N°. 1890.

Woensdag 20 Maart,

1907.

HET OOSTEN.

Weekblad gewijd aan Christelijke PManthropie.

Doet recht den arme en den wees, rechtvaardigt den verdrukte en den arme.

Psalm 82 : 3.

ORGAAN

van de WeesinricMing te jieerbosch.

www»

De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en den Vader is deze: v/eezen en weduwen bezoeken in hunne verdrukking, en zichzelven onbesmet bewaren van de wereld. Jakobus 1 : 27.

vwa/v^wwwv>wa^*^vwwvvw/awvwvwvwwvw«vw//avaw/«

Aangesloten bij den Centraal-Bond m Christelijke Philanthropische Inrichtingen in Nederland,

Ondor r0«5L£fc0"ti0 d.en Oirectour.

LEDEN" HET BESTtTUE:

Ds. A. PIJNACKEB HORDIJK, Voorzitter, te Nijmegen. — Ds. J. SCHRIJVER, Pred.-Directeur, te Neerbosch. — D. J. HASPELS, Penningmeester, te Nijmegen. — A. BOSMAN te Nijmegen en Mr. A. Baron VAN HEECKEREN VAN KELL te Angerloo, Leden der Comm. van Financiën. — E. J. GRIFFIJN te Arnhem. — J. VAN ZWET Wzn. te Rotterdam — Ds. J. D. VAN ARKEL te Ellekom. Mr. E. Baron MACKAY te Arnhem. — N. J. A. C. SWELLENGREBEL te Arnhem. — H. A. VAN BAAK te Zeist. — E. RENÉ VAN OUWENALLER te Amsterdam.

Dit blad verschijnt eiken Woensdag. Abonnementsprijs per halfjaar f 1.50. Afzonderlijke nummers 10 Cent. Prijs der Advertentiën: van 1—10 regels ƒ1.— , elke regel meer 10 Cent. Advertentiën gelieve men franco te zenden aan het Bureau van Het Oosten; ingezonden Stukken aan de Redactie en Gelden aan de Commissie van Financiën te Neerbosch.

En Pilatus oordeelde, dat hun eisch geschieden sou.

Lukas 23 : 24.

Ia de lijdensgeschiedenis onzes Heeren heeft zich in de onderscheidene personen, welke in die geschiedenis voorkomen, de macht der zonde gedurig op de duidelijkste wijze geopenbaard. Zoo ook in den persoon van den Romeinschen landvoogd Pontius Pilatus, bij wien wij de menschenvrees aanschouwen in al hare kracht: misschien zouden wij ook kunnen zeggen: in al hare zwakheid.

Menschenvrees. Is er eigenlijk wel kinderachtiger vrees dan deze? Ja, de menschen, zij kunnen ons hunne gunst ontnemen, ons sluiten buiten hunne liefde, als onbekenden ons alleen onzen weg doen bewandelen, allerlei struikelblokken ons voor de voeten werpen of minder aangename dingen ons berokkenen, in 't ergste geval ons lichaam dooden, maar zijn zij nu om dit alles zoo te vreezen? Er is Eén, die veel meer dan alle menschen te zamen te vreezen is. En die Eéne is Hij, die recht en waarheid liefheeft en die de Beschermer is van allen, bij wie de gerechtigheid en oprechtheid wordt gevonden.

Die Eéne werd door Pontius Pilatus niet gekend. Hij, de heiden, verduisterd in het verstand, het schepsel boven den Schepper eerende, bedacht niet, dat men God meer dan menschen heeft te vreezen. Misschien zou diezelfde Pilatus zich ernstig verzet hebben, indien deze of gene tot hem gezegd had: „Gij buigt uwe knie voor een schepsel," en geantwoord hebben: „Neen, waarlijk niet, daartoe bezit ik te zeer het gevoel van eigenwaarde, daartoe sla ik in eigen schatting te hoog." En toch, toch zien wij hier dienzelfden Pilatus eene kniebuiging maken voor het Joodsche volk, anders door hem zoo veracht en uit de hoogte zijner waardigheid met zoo groote geringschatting behandeld. Diezelfde Joden, zij weten 't, dat zij met hun kreet: „Indien gij dezen loslaat, zijt gij des Keizers vriend niet," van den landvoogd alles zullen verkrijgen wat zij willen en hem geheel zullen kunnen zetten naar hun hand. Als Pilatus een man geweest was, die zich boven de menschen had weten te plaatsen, dan had hij, zittende op zijn rechterstoel, dien kreet der Joden moeten beantwoorden, zeggende: „Tiert en schreeuwt en eischt zoo hard en zooveel gij maar kunt en wilt, o Joden, ik zit hier om het recht te handhaven en de onschuld te beschermen. En al wilde zelfs de Keizer, wat gij wilt, o Schriftgeleerden en Overpriesters, ik zou het niet willen, want het recht en het recht alleen moet zijn vrijen loop bebben. idaar neen, zoo dacht en sprak en handelde Pilatus niet. Hij poogde de gerechtigheid zich tot vriendin te houden en tevens de Joden tot vrienden. Tusschen beiden had hij te kiezen en nu had hij geen lust om zich de Joden tot kwade vrienden te maken. Hij zocht zichzelf, en daarmede moest hij ook zoeken de eere van menschen, en de ;eer van menschen zoekende, moest ook de

waarheid door hem geschonden en het recht door hem vertreden worden. Zoo oordeelde Pilatus, dat hun eisch geschieden zou, en die eisch was: „Kruis Hem, kruis Hem!"

Wel heeft Pilatus een onrechtvaardig vonnis over Jezus uitgesproken! Bij herhaling toch heeft hij verzekerd geen schuld in Hem te vinden en daarmede elke schuldigverklaring ten strengste veroordeeld. Toch geeft hij den Beschuldigde over om gekruisigd te worden, meenende, zijne handen wasschende en het woord doende hooren : „Gijlieden moogt toezien/' vrij uit te kunnen gaan.

Hebben de Joden den Heiland uit nijdigheid overgeleverd, Pilatus heeft, door oogendienst en menschenvrees misleid, den eisch der vijanden van Jezus ingewilligd. En zie nu daartegenover op Jezus, op Hem die van dat alles het slachtoffer is geworden. Hij heeft zichzelven niet behaagd. In niets en nimmer zocht Hij eer van menschen. Gekomen niet om Zijn wil, maar om den wil des Vaders te doen, was het in alles Zijn streven den Vader en Hem alleen te verheerlijken. De een mocht Hem naroepen: „Gij hebt den duivel," en een ander zeggen: „Hij verleidt de schare," terwijl een derde smalend zeide: „Deze ontvangt de tollenaars en zondaars, en eet met hen," of „Hij is niet van God," de Heiland liet dit alles zeggen.

Had Hij gewild, Hij had dit alles kunnen voorkomen, door te zwijgen, waar door Zijn spreken een ongunstige indruk zou kunnen worden verwekt, of door te spreken naar de begeerte van 't hart dergenen die Hem hoorden. Maar neen, Hij kwam niet om eere van menschen te nemen, om menschen te behagen ; de eere Gods en den wil Zijns Vaders te volbrengen, dat was Zijn lust en zoeken, dat alleen.

Zij de lijdende en stervende Heiland ook in dezen ons steeds een ernstige prediking. Wie met Pilatus zich alleen door menschenvrees en menschengunst laat leiden, zal met hem komen tot Christusverloochening en Christusverwerping. Christus heeft zich niet geschaamd om onzentwil tot de misdadigers gerekend te worden, en zguden wij dan, ter wille van de menschen, ons schamen Zijn naam te belijden, Hem als Zijne discipelen te volgen ? Wien uit genade gegeven is in de zaak des Heeren Jezus Christus te gelooven, zij 't voor dien ook steeds genade voor Hem te willen lijden. Indien wij met Hem lijden*, wij zullen ook met Hem worden verheerlijkt.

Kroniek der Wees inrichting.

Een kort praatje vóór wij op reis gaan, want om veel te verhandelen daarvoor

heb ik ditmaal geen tijd en geen Ja,

wat zal ik zeggen? U ziet hier misschien vreemd van op en vraagt wat er is. Nu, laat mij maar dadelijk zeggen dat ik nog geheel onder den indruk ben van een vervelende geschiedenis. 'U herinnert zich wel dat wij onze kroniek van verleden week eindigden met de mededeeling, dat het in onze bedoeling lag de jaarverga¬

dering van den Martha-krans te Rotterdam bij te wonen. De vriendelijke uitnoodiging was met graagte aangenomen. Wat gebeurt er nu? De dames en vele genoodigden waren Dinsdagmiddag op tijd aan het bekende adres, maar ondergeteekende was te Neerbosch, levende in de vaste overtuiging dat hij Woensdag in de stad aan de Rotte moest zijn. Gelukkig kwam de telefoon mij opschrikken, want anders was ik den volgenden dag vroeg op reis gegaan en had toch niet gevonden wat ik zocht. En wat toen? Toen heb ik geschreven aan Ds. Ten Kate, aan den krans met de genoodigden en aan de gastvrouw, die mij aan haar tafel verwachtte, dat ik er verschrikkelijk het land over had en dat deze treurige vergissing mijnerzijds mij het verlies van een aangenaam gezelschap kostte. Spaart de Heer mij in het leven, dan hoop ik een ander jaar beter op te passen.

Gelukkig echter dat de Martha-krans er een is die werkt voor Neerbosch, wrant nu liep de Vergadering toch nog best af. Christenen kunnen wachten zonder zich te vervelen. Een der dames vertolkte de teleurstelling, die hierdoor vooral aan die dames was bereid, welke er te voren nooit geweest waren, er werd gegeven, — zeer mild gegeven, want uit den collectezak kwam alles bij elkaar genomen negenhonderd en zeventien gulden — en toen gedankt. Het komt mij nu natuurlijk heelemaal niet toe nog een groot woord te voeren, inaar dit

ééne wil ik zeggen: God zegene den Marthakrans en beware dien nog vele jaren voor het Weezendorp!

Toen de telefoon berichtte dat ze te Rotterdam op mij zaten te wachten, waren wij in de ontvangkamer en bezichtigden de voorwerpen, door onzeldnderen vervaardigd voor de Huisvlijt-tentoonstelling, die dezer dagen te Nijmegen gehouden wordt. Het was een aardige verzameling. Ieder die meedeed had natuurlijk het beste beentje voorgezet. De vrienden, die ons indertijd zoo kostelijk verblijd hebben met. figuurzagen, hadden dezen middag kunnen opmerken welk een weldaad ze daarmee aan onze jongens bereid hebben. De meisjes, die zich ingespannen hebben, hadden ook eer van hun werk: mooi haakwerk, aardige handwerken en leuk die twee poppen, voorstellende een weesmeisje van Neerbosch in de daagsche kleeren en een in het Zondagsche pak. De schilders hadden er ook nog al werk van gemaakt. Natuurlijk is het gewenscht dat er nog veel meer zich op iets toeleggen, want jongelui zonder ambitie in hun vak of op hun terrein geven weinig blijk van energie en doorzettingsvermogen. Wij hebben de beteelcenis en de voordeeïen van de Huisvliit

in het begin van den winter eens duidelijk in het licht gezet en nu hopen we, dat dit licht onderhouden wordt, allereerst door degenen, die geroepen zijn om de jongelui op té leiden en ook door hen, die met ons aangewezen zijn om ze op te voeden. Nu zijn er nog vakken en afdeelingen, die niets produceerden, en waar toch ferme werkkrachten bij zijn, waaronder niet weinige dié best voor den draad

mogen komen met hun geknutsel, laat staan met hetgeen waarop ze zich met zorg toeleggen. Dit is echter de eerste keer, komt er straks een groote provinciale huisvlijttentoonstelling, dan hoop ikr dat ouderen en jongeren kloek voor den dag zullen komen, die zich heden te bescheiden op den achtergrond hielden. Woensdag is alles naar Nijmegen gebracht en Maandagavond wordt de uitslag der bekroning bekend gemaakt. Geloof maar vrij, dat ieder der onzen in stille verwachting leeft op een eervolle vermelding. Nu, dat zouden wij ook niet onaardig vinden.

En Vrijdagavond te acht uren warenwij in de ontvangkamer. Eerder schreef ik u reeds over de kleine tombola, die het dames-comité hier organiseerde. Dat was een goede gedachte. In de meubelmakerij stonden nog al eenige spulletjes en baas Rijdes had in de koper- en blikslagerij het een en ander vervaardigd, dat hij gaarne aan den man gebracht zag. Bovendien zoolang er veel in voorraad is, kunnen de meubelmakers niet voortgaan, en evenmin de jongens van den kopersmid. Die tombola gai dus een zeer practische oplossing. Eén bezwaar echter: er zijn kolossale groote prijzen bij en dus moest het aantal kleine prijsjes zeer groot zijn. Dan, ook dit leverde geen bezwaar. In minder dan geen tijd waren er genoeg hulpvaardige handen gevonden om de aandeeltjes te plaatsen en in eenige dagen waren de duizend verkocht. Dit nam echter niet weg, dat wij op den afgesproken datum moesten wachten en zoo waren wij dus thans gezellig bijeen. Onze medearbeiders Belonje en Sneep, die altijd bij zoo'n geschiedenis zijn, ontbraken ook nu niet en hebben flink geholpen. Namens het dames-comité mocht ik ten slotte allen, die hier aanwezig waren, bedanken voor de krachtige medewerking en opnieuw constateeren dat er hier zoo'n prachtige samenwerking is als het gaat om de belangen der Stichting en de zorgen voor onze kinderen.

Maart is een maand van vele verjaardagen. Wie heeft geen familieleden die in de lentemaand zonder lente jarig zijn. Welnu, dat bemerken we hier ook. Gepasseerde week zijn we in des hoofdonderwijzer woning geweest, even buiten de Inrichting bij meester Smit die verjaarde en bij onzen opperzangmeester en wij wenschten ze en wenschen ze nog een recht gezegend levensjaar toe. En hadden de kinderen van de klas waar meester S. voor staat het laatste uur 's middags gejubeld, voor de zang- en muziekschool van den heer Sneep was het 's avonds hoogtijd in de naaikamer, die zoo gezellig en warm is. Nu de reis naar R.otterdam niet meer noodig was, kon ik de avondsamenkomst van de Egypte-Zending te Nijmegen bijwonen, en daar hoorden we goede woorden, schoonen zang. In des heeren Sneep's feestzale was het ook: goede woorden en schoone zang, dit bemerkten wij wel, al konden we maar het, staartje genieten van dit feest en al droeg deze samenkomst een heel ander karakter.

In ons reisplan kwam een verandering,