft: geloof, hoop en liefde. En de meeste van