N°. 2365.

Woensdag 26 ApiiL

1916.

HET OOSTEN.

Weekblad gewijd aan Christelijke PManthropie.

Doet recht den at'me en c/en wees, rechtvaardigt den verdrukte en den arme.

Psal3I 82 : 3.

ORGAAN

van de Wsesinrichting te j^eerbosch.

De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en den Vader is deze: weezen en weduwen bezoeken in hunne verdrukking, en zichzefven onbesmet bev/aren van de wereld. Jakobus 1:27.

VWvWvVWWVV^^V^^^^AA^AA^y^AAAAAAA^AAAAA^^AAAA^W^✓vVWvv'✓WWVVV

Aangesloten bij den Centraal-Bond van Christelijke PMlanthropische Inrichtingen in Nederland.

Onder redactie van den Directeur.

LEDEN VAN HDET BESTITXJE:

Ds. A. PIJNACKER HORDIJK, Voorzitter, te Nijmegen. — Ds. J. SCHRIJVER, Pred.-Directeur, te Neerbosch. — D. J. HASPELS, Penningmeester, te Nijmegen- — H. A. VAN BAAK te Zeist. J. W. H. CROMMELIN te Driebergen, E. RENÉ VAN OUWENALLER te Hilversum, Leden der Comm. van Financiën. — J. VAN ZWET Wzn. te Rotterdam. — l)s- J- p* VAN ARKEL te Ellekom. Mr. E. Baron MACKAY te Arnhem. — N. J. A. C. SWELLENGREBEL te Arnhem. — J. M. VOORHOEVE te Nijmegen. — Mr. A. ROYAARDS VAN SCHERPENZEEL te Scherpenzeel.

Dit blad verschijnt eiken Woensdag. Abonnementsprijs per halfjaar f 1.B0. Afzonderlijke nummers 10 Cent. Prijs der Advertentiën: van 1—10 regels f 1- ■ elke regel meer 10 Cent. Advertentiën gelieve men franco te zenden aan het Bureau van Set Oosten; ingezonden Stukken aan de Redactie en Gelden aan de Commissie van Financiën te Neerbosch.

Met vreeze en groote blijdschap.

Matth. 28 vs. 8: En haastelijk uitgaande van het graf, met vreeze en groote blijdschap, liepen zij henen om hetzelve aan zijne discipelen te boodschappen.

Diepe droefheid heerschfe in den kring dergenen die Jezus gevolgd waren, toen een snelle loop van verbijsterende gebeurtenissen hun leidsman van hen had weggerukt. Hun geloof aan de schoone toekomst van Jezus had met zijn sterven alle houvast verloren en was vergaan, maar hun liefde bleef levend en krachtig en had ook aan het doode lichaam in 't graf een voorwerp om zich te betoonen.

Ze hadden van verre moeten staan als 't zondig geweld rondom Jezus golfde en ook daarna slechts de plaats kunnen zien waar Hij begraven werd. Want de sabbath brak aan en de godsdienstige bepalingen verhinderden te doen wat het hart ingaf, gelijk ze zoo dikwijls gedaan hebben. Maar als de eerste dag der week is aangebroken haasten zich de vrouwen uit de discipelenkring, des morgens vroeg, om aan het lichaam van Jezus den dienst der liefde te volbrengen. Ze vinden den steen, over welks afwenteling van 't graf ze zich onderweg verontrust hebben, wel ter zijde geworpen maar ook het graf ledig. Alles rondom hen is zoo wonderstilen vreemd; klein is nog het geluid van den aangebroken dag; de morgenschemering houdt alles vaag en onbestemd; het geheimzinnige van het geopende graf omzweeft hen en hun gemoed is ontvankelijk om te zien

in ie nooren wat niet van deze aarde is. Als in een andere wereld verkeeren zij, ze aanschouwen lichtende gestalten in de grafspelonk, en hooren de vreemde woorden: „Vreest gijlieden niet want ik weet dat gij zoekt Jezus die gekruisigd is. Hij is hier niet, Hij is opgestaan. Gaat haas¬

telijk neen cn zegt zijnen discipelen dat Hij opgestaan is van de dooden."

Vreeze overvalt de vrouwen voor 't bovenaardsche maar ook een groote blijdschap doorstroomt hun hart. Beide gevoelens mengen zich dooreen maar de blijdschap wint het van de vreeze, want ze is groot; de opgewektheid wint het van de beklemming.

, Jezus, die den kruisdood stierf, leeft" is de paaschprediking der christelijke gemeente. Kruis en opstanding behooren bijeen en de laatste is de meeste, want ze geeft aan den kruisdood de beteekenis

t ■... . .. , i o i CL n •

dien nij in t christelijk gelooi neeu. ue opstanding is de onderstelling der waarde van Jezus' sterven.

We zijn in den geest getuigen geweest van zijn lijden en dood en hebben een wónder van schoonheid der ziel aanschouwd in de zuiverheid zijns geestes bij alle felle verzoeking, in den rijkdom zijner barmhartigheid met hen die mede in den nacht der ellende verzonken, in de volkomenheid zijner trouw en overgegevenheid aan God.

Ataar de nacht des doods verduistert alles.

Zijn schoonheid vergaat. Als Hij de volheid der Godheid openbaart, gaat Hij onder.

Hij is opgestaan uit de dooden, dat is, wat Hij aan 't kruis openbaarde te zijn, is wezenlijkheid en waarachtigheid, die de dood niet vasthouden kan. Die zoo was, leeft. Zoo Gods zoon in deze zondige wereld den kruisdood moet sterven, Hij moet leven, zal Gods zoon iets wezenlijks zijn. Jezus' opstanding is zijn verwezenlijking, zijn verheerlijking.

„Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoo zoekt de dingen die boven zijn waar Christus is; niet die op aarde zijn."

Jezus, die den kruisdood stierf, leeft. Een wonderlijke kracht spreidde Hij in zijn lijden ten toon; een zuivere geestelijke kracht; de kracht om het bitterste kwaad der menschen te dragen; om de volheid van menschelijke zonde en schuld te torsen. En een wonderlijk werk volbracht Hij; een zuiver geestelijk werk: de wegneming, het te niet doen van die zonde en schuld door den geest der genade en der gebeden.

Maar de dood maakt die kracht tot ijdelheid; zijn donkerheid verbergt haar werk. Zuiver geestelijke kracht is machteloosheid en haar arbeid heeft geen gevolg.

Hij is opgestaan van de dooden. Dat is : Zijn kracht is waarlijk kracht, is alleen wezenlijk. Zijn volbracht werk is waarlijk een werk. Zoo Gods zoon in deze zondige wereld sterven moet om de kracht Gods te vertoonen en zijn werk te volbrengen, — Hij moet leven opdat ze geopenbaard worden waarlijk de kracht Gods en een werk Gods te zijn. — De opstanding van Jezus is verwerkelijking en verheerlijking van zijn kracht en zijn werk.

„Ontwaakt dan, gij die slaapt en staat op uit de dooden en Christus zal over u lichten."

Jezus, die den kruisdood stierf, leeft. Door Hem bereidde God der wereld haar

heil, Haar geestelijke verlossing. Maar Hij werd uitgeworpen; Gods gave niet aanvaard. Hij werd ontrukt aan hen die Hem

hadden aangenomen en met zijn kruisdood stierf hun geloof, de bron hunner blijdschap in God. Gods heilswerking werd te

met gedaan.

Hij is opgestaan van de dooden. Dat is : opnieuw den zijnen wedergegeven en hun liefde is gezegend met de vreugde des geloofs. Hij is hun wedergegeven maar zoo dat Hij hun niet meer ontnomen kan worden. En door hen is Hij der wereld wedergegeven en leeft daarin maar zoo dat zijn leven niet meer uitgebluscht worden kan. Gods volmaakte heilswerking geschiedt weder maar zoo dat ze onweerstaanbaar is. Geen macht der zonde kan haar teniet doen. God laat niet varen het werk zijner handen. Zijn beloften feilen niet; zalig hij die tot Hem vliedt.

Zoo dan, allen die den Heer liefhebt, zijt standvastig, onbeweeglijk, sterk, altijd

overvloedig in t werk des Heeren, als die weet dat uw arbeid in den Heer niet ijdel is.

Kruis en opstanding behooren te zamen. Maar het einde, het meeste, is de opstanding. We dragen een kruis vanwege onze zonde en anderer zonde. In dat teeken

staat ons aardsche leven. Het worde door de gemeenschap Gods gesteld in het teeken der opstanding. Dat kan want zoo is Gods werking; zoo zijn belofte.

Want Jezus, die gekruisigd is, leeft.

N. P. v. d. L.

Kroniek der Weesinrichting.

Paschen! En als we dat woord noemen dan denken wij aan lente, aan nieuw leven, maar zoo is het thans niet. Wel kwamen aan enkele boomen en vooral aan het bloemhout de blaadjes naar buiten, maar het is geen Paschen vol bloeiende pracht. Ook in den tuin schittert geen kleurenweelde als anders omtrent dezen tijd. De tulp blijft gesloten, de violen houden hun kleurrijke bloemen in en Vergeet mij niet, toch niet voor 'n klein beetje vervaard, wil maar niet in het lentepak schieten.

Daarbij komen de couranten die tot nadenken stemmen en dringen onzen geest te bepalen bij de teekenen des tijds. Vroolijk, neen dat kunnen wij niet zijn, althans niet gelijk anders, wanneer de dagvorstin schijnt en wildzang uit alle geboomte ons tegenjubelt.

En toch kwam de Goede Vrijdag met zijn ernstige prediking, de Avondmaalsviering met haar geloofsversterking. En toch werd het Paschen en namen wij het Opstandingslied op de lippen. Hoe lange nog? Het is net of wij staan aan den vooravond van nog ernstiger lijden en de oorlogsfurie, die ons tot heden passeerde, ons nu beteekenisvol aanziet. En dan denken wij nog niet allermeest aan het donderen van kanonnen, en het wegmaaien van onze zonen en vaders, maar allereerst aan de ellende der afgeslotenheid , het tekort aan levensbehoeften. Natuurlijk wie bidden leerden en het met ons eens is dat wij te doen hebben met

den Almachtige, Die wonderen doet, zal Hem in deze dagen als een waterstroom aanloopen .... maar bijzonder dient ge¬

dacht aan de btichtingen, waar zoovelen te zamen zijn, aan die heel groote gezinnen, waar de taak der verzorging van honderdtallen ligt op de schouders van enkelen. Wij herhalen, wat we in het vorig Oosten zeiden : wat baat ons bezit van geld en goed als er geen voorraden zijn om in te slaan, als de geregelde toevoer niet kan plaats hebben?

Donderdag hielden wij op met stoken en is de groote kachel, waarmee heel de Stichting verwarmd wordt, koud geworden. U zult zeggen dat het toen ook 'n heel eind in April was. Toegegeven .... maar wij waren ook aan het einde van ons latijn, d.w.z. onze kolen. Wat weken van te voren besteld wordt, blijft soms maanden uit en waar moet dat heen als we geen meel meer kunnen krijgen voor onze bakkerij, geen soda voor de wasch, geen .... basta.

U zult misschien denken dat de kronieker in zak en assche zit. Toch niet waar. Maar het is goed de zaken te wegen,

de feiten onder de oogen te zien. Zelfbe¬

drog en luchthartigheid mogen te pas komen in een leven zonder ernst, maar wie ze ver van zich houdt, komt verder èn voor zich zeiven èn voor anderen. Neen, we zijn niet naast de pakken neergegleden. Evenals uw leven is ook het onze vol van bewijzen dat er uitkomsten zijn in den nood en niet tevergeefs stonden wij op Goeden Vrijdag bij het kruis van Jezus ... daar is de Bron van troost, dat is het Teeken der overwinning. En dan genieten wij van de medewerking van zoovelen, eene ervaring die meer dan onze weldoeners, denk ik, wel vermoeden, ons gedurig sterkt en blijmoedig doet voorttreden. Let op de gaven, waarvan wij iedere week, ook nu weer, mogen melding maken. Is het geen feit dat uw meeleven ons jaar op jaar in staat stelde rond te komen niet alleen, maar deze groote Stichting schier te vernieuwen ? O ja, als wij aan het begin van een boekjaar staan, zooals nu, dan komt de gedachte: hoe zal het gaan? Maar dat wij in dezen tijd bij de verhooging van meerdere posten, toch zonder noodkreet

met een batig saldo uitkwamen dat

doet ons juichen. Hartelijk dank, vrienden, die ons gesteund hebt. Het is Paschen bij ons geweest, ook op tafel, ook voor de maag.

Er is zelfs festiviteit geweest deze week. Zooals we al opgemerkt hebben, hadden we een Bruidegom onder onze medearbeiders en al was de foesttoon niet zoo hoog gestemd als anders het geval zou geweest zijn .. • • toch kwam de gulle lach naar voren en het feestgezang weerklonk.

U begrijpt zoo iets is een evenement op nn?p Slichting en gaarne deden wij daarom

allen mee om de hartelijkheid buiten te zetten en onze wenschen te laten hooren. De receptie was allergezelligst en van 3—5 uren was de huiskamer van de ongehuwden qnder onze medearbeidenden gevuld met een groot gezelschap. De tuinman had gezorgd voor versiering en het bloempje prijkte op tafel. Maar dat was nog niets vprmleken bij hetgeen wij s avonds be¬

leefden. ü moet weten dat Bruidegom en Bruid alle jongens van het Nieuwe Plan op een fuifje genoodigd hadden. Niemand bedankte. Alleen één der jongens had zich vóór dien lijd uit de voeten gemaakt. Omdat hij niet hield van groote gezelschappen? Was zijn speech misschien niet klaar? In ieder geval, het ongelijk was aan zijn kant en dat hij het aandurfde dien avond een klein beetje roet in het eten te gooien, heelemaal niet fijn gevoeld. Beterschap! En daar is wel kans op ook. Doch wij gaan ter feestzale in, die keurig versierd was, in hoofdzaak door de jongens zeiven. Om acht uur kwamen Bruidegom en Bruid en al dadelijk werd de mooie welkomstgroet aangeheven. Ziet vrienden, ons kleine dorpje is rijk aan dichters. En dat dichten is ook al weer medewerking. Als ik een versje kon maken, dan zou ik kunnen zeggen: ja maar, ik ben geen Ten Kate! Doch, dan liet ik het na cn deed niet wat ik kon. Onze dichters geven wat ze hebben en daarmee zijn reeds velen recht verkwikt. Zoo ook nu weer. Want dit was niet het eenige vers, er was nog een feestlied, erg leuk .... zoo echt. Ik had er schik in die gezichten eens op