N°. 2218.

Woensdag 2 Juli.

1913.

Weekblad gewijd m Christelnke PManthropie.

floef recht den arme en den trees, rechtvaardigt den verdrukte en den arme.

Psalm 82 : 3.

OSGA11 '

van de Weesinrichting te Kssrbosch.

De zuivers en onbevlekte godsdienst voor God en den Vader is deze: weezen en weduwen bezoeken in hunne verdrukking, en zichzelven onbesmet bewaren van de wereld. Jakobus 1 : 27.

Aangesloten bij den Centraal-Bond van Christelijke Philanthropische Inrichtingen in Nederland.

Onder 3r©«a.«to-£±© vanl ca.©:ra iDljrooto'u.xN

IjZIDS 3tT HHT BESTUUR:

Ds. A. PIJNACKER HORDIJK, Voorzitter, te Nijmegen. — Ds. J. SCHRIJVER, Pred.-Directeur, te Neerbosch. — D. J. HASPELS, Penningmeester, te Nijmegen. — H. A. VAN BAAK te Zeist, J. W. H. CROMMELIN te Driebergen, E. RENÉ VAN OUWENALLER te Hilversum, Leden der Comm. van Financiën. — J. VAN ZWET Wzn. te Rotterdam. — Ds. J. D. VAN ARKEL te Ellekom Mr. E. Baron MACKAY te Arnhem. — N. J. A. C. SWELLENGREBEL te Arnhem. — J. M. VOORHOEVE te Nijmegen. — Mr. A. ROYAARDS VAN SCHERPENZEEL te Scherpenzeel.

Dit blad verschijnt eiken Woensdag. Abonnementsprijs per halfjaar ƒ1.50. Afzonderlijke nnminers 10 Cent. Prijs der Advertentiën: van 1—10 regels ƒ 1.—, elke regel meer 10 Cent. Advertentiën gelieve men franco te zenden aan het Bureau van Met Oosten; ingezonden Stukken aan de Redactie en Gelden aan de Commissie van Financiën te Neerbosch.

TOESPRAAK

van Ds. VAN ARKEL, tot sluiting van het 50ste jaarfeest der Weesinrichting.

Waarde Vrienden.

Op den heerlijken feestdag van heden kunnen we zeker geen beter woord vinden om onze indrukken samen te vatten dan het woord van den Psalmist: Immers dit is een dag, dien de Heere gemaakt heeft; laat ons op denzelven ons verheugen en verblijd zijn. Ps. 118 : 24. Ik behoef u daartoe echter niet op te wekken, ik zie 't gelaat van zoo velen hier voor mij van blijdschap en vreugde glanzen. Daarom willen we aan het einde van dezen dag danken, danken onzen God, die alles zoo heerlijk gemaakt heeft en ons zoo wonderbaar heeft geleid; maar danken ook de menschen. En dan allereerst onze geëerbiedigde Koningin, die de Weesinrichting heeft geëerd door de

Jaorst van onzen directeur te versieren met het ridderkruis. We hopen dat 't lang door

hem zal gedragen worden en hij met de zijnen lang zal genieten van dat huldeblijk.

We willen echter ook danken, allen, die er toe hebben medegewerkt dit feest te doen slagen.

Dankt God in alles, vermaant ons de Apostel. En dat willen we doen. We willen God danken voor de vrienden en voor de vijanden. De vijanden hebben Neerbosch niet ontzien, maar de critiek heeft de stichting goed gedaan, de vijanden hebben de Weesinrichting vaak meer goed gedaan dan de vrienden.

Us. i)e Jonge was nog maar lb jaar oud, toen hij voor 't eerst een godsdienstoefening leidde in een Evangelisatie-lokaal. Bij het: * Dankt God in alles" maakte hij de opmerking: Gij moet God voor alles

winen danken, zells wanneer iemand heeft een booze vrouw, en op de verwonderde vragen antwoordde hij: ja zeker, want ze kon nog veel boozer wezen. Zoo danken wij eveneens uit den grond van ons hart God, omdat Hij ook door de vijanden Neerbosch heeft welgedaan.

Als onze Heer Jezus Christus zich opmaakt om een ziel te redden, dan zit ook de zielenmoordenaar niet stil, maar maakt hij zich gereed om 't werk des Heeren te verstoren. En dan kunnen we niet beter doen dan te gaan schuilen, dicht schuilen bij Hem, Die niet laat varen het werk Zijner hand.

. Maar we moeten niet alleen danken, er is ook van allerlei te werken voor het -koninkrijk Gods. Er zyn hier op 't oogen-

uiiK zeer veie toeschouwers. JUn er zijn altijd

en overal veien geweest, die slechts toeschouwers waren en bleven. Aan zulke toekijkers heeft de gemeente niets!

Wij allen zijn geroepen om te werken. En als we straks van hier gaan, laat het dan zijn onder den indruk: Ik kan toch ook wel wat doen voor Neerbosch.

Ik herinner me een treffend feit uit het leven van den bekenden Prof. Abr. Des Amorie van der Hoeven.

Op zekeren morgen ontdekte bij tot zijn verbazing dat zijn kinderen droog brood aten en op zijne vraag: vrouw, hoe zit

dat? werd hem geantwoord: ja, dat zal ik je later wel eens vertellen. Toen het ontbijt was afgeloopen zei Mevrouw tot den Professor: „Abraham, onze oudste, heeft me gevraagd hem en de oudere broertjes en zusjes voortaan droog brood te geven en het daardoor uitgespaarde geld voor de zending te bestemmen." Ligt daarin niet een heerlijk antwoord opgesloten voor hen die vragen: Wat zou ik kannen doen?

Wat wordt er ontzettend veel gedaan voor de luxe in onze dagen, zooveel dat onwillekeurig telkens de vraag oprijst: zijn dat nu degenen, die jubelen met Paulus: Mij is barmhartigheid geschied?

Barmhartigheid is warmhartigheid, is ruimhartigheid. Toonen wij in ons leven

dat te verstaan, dan zullen we ondervinden, dat het een groote genade is voor den Heer te mogen arbeiden, ook al blijkt het

dat t vaak moeilijk werk is. Hm volharden we er in, dan zullen we ervaren dat onze arbeid wordt bekroond-

Ook deze dag bevestigt de aloude be¬

lofte: Ik zal genade en eere geven. En die andere: Wie Mij eeren zal Ik eeren.

We hebben slechts te zien op onzen directeur. Laten we ons echter geen illusies maken en meenen dat de arbeid voor den Heer zoo gemakkelijk is. Ik herinner me eens gelezen te hebben van Bismarck, dat hij bij zekere gelegenheid verklaarde: „Als ik geen Christen was, dan diende ik mijn koning geen uur langer; als mijn geloof mij werd ontnomen dan zou ik geen dag langer Rijks-kanselier willen zijn. Zou ik de verdenking van Keizer en Rijksdag kunnen verdragen, als ik mijn God niet had ? Voor¬

waar, zonder God, zonder geloot ware t mij beter mijn dagen te slijten onder de note-

boomen te Varzin en haver te gaan bouwen."

Als ons hart is opengegaan voor Jezus,

die de hand uitstrekt naar al wat wankelt ten doode, dan blijkt het eerst recht hoezeer het de moeite waard is om te leven. En dat geldt niet alleen ons ouderen maar eveneens de jongeren. Ook voor u kleine

kinderen is er een heerlijke belofte: Wie Mij vroeg zoeken zullen Mij vinden.

Een jonge Prins, die van zijn leermeester nooit iets over den Heiland had vernomen, vroeg dezen op zekeren dag: Wanneer vertelt gij mij nu eens van Jezus? O, was het antwoord: Later... ge moet u nu nog niet vermoeien met de eeuwige dingen. Maar dat antwoord bevredigde den Prins niet. Verleden week, zoo bracht hij er tegen in, verleden week was ik op het

kerkhof en las daar, wandelend langs de graven, allerlei namen. Daar lagen ook

graven van kinderen. Als ik nu ook eens op dien leeftijd was gestorven!

Jongen en ouden, wilt gedurig denken

aan dien jongen Prins en laat u niet terughouden, door welke overweging ook, om Zijn gemeenschap te zoeken. Houdt steeds

het oog gericht op Jezus, die ons minde met een liefde oneindig groot. Laat er bij u zijn, als ge van hier gaat, veel gebed en beschouwt het als een groote eere te mogen arbeiden voor den Heiland. Dan eerst gaat het goed. En bedenkt: Nooit kan 't geloof te veel verwachten. De Heer is een Waarmaker van Zijn Woord,

Kroniek der Weesinrichting.

Met vriendelijken dank aan onzen Corrector, die eenigen tijd voor mij kroniekte, neemt ondergeteekende weer de pen op.

Ja, het is 'n heele tijd geleden dat wij met u praatten, maar laat mij dadelijk

vertellen, dat dit zwijgen ons bijzonder weldadig aangedaan heeft.

Met mijne vrouw en kinderen heb ik veel genoten op berg en in dal en Woensdagavond zijn we frisch en gezond, dankbaar en voldaan thuis gekomen. Aangenaam verrast door den tuinman, die weet dat we op de pastorie veel van 'n bloemetje houden, hartelijk verwelkomd door onze medearbeidenden, die over het algemeen van weinig verkeerds hadden te rapporteeren, waren wij weer spoedig inge¬

burgerd om Donderdagmorgen ieder z n stelling te betreden en positie te kiezen op het ons aangewezen veld.

Dat. de herinnering aan de JubHé-feestdagen neg niet geheel uitgewischt waren, hoorden wij al heel gauw.... aan de na-aperij door sommigen met niet te benijden talent ten gehoore bracht: ik voor

mij hoor liever ons zangkoor. Maar : de gustibus non est disputandum, zoo dachten ook enkelen onzer er over, die zich

hier een badplaats uitkozen waar een ander niet aan denken zou. Sommige kinderen houden van rare vermaken en treden vreemd op. De verwaarloozing hunner

jeugd ligt er duimen dik op. Het valt niet makkelijk om daar altijd goedsmoeds bij te blijven en niet tureluursch te worden. Toch is dat niet de manier van behandelen. Dezen

zijn in zekeren zin patfenten en moeten genezen worden. Dan — en daar hangt heel veel van af, — die zich als doctoren en ook als vrouwelijke artsen aandienen, moeten een goede diagnose kunnen maken. Daar is geen breede kennis of schitterende geleerdheid voor noodig. Er zijn vele een¬

voudige , ouders, ook ongehuwde onderwijzers en jonge mannen en vrouwen, die kranige opvoedings-gave bezitten. Het is ook geen handigheid .... die is goed voor goochelaars. Het is ook geen zoetmakerij.... daar komen volksleiders ver mee voor

een tijd. Maar het komt boven alles aan op geloof. Die uit ervaring weet, dat God machtig is en een hoorder des gebeds staat vóór niets en spreekt: als God mij,

die voor mijne zinsverandering zus en zoo

was, kon redden, dan kan Hij dien jongen en dat meisje ook fatsoenlijke kinderen maken. Voorwaar, de verwaarloozing heeft van sommige kinderen treurige persoon¬

lijkheden gemaakt, die hun weldoeners vloeken en zich niet ontzien een fatsoenlijke vrouw te beleedigen, maar zou voor den Heer iets onmogelijk zijn? En dan is noodig liefde. Geen apenliefde, maar rechtvaardige, oprechte liefde, die kan prijzen als er wat te prijzen is, maar die ook durft afkeuren, afwijzen, afstraffen als dat geboden wordt omdat het noodig

is. Zie, ais wij hier den Schreeuwer zijn gang maar laten gaan, den Vloeker niet tegenkomen, het Brutaaltje niet op d'r nummer zetten en Jan Ongemanierd laten

voortstappen op zijn pad der Onmogelijk¬

heid, dan hebben we veel kans dat ze aan hun familie zeggen of schrijven: 'n beste boel op Neerbosch, je hebt er feesten en gaat naar Artis, Zaterdag kregen we aardbeien en aanstaande week kersen, en met die lui daar kan ik ook best opschieten want ze nemen het zoo nauw niet en laten je je gang maar gaan! Maar laat ge u gelegen liggen aan hun waarachtig heil, aan hun zieleheil, hun lichamelijk belang, hun maatschappelijke toekomst, m. a. w. corrigeert ge ze, dan komt de Bokkenpruik wel eens in gebruik en moet ge op verzet bedacht zijn. Niet altijd. Ik heb dikwijls kinderen bestraft, ernstig, en dat ze daarna heel anders, veel beter waren. Een bewijs dat er karakter in zit en ook dat er hart in steekt. Bij de meest verwaarloosden werkt dat echter vaak andersom. Die weten niet van liefde. Zij kennen geen

liefde. En denken dat zij mishandeld worden. Dat is dikwijls zeer moeilijk. Dat is menigmaal langen tijd heel zwaar, want zij moeten leeren inzien dat het liefde is wanneer gij ze onder handen neemt. Soms komt dit spoedig, meestal zeer laat. Vandaar dat wij meermalen kinderen bij ons hebben, die onaangenaam doen en zijn in alles, zoolang ze bij ons vertoeven, en die, later als ze weg zijn, een toon aanslaan als we hier zoo gaarne van hen gehoord hadden. Dan hebben ze spijt van hun akelige houding hier, van hun ontevreden en ondankbaar optreden en doen alles om het goed te maken... — Om kort te gaan: voortgaan in het geloof en met liefde, dat is de weg om ook door onze tranen heen nog eens hartelijk te lachen. Maar dan rechtvaardige liefde en oprechte liefde zeiden

wij.

Dat wij voor onze Stichting de hartelijke liefde van zoo velen blijven genieten, stellen wij zeer op prijs. Binnenkort wordt in Het Oosten ook het jaarverslag afgedrukt en daaruit zult u lezen dat wij niet zouden rondgekomen zijn, als we niet zoo vele duizenden guldens gekregen hadden. Menschen, die nooit in staat waren hun eigen kleine zaakje goed recht te houden en wier geheele levensgeschiedenis dikwijls niets meer is als één groot faillissement, zijn gewoonlijk ook menschen die niet verder zien als hun neus lang is. FIoo-

ren ze dat Neerbosch zóóveel krijgt dan zijn ze klaar met hun rekening Neerbosch heeft niets meer noodig. Gelukkig zijn wij omringd van andere vrienden en

weldoeners als dezen, die zelf gewoon zijn het leven door te sukkelen en nooit iets anders doen voor de phiianthropie dan haar in de gelegenheid te stellen nieuwe hulp te verleenen.

Het heeft mij op ons „uitje" bijzonder weldadig aangedaan, dat er nog telkens Jubilé-Gaven inkwamen en nu Deze, dan Gene onzer verzorgers uit den hoek schoot. Wonderwel zijn wij ook gebaat met de

ƒ 6000, in dit nummer vermeld van iemand, die onbekend wilde blijven voor de menschen. Wij zullen de nagedachtenis ook van dezen N. N. dankbaar bewaren en zien hierin opnieuw het bewijs, dat er nog altijd zijn die bij het maken van hun testament niet alleen denken aan Die en Die, die