De Koninklijke Rederijkerskamer ”HetEglantierken„ van Hoogstraten

J. LAUWERYS.

1533-1933 De grootsche feestviering van ’t vierhonderd jarig bestaan der Koninklijke Rederijkerskamer « Het Eglantierken» , op 6 Augustus 1933, ligt nog zoo versch in ieders geheugen en de dag- en weekbladen hebben er zulke uitvoerige verslagen aan gewijd dat het volstaat ze hier slechts even te vermelden. Het doel van dit tijdschrift is overigens vooral op de studie van het verleden gericht. Alhoewel de talrijke oorkonden, jaarboeken en handschriften der oude Kamer, den 27 September 1869, bij den brand van het huis van den toenmaligen bestuurder A. Janssen, werden vernield en wij dus slechts inlichtingen over de laatste 60 jaar konden inwinnen, daar opzoekingen in verschillende archiefverzamelingen weinig opleverden, toch willen wij de notas, die wij konden aanteekenen, hoe schaarsch ze ook zijn, hierbij mededeelen, in de hoop dat het onderwerp ooit uitvoeriger kunne behandeld worden. Het Eglantierken heeft dus zijn vierhonderdsten verjaardag gevierd of, juister gezegd, het feit dat graaf Antoon de Lalaing in 1533 de kaart verleende, waarop vier eeuwen lang het bestaan der Kamer bleef gegrondvest en die thans in t Staatsarchief te Antwerpen eDe tekst ervan werd eerst door E. H. C. STROOBANT in An. Ac. d’Arch. en later door den heer E. ADRIAENSEN in zijne Verzameling van Handschriften, blz. 187-192 gepubliceerd en dit jaar gaven de Gazet van Hoogstraten (29 Juli) en De Morgenpost (8 Augustus) een korte samenvatting der voornaamste punten. Daar het werk van E. Adnaensen slechts op 50 exemplaien gedrukt werd, willen wij, ten bate onzer talrijke lezers, die kaart hier bondig samenvatten : « A. de Lalaing. graaf van Hoogstraten, enz. verleent, op t verzoek van drossaard, rentmeester, schout, schepenen, gezworenen en inwoners der Vrijheid van Hoogstraten een gilde of broederschap van Rhetorika, onder de benaming « Het Eglantierken », met de volgende I. Statuten : 1. Er zullen niet meer dan 36 gezellen zijn, hoofdman en dekens inbegrepen. 2. Het gilde zal een gemeenschappelijke Kamer hebben voor vergaderingen en oefeningen.

3. Tot patroon wordt genomen het H. Kruis-, tot leuze : Caritas. 4. Het bestuur bestaat uit een hoofdman en twee dekens; deze laatste worden elk jaar vernieuwd : zij leggen dan den eed af en doen jaarlijks rekening en verantwoording. 5. Elk lid moet eerlijk en zedelijk leven en bij den hoofdman den eed afleggen. 6. Bij zijn aanneming wordt elk lid in ’t gildeboek ingeschreven en betaalt dan 2 stuivers tot onderhoud van ’t H. Kruisaltaar en 1 st. voor den knaap, die bovendien jaarlijks van elk lid / st. ontvangt en op de twee feestdagen, op de maandelijksche vergaderingen en op de speeldagen vrij is van kost en gelag. Slechts met toestemming van hoofdman en dekens mag een lid uit het gild treden : alsdan moet hij 10 st. betalen. 7. Op 3 Mei (H. Kruisvinding) moet elk lid op het teerfeest aanwezig zijn; de afwezige moet betalen zoowel als de aanwezigen 8. Dien dag worden de twee nieuwe dekens gekozen; wie dit ambt weigert te aanvaarden, betaalt 20 st. boet en wordt door een ander vervangen. 9. Op 3 Mei en 14 September (H. Kruisverheffing) houdt men een gemeenschappelijken kolfdag, waarvoor ook de afwezigen moeten betalen. 10. Op elk dier twee dagen moet elk lid J4 st. offeren tot onderhoud en versiering van ’t H. Kruisaltaar. 11. Daags na elk dier twee feestdagen moet het gilde een Requiemmis laten zingen voor de afgestorven leden, waarin dan elk gildebroeder moet aanwezig zijn op y2 st. boete. 12. Op den eersten Zondag van elke maand vergaderen de gezellen op de gildekamer om de gildebelangen te bespreken en de boeten te betalen. Elkeen mag alsdan slechts voor y2 st. als gildebroeder verteren. 13. Het is verboden op boet van y2 st. voor anderen volle drinkglazen op de Kamer aan te brengen. 14. Het is verboden op boete van 1 st. vreemde personen op de Kamer binnen te brengen, als er spelen of refreinen gelezen worden. 15. Niemand mag een vreemdeling meer dan driemaal te drinken aanbieden, tenzij op eigen kosten en mits betaling van y2 st. boete. 16. Niemand wordt als lid aanvaard, dan nadat hij eerst tweeof driemaal in ’t gezelschap geweest is met de toestemming van den hoofdman en de dekens, aan hen zijn wensch om lid te worden medegedeeld heeft en door hen aangenomen is. 17. Het is verboden een ander gildebroeder te bespotten op 1 st. boete. 18. Het is verboden oneerbare of gemeene woorden uit te spreken of te vloeken op 2 st. boete Wie zich niet beteren wil, kan tot zwaardere straffen, ook door ’t gerecht, veroordeeld worden.

19. Wie tweedracht zaait of ruzie maakt of vecht, zal door het bestuur en ook door de rechtbank gestraft worden. 20. Wie eene rol aanvaard heeft, moet ze ook houden, aanleeren en spelen, tenzij men bevindt dat hij er niet voor geschikt is : anders betaalt hij een pond was of 3 st. boete. 21. Wie eene rol aangenomen heeft, moet, telkens hij door den gildeknaap aangezegd wordt, de herhaling bij wonen- voor elke afwezigheid betaalt hij y2 st. boete. 22. Bij de herhalingen op de Kamer mag niemand luid lachen of praten op 1 st. boete. 23. Wie iets uitbrengt van wat op de Kamer herhaald, geleerd of besloten wordt, betaalt 2 st. boete. 24. Wie eene rol heeft, is vrijgesteld van ’t halen en ’t gereedmaken van den speelwagen. Indien er daartoe niet genoeg gildebroeders beschikbaar zijn, dan zullen de dekens andere lieden aanwerven, mits betaling. 25. Het gilde moet ook de kosten dragen voor ’t afschrijven der rollen en ’t maken van spelen en refreinen. Daartoe mag de Kamer beschikken over wat haar door een lid bij zijn huwelijk of bij een andere gelegenheid geschonken wordt. 26. Den tweeden Zondag na Bamis beginnen de kolf dagen, die daarna, op zooveel navolgende Zondagen als er gildebroeders zijn, voortgezet worden. Elk lid betaalt op zijn kolfdag 2 st. voor het gilde en y2 st. in de bus. 27. Als vreemde rederijkers Het Eglantierken bezoeken, zijn zij de eerste maal vrij van gelag; na dit eerste bezoek zal men hen laten betalen. 28. Wie op de Kamer ontboden wordt en niet komt, betaalt 1 st. boete. 29. Wie als gildebroeder sterft, moet aan het gilde 10 st. nalaten: voor die som wordt voor hem aan ’t H. Kruisaltaar een uitvaart gedaan. 30. Als iemand weigert te betalen, dan mogen de dekens bij hem iets gaan in pand nemen. 31. Aan den stichter en aan zijne nakomelingen en erfgenamen, graven en gravinnen van Hoogstraten, blijft voorbehouden de nadere verklaring dezer statuten. Gegeven op ’t slot te Hoogstraten, den 27 Januari 1533. (Get.) A. Lalaing. » II. Bestond er reeds een Rederijkersgezelschap vóór 1533 ? Volgens J. B. GRAMMAY, Antverpiae Antiquitates (1610) zou, naar het getuigenis der Antwerpsche Rederijkkamers, de kaart van ’t Eglantierken vernieuwd zijn : « Poëtarum rythmicorum etiam societas Antverpiensium Camerarum testimonio renovata. » Daar er nergens

van een kaart van lateren datum als deze van 1533 sprake is, moeten Grammay’s woorden wel op deze toegepast worden. Dit was ook de meening van E. H. J. C. Lievens (1803-1865), wiens handschrift op blz. 94 vermeldt : « Grammay zegt, dat tijdens dezen onzen Graaf die van Antwerpen de vernieuwing van de kaerte van Hoogstraeten getuigden, alsof dezelve van allang bestond en vernieuwd werd, zooals met de kaerten der Gilden geschiedde, die de nieuwe heeren of Graeven opnieuw onderteekende. » Dit laatste is zeker waar geweest voor de St. Jorisgilde van Hoogstraten, die reeds in 1389 bestond en voorrechten verkreeg van Jan van Cuyck, heer van Hoogstraten, doch in 1525 door den drossaard Jan van Brederode en in 1534 door graaf A. de Lalaing met een nieuwe kaart werd begiftigd. Wanneer wij bovendien in art 24 der Statuten van ’t Eglantierken (van 1533) lezen van « ’t halen en ’t gereedmaken van den speelwagen » en ook in de oudst bewaarde kerkrekeningen speelwagens vermeld vinden bij den ommegang, dan meenen wij te mogen besluiten dat er reeds in dien tijd eene organisatie bestond, die, zoo zij misschien nog geen rederijkkamer was, toch als de voorloopster moet aanzien worden van de Kamer, waaraan A. de Lalaing in 1533 een wettig statuut verleende. Indien er vóór 1533 te Hoogstraten inderdaad een rederijkersgezelschap bestaan heeft, dan is het wellicht in den schoot der St. Jorisgilde tot stand gekomen. Zegt J. van Gerheze (Kan. De Ridder) niet in « Iets over de Rederijkkamers » (1858) : « Het waerschynlykste volgens my is, dat dezelve haren oorsprong verschuldigd zijn aen de gezelschappen der voetboogschutters, welke dikwyls in tyd van vrede elkander ten kampstryde uitriepen, en by die gelegenheid prachtige en vermakelyke byeenkomsten hadden, op welke eenige vroolyke gezellen de eene of andere klucht voorstelden. Zeker is het, dat in de XVe eeuw deze twee soorten van vermaken gewoonlyk om niet te zeggen altyd samen gingen. » Dat de Hoogstratensche rederijkers den kruisboog hanteerden blijkt wel uit de statuten van 1533, waarin er sprake is van een gemeenschappen j ken kolfdag op 3 Mei en 14 September (art. 9) en van een reeks kolf dagen, die aanvangt den tweeden Zondag na Bamis (art. 26) (1). Ook leeft te Hoogstraten nog de overlevering voort dat ’t Eglantierken eertijds prijsschietingen hield in den Schuttershof, achter de kerk, die, blijkens alle inlichtingen, het eigendom was der St. Jorisgilde. III. De Rederijkers in den Ommegang. Nog zegt J Van Gerheze : « Zeker gaet het, dat de Rhetorisienen de mysteriën van onzen godsdienst en andere godvruchtige stukken plagten te vertoonen ter gelegenheid van de plegtige ommegangen of processiën, die in de vorige eeuwen zoo luisterrvk waren. Om de (1) Kolven beteekent schieten; vandaar kolveniers of kloveniers, = gewoonlijk schutters van de busgilde.

kosten die by zulk een gelegenheid gerezen waren, te dekken, werd aen deze gezelschappen van stadswege een toelage vergund. » Uit de Kerkrekeningen van Hoogstraten blijkt nogmaals dat reeds vóór 1533 in den ommegang spelen werden opgevoerd, nl. door de Sint Huibrechtsgezellen, die ook na de stichting van ’t Eglantierken nog regelmatig vermeld worden (2), zij het dan ook in 1538 naast « de metsers, die het spel van Absalon opvoerden » en naast « diverssche gesellen die in de ommeganck gespeelt hebben. » Later worden zelfs nog vermeld de Herderkens, de kalverdansers (wellicht uitbeel(2) Kerkrekening 1521/22 : Item Sinte Hubrechts geselle opte ommeganc xvj st. K. R. 1522/23 : Item den Hubrechtsgesellen xviij st. K. R. 1523/24 : Betaelt den Hubrechtsgesellen in den ommeganck vanden speele te spelene xvij st. K. R. 1525/26 : Item sinte Hubrechtsgesellen in den ommeganc te baten gecomen aen haer costen xx st. K. R. 1536/37 : Gegeven sinte Hubrechtsgesellen xx st. K. R. 1537/38 : Gegeven diverssche gesellen van dat sy inde ommeganck gespeelt hebben iij st. xviij ort. Gegeven Inde Roose voer de metsers die spel speelden van Absaloen xx st. Gegeven de Huybrechts gesellen xx st. K. R. 1540/41 : De Hubrechtsgesellen op den omganck gegeven tot behulp van hueren costen xx st. K. R. 1543/44 : Gegeven den Hubrechtsgeselle xx st. K. R. 1544/45 : Den Hubrechts gesellen opten ommeganck tot behulp van huer costen xx st. K. R. 1545/46 : Den Hubrechtsgesellen tot behulp van huer costen inden ommeganck xx st. K. R. 1546/48 : Den Hubrechtsgesellen van twee jaren ij Kg. K. R. 1548/49 : Den herderkens inde ommeganck geschoncken viij st. Claes Blyen voer een tonne biers voer den Hubrechtsgesellen xx st. K. R. 1549/50 : Voir een ton biers voir de Hubrechtsgesellen xxj st. Peeter Int Scheer voir een ton biers voir de calverdansers geschoncken xx st. K. R. 1550/51 : Anthoni van Geele voir een ton biers den Hubrechtsgesellen geschoncken xx st. Geeren Snyers voir een ton biers den herders geschoncken xx st. De Burg. Rek. van dit jaar vermeldt ’t « conincxspel ». Werd dit misschien door de Herders opgevoerd als een Kerstspel? K. R. 1553/54 : Anthonis van Gheele huysvrouw voir een ton biers die de calverdansers aldaer gedroncken hadden xxv st. Geertruyt In de Maen van een ton biers die de herdekens aldaer gehadt hadden xx st. K. R. 1555/56 : Den Hubrechts gesellen gesconcken van de spelen ende tot behulp van haer costen xx st. De herdekens die by ende neffens d Betlehem gingen xx st. K. R. 1558/59 : Geschoncken den calverdanssers tot behulp van hueren ontcosten ij Kg. x st. Betaelt den herdekens tot behulp van honnen ontcosten xx st. K. R. 1559/60 : Peeter van der Wilt voer een ton biers den calverdansers geschoncken tot behulp van hennen oncosten ij Kg. In de Burg. Rek. worden hun dit jaar ook nog ij Kg. x st. geschonken en staan ook de herderkens vermeld. K. R. 1562/63 : Van den oncosten der egeenen die de passie inden ommeganck speelden tot Anthonis de Wilde ij Kg. x st. Den egeenen die gegeselt wordt iiij st. Noch diverssche persoonagie die opte wagens inden ommeganck saten v st.

dend de vereering van ’t Gouden Kalf door de Joden), die in 1550 voor t eerst optraden en die de Burgemeestersrekening van 1551 met de Sint Huibrechtsgezellen identificeert, en de zwaarddansers (3) (zie HOK, bl. 85-86). R. 1564/65 : Den knecht van Sint Joris voer syn drinckgelt iiij % st. Wouter van Eussel met synen consorten van inden ommeganck te ryden  .. , >ij st. Den raijdrayers opten speelwagen tsamen y2 st. Anthonis Snyers dat hy oick op den speelwagen sat i st. Den passie speelders tot behulp van honne oncosten ij Kg. x st. K. R. 1565/66 : Gegeven den Hubrechts gesellen voer een ton biers tot behulp van honnen oncosten ij Kg. (3) Over de Zwaarddansers lazen wij in < Ons Volksleven » 4' Jaargang (1892), blz. 167 : De Zweerddans. Deze woeste dans, te midden van dreigende degens, is in eenige Vlaamsche dorpen blijven bestaan tot in de tweede helft der XVIII' eeuw. In 1776 verbood de meier van Hornebeek dat gevaarlijk vermaak aan de inwoners des dorps, die alsdan de degens door hazelaren roeden of stokken vervingen. Ziehier op welke wijze die dans geschiedde : Acht of tien boeren stonden in eene ronde geschaard en hadden elk in de eene hand eenen stok (vóór 1776 eenen degen), terwijl zij met de andere hand het uiteinde van den stok huns buurmans vasthielden. Te midden van den kring stond een man, Vlegeraere geheeten, die den dans bestierde. Geen enkele der dansers mocht het uiteinde van den stok zijns maats loslaten, ten ware de Vlegeraere het bevel gave van den kring te breken en op root te gaan staan. Dan waren het enkel nog de eerste en de laatste der rij, die eene hand vrij hadden. Op een gegeven teeken, maakten de dansers de zonderlingste sprongen en draaiingen en gingen daarbij met zooveel woestheid te werk dat zij, na den dans, dropen van het zweet, hoewel hun bovenlijf enkel door hun hemd bedekt was. Onder den dans zong, of liever huilde een jong meisje wilde gezangen, terwijl zij met eenen stok de maat sloeg op eenen bok. (La Belgique et les Pays-Bas avant et pendant la Domination romaine, par A. G. B. SCHAYES, t. I. pp. 204. note.) In hoeverre deze beschrijving aan den Hoogstraatschen zwaarddans beantwoordt, weten wij niet. Dat de Hoogstratenaren der XVI' eeuw niet bang waren van bloed te zien, blijkt wel uit het feit dan in 1563 een man in het passiespel gegeeseld werd en daarvoor vier stuivers ontving, terwijl de andere spelers niet afzonderlijk betaald werden. Zeker is het in elk geval, dat de zwaarddansers een der oudste en der voornaamste groepen uit den Hoogstraatschen ommegang waren. K. R. 1521/22 : Item den sweertdansers xiiij st. K. R. 1522/23 : Item den zweertdansers xvj st. K. R. 1523/24 : Betaelt den zweertdansers xvj st. K. R. 1525/26 : Den zweertdansers xvj st. Eerst twintig jaar later worden zij weer vermeld : K. R. 1546/48 : Den zweertdansers van twee jaren xxxv st. K. R. 1548/50 : Peeter Geert Antonis Geertss voer een ton bier voer de zweertdansers xviij st. K. R. 1553/54 : Den sweertdansers een ton biers in handen van Wouter Soeten xx st. K. R. 1555/56 : Betaelt den zweertdansers x st. K. R. 1558/59 : Insgelycx de sweertdanssers geschoncken tot behulp van huere ontcosten ij Kg. K. R. 1563/64 : Den zweertdansers inden ommeganck betaelt In de Maen ij Kg. K. R. 1564/65 : Den zweertdansers tot behulp van honne oncosten ij Kg

Wel kunnen ook andere gilden dan die der Rederijkers in den ommegang gespeeld hebben, want er worden meermaals nieuwe wagens gemaakt en in 1538 worden er zeven personen betaald « om de wagens te mennen, » zoodaf er dit jaar 7 wagens in den omm^ang reden (4). Van rederijkers, die in den ommegang speelden, wordt echter in de XVIe eeuw nergens gewag gemaakt, in zooverre dat wij ons de vraag stellen of de Sint Huibrechtsgezellen niet dienen te worden geïdentificeerd met de rederijkers. Zijn deze laatste vóór de oprichting van ’t Eglantierken in 1533 misschien niet vereenigd geweest in eene gilde met St. Hubertus als patroon en is de oude benaming « St. Huibrechtsgezellen » hun daarom bijgebleven? Het is immers een vaststaande feit dat het volk zeer traag en onwillig is om oude benamingen te vervangen en te wijzigen. Of moeten wij de herderkens, de passiespelers en de doctoren (5) als leden der rederijkkamer aanzien? Na het Wonderjaar 1566 wordt er in de kerkrekeningen niet meer van een dier groepen spelers gewaagd en in 1569 wordt zelfs beslist de speelwagens van de hand te doen (6). Nadien werden slechts heiligenbeelden omgedragen (wellicht vier, o. a. de H. Catharina) en één of meerdere muziekanten speelden in de processie voor het H. Sacrament. IV. De Rederijkers en de Palmezel. Naast al die gissingen meenen wij echter met zekerheid te mogen bevestigen, dat het de rederijkers van ’t Eglantierken waren, die in de tweede helft der XVIe eeuw den palmezel van de kerk van ’t begijnhof naar de collegiale kerk trokken en daarbij verkleed waren als de twaalf apostelen. (4) K. R. 1525/26 : Jannen Meeus de wagenmaker voer een nieuwen wagen. K. R. 1537/38 : Gegeven vii personen die de wagens gement hebben inden ommeganc iij y2 st. K. R. 1540/41 : Peeteren de Roover van twee wagens op den omganc te maken vii Kg. K. R. 1541/42 : Aen Jan de Brouwer van vier spelwagens te vergaderen ende weder te scheyden. Item de wagemaker van eenen nieuwen wagen inden ommeganc iij Kg. K. R. 1548/49 : Geert de smit van een nieuwen vierwagen. (5) K. R. 1553/54 : De huysvrouw van Cornel-van Mol voir bier dat de doctoers die inden ommeganck om reeden gehadt hebben iiij y2 st. K. R. 1555/56 : Anthonis van Gheele van dat de doctoren inden ommeganck geweest synde verdroncken hadden iij y2 st. K. R. 1556/57 : Die de sancten omdroegen, voerlieden ende doctoren ts. xvij st. K. R. 1558/59 : Betaelt den genen dye de doctoren waren in den ommeganck v y2 st. De groep der « doctoren > stelde wellicht voor « Jezus te midden van de Wetgeleerden ». (6) Sy de wagens teerste gelegenheyt vercocht omme alzoo te verhueden dese huere ende de bedervinghe vande wagens ende dan weder ander wagens te maken alst van doen wesen. (K. R. 1568/69).

Dit gebruik, dat eertijds op meerdere plaatsen bestond (7) en thans na 300 jaar nog voortleeft te Hoegaarden (8), vinden wij te Hoogstraten voor ’t eerst vermeld in ’t testament, door E. H. Dionys Backers, kapellaan der collegiale kerk van Sinte Catharina te Hoogstraten, den 30 December 1525 opgesteld, waarin wij lezen : « Item heer Dionys priester testamentmaecker voergenoemt ordineert wt sonderlinger devotie en memorie der passien ons Heeren Jesu Christi opten palmsondach processie te gaen doer der beghijne kerck met eene ezel na costume van Antwerpen te comen om de hoochkerck na oude costume en daer voer ordineert hy XV stuivers tsjaers. » Het gebruik bestond dus in dien tijd ook te Antwerpen en vóór dien tijd ook reeds te Hoogstraten. Het is echter alleenlijk van 1556 tot 1576 dat de kerkrekeningen er regelmatig gewag van maken; gewoonlijk worden er 16 stuivers betaald aan de twaalf apostelen;^in 1557 werden deze betaald aan de « retrosyns » of rederijkers, waaruit wij besluiten dat zij het steeds waren die den palmezel begeleidden. In 1556 worden hun drie baarden gekocht en in 1560 werd de houten ezel geschilderd : hij moest dan voorzeker reeds meer dan vier jaar dienst gedaan hebben. In 1569 maakt Anthonis Loeys een nieuwen toom voor den palmezel en in 1572 wordt hij door Meester Michiel Boede opnieuw geschilderd (9). (7) W. A. P. SMIT. Folklore. Zutphen. W. J. Thieme. 1929, blz. 112. J. N. RAOUL (Ed. Deraeve). L,e Jour des Rameaux, in La Métropole. 9 avril 1933. (8) Gazet van Hoogstraten 4-4-1931; De Standaard 26-3-31; 31-3-31; 2-4-31; 5-4-31; Toerisme, 1 en 15 Maart 1931; Nieuws van den Dag, 31-3-31 — K. VERHOEVEN. Palmzondag te Hougaarde (1631-1931), 16 blz. met platen. (9) K. R. 1555/56 : Gegeven en geschoncken die gesellen die de twelf apostelen waren opten palmsondach xvi st. Gegeven van drie baerden te maecken 1 % st. K. R. 1556/57 : Den Retrosyns opten palmsondach geschoncken xvj st. K. R. 1557/58 : Geschoncken den apostelen dye opten palmsondach den eesel tooghen xvj st. K. R. 1558/59 : Gegeven den twelf apostelen dye opten palmsondach den esel getoogen hebben xvj st. K. R. 1559/60 : Gegeven vanden vernissen vanden eesel tegen palmsondach x st. ende den apostelen die den selven opten palmsondach vanden begynhcf tot inde prochie kerck trocken xij st. K. R. 1562/63 : Ierst betaelt den appostelen die den ezel trocken opten palmsondach inde processie xvj st. K. R. 1564/65: Den appostelen die onse heere god opten esel toogen xvj st. K. R. 1567/68 : Den gesellen ofte appostelen die den eesel togen opten palmensondach van den begijnhove tot inde prochiekercke alhier tot behulp van hen moeysel xij st. K. R. 1568/69 : Gegeven van den esel vanden begynhof te trecken opten palmsondach ij J4 st. Anthonis Loeys gareelmaker voer een helfter gemaect aenden ezel inde kerck 1 st. Op bl. ix, ve : Opten palmsondach- doemen omme de paeschkeers ommeginck (ontfanch) xxxviij st. 1 ort. K. R. 1571/72 : Ierst gegeven den apostelen opten palmensondach die den esel trocken xij st.

V. Het H. Kruisaltaar. Reeds in ’t begin der XIVe eeuw bestond er in de kerk te Hoogstraten een kapelrij of beneficie van ’t H. Kruis. Nog een drietal manualen uit de XVIIe eeuw berusten in ’t kerkarchief. Of er in de oude kerk een altaar aan ’t H. Kruis was toegewijd weten wij niet, wel echter dat Peeter de Voorspoel in 1523 voor die kerk de beelden beitelde van keizer Constantijn en van zijne moeder, de H. Helena (10). In de nieuwe kerk werd een altaar opgericht ter eere van ’t H. Kruis en tevens toegewijd aan Constantijn en de H. Helena : het stond ongetwijfeld tegen den tweeden pilaar aan den zuidkant, tegenover het koorken van O. L. Vrouw van VII Weeën. Van 1553 af werden de meeste boeten en ook andere geldelijke bijdragen door de Statuten van ’t Eglantierken opgelegd, tot onderhoud en versiering van dit altaar aangewend. Voor ’t H. Kruisaltaar in de huidige kerk schilderde Meester Andries een altaarstuk, waarvoor hem, tot slot van zijn rekening, in 1537 nog 11 Karolusgulden werden betaald. In 1549 werd er rond dit altaar een hekken geplaatst (11). Reeds in 1530, toen het H. Kruisaltaar in de nieuwe kerk nog niet opgericht was, stichtte Meester Hendrik de Roey, kapellaan en later kanunnik der Sinte Catharinakerk te Hoogstraten, tot zielerust van hem en van zijne zuster Maria, een plechtige mis met assistentie van diaken en subdiaken op den feestdag van H. Kruisverheffing en bezette daarvoor in zijn testament van 9 Maart 1536 (zie Kerkarchief) 12 Kg. Van den intrest dier som moest er jaarlijks 1 stuiver aan den koster, 10 aan de kerkfabriek en 2 voor kaarsen uitbetaald worden. Bovendien moest er aan ’t zelfde altaar eens in de week, Vrijdags, Meester Michiel Boede van den esel te schilderen die de apostelen opten palmsondach trecken xxx st. K. R. 1572/74: De xij apostelen die de eesel op palmsondach trocken xvj st. K. R. 1574/75 : Item betaelt den appostelen die den eesel tooghen opten palmsondach xvj st. K. R. 1575/76 : Ierst betaelt den appostelen die den esel vanden begynhove toogen tot inde prochie kercke opten palmsondach xv st. (10) K. R. 1522/23 : Peeter de Voerspoel van ij beelden Constantinus ende Helena mitsgaders van den houte dat hy er tegens hadde van beslaen vij Kg. viij st. vj o. (11) K. R. 1536/37 : Betaelt Mr. Andries de schilder van trest van sheylich cruys tafel xj Kg. K. R. 1548/49 : Wouter Damds vande affschutte aen den Heylich cruys outaer iij Kg. K. R. 1565/66 : Brouwer van dat hy zeker reparatie gedaen ende gemaect heeft soo aende outaers van Sint Anna den tuyn aen des heylich Cruys aldaer geset tsamen xxv st. K. R. 1568/69 : Bastiaen de sloetmaker van een herre te maken aender tuyn van theylich Cruys altaer i st. K. R. 1569/70 : Jan de Brouwer van tbeert dwelck leech opten outaer van theylich cruys te maken xj st.

een mis gelezen worden tot zielerust van hem en van zijne ouders, broeders en zusters. Aan dit altaar werd ook door Geert Anthonis Geertsone een wekelijksche mis gesticht; voorts werd er nog een mis bezet door den heer Bartelmeeus van Golberdinge en in 1570 ontving E. H. Joachim van der Veecken jaarlijks een veertel rogge om aan ’t H. Kruisaltaar mis te lezen (Ï2). Dit altaar werd afgebroken in 1767, zooals blijkt uit de « Merkvueerdige Notitien van den Pastor » blz. 102 (13). Wellicht is het schilderij met de voorstelling der H. Kruisvinding door de H. Helena (H. 1,68 m.; Br. 2,07 m.) het voormalig altaarstuk, dat echter van lateren datum schijnt dan de H. Kruistafel, die in 1537 door Mr. Andries werd geschilderd en misschien bij ’t einde der XVIe eeuw werd vernield. Het doek is thans in zulken slechten staat dat wij hier geen afbeelding ervan kunnen geven. VI. Subsidies en Loten. Vanwege de gemeente genoot de Rederijkkamer een jaarlijksche toelage, waarvan nog in enkele der bewaarde Burgemeestersrekeningen wordt melding gemaakt (14). Voor de XVIe eeuw vermelden wij ten slotte nog dat de gezellen van ’t Eglantierken 24 loten van 1 % stuiver namen, toen er in 1560-61 te Herentals een loterij werd uitgeschreven ten voordeele der Sinte (12) K. R. 1567/68 : Van heer Matheeus Boeckmans voir dwaslicht van eender misse die hy doende is voir theylich cruys, die heer Bartelmeeus van Golberdinge beset heeft ende dwelck Peeter Elsackers voertsgevende is gevallen anno lxv x st. Sy ten naesten vande navolgende jaren ten naesten verantwoert. K. R. 1568/69 : Van Anthonis Snyers weduwe ter causen van den waslicht tot alsucke misse als Geert Anthonis Geertsone gefondeert heeft alle weken gedaen te wordden voir den altaer vanden heyligen cruys breeder blyckende byden testamente. Ten achtere de jaren lvj tot lxix zyn onbetaelt ergo hier niet. K. R. 1572/74 : H. Joachim vander Veecken priester van de misse te doen voer theylich Cruys tsamen iij veertelen rogs van drie jaeren lxx, lxxj ende lxxij. (13) In den jare 1767 sijn de authaeren van de H. Moeder Anna, van St. Sebastiaen ende van het H. Cruys met consent van sijn Hoogweirdigheydt Henricus Gabriel van Gameren ende sijn hoogheydt den hertogh van Hooghstraeten geamoveert ende wort den dienst gedaen voor de selve aen den authaer van de H. Catharina. Quod attestor. P. Theod. Van den Broeck, pastor. (14) Burg. Rek. 1550/51, bl. 16 : Item is dergulden van de Retroyke gegont als voer deser reyse ende een jaer de somme van iiij Kg. B. R. 1558/59, bl. 13 : Jan van den Wiel als deken van der gulden van den Retrocyns dwelck hen uit voergaende jaer toegelaten ende gegont is (by quitancie voer dit jaer toegelaten) ij Kg. B. R. 1559/60, bl. 16 : Den Retrosyns toegelaten als voer een jaer zonder camerhuere voer dese reyse ij Kg. B. R. 1567/68, bl. 22 : Ancelmus Snyders als deken van der gulden van de retrosins tot behulp van hender camer huere ij Kg. xv st.

Waldetrudiskerk Het vers dat zij op de inschrijvingslijst neerpenden is wellicht het eenige dat ons bleef bewaard (15). Alhoewel wij nergens aantroffen dat het Eglantierken aan feesten, als het Landjuweel van Antwerpen in 1561 en het Blazoen- en Refereinfeest van Mechelen in 1620 heeft deelgenomen, toch leeft de traditie voort en werd reeds vóór 1865 door E. H. Lievens opgeteekend dat « de rederijkkamer van Hoogstraeten tot heden toe haere jaerlijksche spelen heeft blyven onderhouden des winterstyd. » ’t Is te betreuren dat noch de E. H. C. Stroobant, noch de E. H. Lievens, noch Kan. De Ridder, die nochtans schrijft (op. cit. bl. 9): « Sedert eenige jaren heeft men zich bijzonder bezig gehouden met opzoekingen te doen over de Rederijkkamers, die hier te lande gebloeid hebben in de XVe en XVIe eeuw », het archief van ’t Eglantierken, dat in hun tijd nog bestond, bestudeerd en er uit gepubliceerd hebben. VII. Het Bestuur en de Leden der Kamer. Als hoofdman vinden wij vermeld : P. J. De Vriendt (van vóór 1869 tot 1897), Adr. Jansen (1897-1907) en L. Jageneau (1911- ). Als bestuurders traden gelijktijdig op : J. De Keuster (1869-1872); Adr. Jansen (1869-1874). M. Van de Ven (1872-1886); Ch. Jansen (1874-1897). C. Oomen (1887- ? ); Fr. Brosens (1897-1925). H. Jansen (1905-1929); K. Seuntjes (1925-1929). L. Michielsen (1929- ); Juul Weyler (1929-1930). H. Verschueren (1930- ). Een tijdlang waren er drie bestuurders; zoo staan ook nog vermeld : J. De Ruyter (1872-1873) en Adr. Jansen (1878-1897). Na het vorig jaar als onderdeken in dienst geweest te zijn, werden achtereenvolgens tot deken verkozen : van 1870 tot 1879 : Jos. De Haes, K. Van de Ven. M. Van de Ven, Jos Hes, P. Campers, J. Cornelissen, Fr. Claessens, H. Cornelissen, F. Bastiaensen, C. Oomen; van 1880 tot 1889 : Fr. Van Gouwbergen, L. Brosens (2 jaar), Cor. Philipsen, Fr. Meyvis, Fr. Van Ceulen, Adr. Willems, Jan Diels, H. Jansen, Adr. Brosens; van 1890 tot 1897 : Fr. Knaepkens, J. B. Coertjens, W. Severyns, Fr. Philipsen, J. Willemse, Adr. Willemse, Fr. Jansen, C. De Koninck. In 1898 werd Adr. Willemse tot deken gekozen en bekleedde dit ambt tot aan zijn dood, in 1929; alsdan werd hij opgevolgd door zijn zoon, Hubert Willemse, en, sedert 1931, door Jef Krols. Het is de taak van den deken het bedrag van de jaarlijksche bijdragen en van de boeten te innen en het regelmatig te overhandigen (15) Wij Eglantierkens van Hoochstraten Hadden wij thoochste lot dat sou ons baten. Charitas. P. Hoochstraten. . , xxiiij puer loten facit xxviij loten.

aan den schatbewaarder (thans Fr. De Groot). Eertijds was het ambt van schatbewaarder vereenigd met dit van schrijver en als zulkdanig vinden wij vermeld : J. Stockeyr (van voor 1869 tot 1871), J. Bastiaensen (1872-1883), L. Jespers (1884-1924), J. Peeters (1913- ) en R. Soetewey (1925- ); aan dezen laatsten vooral zijn wij veel dank verschuldigd voor de talrijke inlichtingen, die wij van hem ontvingen. Als tooncelleiders traden op : Fr. Kunen (1897-1904), J. Festraets (1904- ). De Kamer is samengesteld uit beschermende leden, die in 1913 jaarlijks minimum 10 fr., thans 25 fr. betalen; eercleden, die in 1869 5 fr. inkomgeld, sedert 1878, 6 fr. inkomgeld betaalden (thans afgeschaft); thans betalen zij jaarlijks 15 fr.; spelende leden, onder wie er, eertijds met de toestemming der bestuurders, thans na stemming door de leden, nieuwe kunnen aangenomen worden, in 1869 mits een inkomgeld van 5 fr. Dit is thans ook afgeschaft en vervangen door eene jaarlijksche bijdrage van 7,50 fr. Tot onze spijt slaagden wij er niet in de volledige lijst der leden, zelfs na 1869, op te maken, daar er voor verschillende jaren in het verslagboek geene lijst ingeschreven werd en slechts zelden vermeld wordt wanneer een lid de Kamer verliet of van spelend lid eerelid werd. Wij stellen ons dan tevreden met, naast de bestuurleden, te vermelden de steunpilaren der Kamer, de leden die hun zilveren, gouden of diamanten jubilee in ’t Eglantierken vierden. Het waren in: 1876, Ch. Jansen (25 j.); 1878, Adr. Jansen (25 j.); 1885. Cor. Philipsen (25 j.); 1887, Cor. Bogaerts (25 j.); 1895, H. Van Weereld (25 j.); 1901, Ant. Brosens (50 j.); 1903, Adr. Jansen (50 j.); 1922, Lod. Jespers (50 j.) en Alb. Van Weereld (50 j.); 1923, Cor. Bogaerts (60 j.); 1924 A.Willemse (50 j.); 1928, Fr. Brosens (50 j.). In 1931 werd het gouden tooneeljubileum gevierd van H. Jansen en het zilveren van Mevr. L. Heylaerts en J. Festraets ; in 1932, dit van Mevr H. Coertjens-Verherstraeten. VIII. De Tooneelzaal. Waar het Eglantierken in vroegere eeuwen zijne tooneelopvoeringen hield, konden wij niet ontdekken, ’t Is slechts terloops dat wij vernemen dat, in 1818, de Rederijkers in de Gildekamer der St. Sebastiaansgilde vergaderden (HOK, blz. 140). Wellicht was de tooneelzaal overouds gevestigd op den hoek der Gelmelstraat (thans Café St. Georges): we lezen immers in ’t Verslagboek dat de Kamer in den winter van 1869-70 moest uitzien naar een nieuwe tooneelzaal, want « het huis van den h. H. Gevaerts. waar sedert onheuglijke tijden het theater bestond, door den Staat aangekocht zijnde om tot algemeen nut afgebroken te worden, hebben wij ons verstaan met den heer Fr. Van Bergen in Het Keizershof ». Teekenen wij hierbij aan dat het feit dat het Eglantierken in het oud

huis St. Joris gevestigd was er schijnt op te wijzen dat er eertijds betrekkingen moeten bestaan hebben tusschen de Kamer van Rhetorika en de St. Jorisgilde. De zaal van ’t Keizershof (thans huis bewoond door M. Rosiers) was echter te laag van verdieping en werd daarom in 1873 verhoogd op de kosten van den eigenaar en van de Kamer. Tot in 1881 werden de teerfeesten van ’t Eglantierken gevierd in de bovenzaal van het stadhuis. Dit jaar werd die zaal echter aan de verschillende gilden ontzegd en de Rederijkerskamer moest zelf een andere tooneelmaatschappij, « Ijver en Leerzucht », in haar eigen tooneelzaal gastvrijheid verleenen, tot dat zij een nieuw lokaal gebouwd had. Zelf ging Het Eglantierken in 1895 over tot het bouwen eener nieuwe tooneelzaal, waaraan het zijn eigen naam gaf. Van den heer Ant. Brosens werd die zaal voor 20 jaar gehuurd, aan 30 fr. ’s jaars; in 1910 werd er electrisch licht aangelegd en in 1922 werd een nieuw huurcontract gesloten Deze zaal had 86 m2 oppervlakte. In 1933 werd de zaal vergroot en onder de benaming Feestzaal NELE, eigendom der Maatschappij Brosens en Cie, in buur gegeven aan A. Huysmans. In dit lokaal berusten thans nog de nieuwe vlag van 1912, een oud blazoen, dat in den bovenhoek van het ruitvormig wapen een wit kruis met in de hoeken vier kleinere kruisjes draagt, en een nieuw blazoen, door L. Hoevenaers geschilderd, dat wij hierbij afdrukken. Bovendien bezit de Kamer nog een Guldenboek, een Rekenboek (van 1869 af) en twee Verslagboeken : het oudste vangt aan met het nieuw Reglement in 23 artikelen, dat in 1870 werd opgemaakt en dat thans nog met enkele wijzigingen wordt nageleefd; het tweede begint in 1928. IX. Lijst der opgevoerde Tooneelstukken. 1864: De witte Lijkbidder of Het Feest in den Kelder, blijspel met zang in 1 b. dr Emm. Rosseels. 1869: Jacob van Artevelde, dr Peenen. De Oorslingers en de Bretellen, blijspel. 1870: Den Abt de 1’Épée, 5 b., naar ’t Fr., vertaald dr ƒ. Stockeyr. De Jongens van Klaverdalen, bl. in 1 bedrijf. Jan de Klets, bl. in 1 b. 1871: De Geuzendans, drama in 3 b., dr V. De Meyer-Roelandts. De hoovaardige Stiefmoeder, bl. in 1 b. 1872: Een slachtoffer der Verleiding, bekroond dr. in 4 b., dr F. Ed. Lauwers. De Knorrepot bl. in 1 b. Een Broek van 35 francs, bl. in 1 b. 1873: Maria van Burgondië, hist. dr. in 5 b., dr F. E. Lauwers. Een Boerenmeisje, bl. in 1 b., dr J. Roeland. Iwan de Jager, 1 b. met zang, dr P. De Cort.

1874: De Veroordeelde, dr. in 3 b„ dr E. Van Driessche. Het Strijkijzer, spel in 5 b„ dr P. Geiregat. IO__ verkeerde Rekening, bl. met zang, dr Jan Roeland. Willem en Laura, dr. in 6 taf., dr E. Lauwers. De Jenever, dr. in 9 taf., dr Felix Van de Sande. Vriend Kobus, spel in 2 b„ dr E. Van Goethem Het Wiegje, spel in 1 b., dr E. Van Goethem. 1876: Het Offer der Verleiding (zie 1872). Een Avontuurtje van Mijnheer Kikkerbil, bl. in 1 b. Nota. — Beide stukken werden opgevoerd in den tooneelprijskamp van « De Vrijheidsliefde », te Gent, en behaalden er een vergulde medalie. Maagdelieve, spel in 3 b., dr F. Van de Sande. Typen, spel in 3 b., dr Block. Proficiat, bl. in 2 b., dr F. Van de Sande. 1877: Elisa, dr. in 4 b., dr D. Delcroix. Quinten Metsijs, spel in 3 b., dr J. Van H oorde-De Koninck. Julius Caesar, bl. in 1 b., dr Em. Van Goethem. Onnoozele Kinderendag, spel in 1 b., dr P. Geiregat. 1878. De Plaag der Dorpen, spel in 1 b., dr Edw. Van Bergen. De Commandeur van de Zon, bl. in 1 b., dr W. Knibbeler. Kunstschilder en Kleermaker, bl. m. z. in 1 b. dr E. Roeland. 1879: De Ondankbaren, dr. in 3 b., dr Gust. De Lattin. Kristina, spel in 3 b., dr J. Roeland. De eerzuchtige Kapper, bl. met zang in 1 b„ dr IV. Knibbeler. 1880: De Familie Kregels, spel in 3 b., dr ƒ. Roeland. Moeder Rosa, spel in 1 b , dr P. Geiregat. Schoenmaker blijf bij uw leest, bl. in 1 b., dr J. Wijtijnck. 1881: De Alchimist, dr. in 5 b., dr Hendr. Peeters. Een Vlaamsche Talma, spel met zang, dr Al. Dandois. 1882: Het Klaverdrieblad, spel in 3 b., dr F. Van de Sande. Zielenketens, spel in 1 b„ dr N. de Tière. De Holleblokken, spel in 1 b., dr N. de Tière 1883: De Zoon van den Burgemeester, dr. in 3 b., dr H. Peeters. Een verkeerde Rekening, bl. met zang in 1 b., dr ƒ. Roeland. 1884: Het Geheim, dr. in 3 b., dr H. Peeters. Vorstenplicht, t. in 1 b., dr N. de Tière. Iwan de Jager, (zie 1873). 1885: De Valschmunters, dr. in 5 b., dr H. Peeters. De Duivel op het Dorp. 1886: Elza t. in 4 b., dr N. de Tière. Het Vondelingsken, spel in 1 b. Kikkerbil (zie 1876). 1887: Tante Clara, spel in 3 b. met 1 voorspel, dr Anna SlembroeckDe Peuter. De Tenor is ziek, bl. in 1 b. ’t Is uit Liefde, bl. met zang in 1 b.

1888: Wie zal haar redden? dr. in 3 b„ dr H. Peeters. Gestolen Geld, spel in 3 b. De Vrouw moet niet Baas zijn, spel in 1 b. De Liefde op 30 Sporten, minnespel met zang in 1 b. De Gouvernante, spel in 1 b., dr Lièvevrouw-Coopman. 1889: Hermina, dr. in 5 b„ dr N. de Tière. De suikeren Oom, bl. in 1 b. De Gouvernante (zie 1888). 1890: Moederhart, dr. in 4 b., dr N. de Tière. Het Vondelingsken (zie 1886). De Oudjes wikken, de Jongen beschikken, spel in 1 b., dr H. Peeters. De Vrouw moet niet baas zijn (zie 1888). Hermina (zie 1889). 1891: Een Spiegel, dr. in 3 b., dr N. de Tière. Honger, dramatisch schouwspel in 1 b., dr N. de Tière De Grolpot, bl. in 1 b., dr N. de Tière. Moederhart (zie 1890). Liefdevonkjes, spel in 1 b., dr N. de Tière. 1892: Liefdedrift, dr. in 4 b., dr N. de Tière. 1893: Jalousie, dr. in 4 b., dr Lievevrouw-Coopman. Vier Plagen op den Hals, bl. in 2 b., dr G. De Lattin. Een Spiegel dr. in 3 b., dr Lievevrouw-Coopman. Honger (zie 1891). 1894. Hendrik Robijn, dr. in 4 b. en 1 voorspel, dr C. Devisschere. Die ongelukkige Schoenen, bl. in 1 b., dr C. Devisschere. Miss Topsy, bl. met zang in 1 b., dr P. Putman. 1895: De Scheiding, dr. dr J. Toussaint. Den Trein te laat, bl. in 1 b., dr Em. Verschueren. Hendrik Robijn (zie 1894). De ongelukkige Schoenen (zie 1894). 1896: Zielestrijd, dr. in 5 b., dr C. Devisschere. De Scheiding (zie 1895). Een Ridder geboren, bl. in 1 b., dr E. Verschueren. Den Trein te laat (zie 1895). Onnoodig Krakeel, bl. in 1 b., dr Em. Verschueren. 1897: De Pleitersziekte, dr. in 5 b., dr J. Haughen. Een Ridder geboren (zie 1896). De Liefdezuster, comedie in 2 b., dr Is. Albert. Onze Neef Sixtus, bl. in 1 b., dr Jul. Wiitinck. 1898: De Jenever (zie 1875). De Borstspeld, bl. De Pleitersziekte (zie 1897). Vergeten, dr. in 3 b.. dr P. Putman. De Gasthuisnon, dr. 1899: Helena, dr. in 5 b. De Vlek, bl. in 1 b. Roept geen Mosselen, bl. in 1 b., dr R. Vermand ere. Vergeten (zie 1888).

1900: Kermisklok, Doodsklok, dr. in 5 b., dr F. Van de Sande. De Wildstroopers, dr. in 4 b., dr L. Scheltjens. Bloenieken, dr. in 3 b., dr N. de Tière. De Speelman op ’t Dak, zangspel in 1 b., dr R. Verhuist. 1901: De Valschmunters (zie 1885). Excelsior, tooneelspel in 1 b., dr J. Van der Voort. Eene Uitvaart, kluchtspel in 1 b., dr D. Speelmans. 1902: De Giftmenger, dram, schets in 5 b., dr K. Ravenstein. Hots en Bots, schets in 1 b., dr J. Smout. De Hand Gods dr. in 3 b. Betere Tijden, tooneelspel in 1 b., dr Lod. Slock 1903: Marie-Jeanne, of De Vrouw uit de Volksklas. Andere Wegen. Hots en Bots (zie 1902). Excelsior (zie 1901). 1904: De Voddenraper van Antwerpen, dr. in 5 b. met 9 taf. De Wroeters, dr. in 3 b. dr Palmer Putman. Resurrexit, 1 b., dr J. Van der Voort. Grietje, zangsoel in 1 b., dr Ferd. Rodenbach. 1905: Geef ons heden ons dagelijksch Brood, dr. in 5 b„ dr F. Van de Sande. Neel de Stoelmaker, dr. in 4 b., dr J. Bollen. Resurrexit (zie 1904). Het zalig Woord, tooneelspel in 1 b., dr D. Claes. De strooien Mie, bl. in 3 b., dr J. Smout. Grietje (zie 1904). 1906: Toen zij gestorven was. Napoleon, zangspel met muziek dr Andelhoff. De Vader. Edipus en Antigone, bl. in 1 b. dr J. Van der Voort. Een valsch Bericht, vermakelijke zedenschets in 1 b., dr Lievevrouw-Coopman. Marten de Boschwachter, dr. in 3 b. met zang, dr Edw. PdDeman. 1907: Hugo van der Goes, dr. in 5 b. met zang, dr Al. Dandois. Het Kruispunt, tooneelspel in 3 b., dr D. Claeys. Napoleon (zie 1906). Een Reisavontuur, bl. in 1 b., dr K. Van Rijn. De strooien Mie (zie 1905). De Vader (zie 1906) Een valsch Bericht (zie 1906). 1908: De Scheiding, in 4 b., 5 taf., dr Joz. Toussaint. De Familie Klepkens, bl. in 3 b„ dr Aug. Hendrickx. Het Minnebrugje, bl. met zang in 1 b., dr R. Verhuist. De gewenschte Karei, bl. in 2 b., dr R. Verhuist. Een Reisavontuur (zie 1907). t’

Blazoen van Het Eglantierken.

Instelling van Het Eglantierken. (Wandschildering op ’t Stadhuis, door K. BOOM).

De Nar van 't « Lauwercrcmske », Borgerhout. (In den stoet van 6 Augustus 1933).

1909: Kaatje, tooneelspel in 3 b., dr Spaak, vert. dr Moortgat. Kleine Jacques, dr. in 9 taf. naar het Fr. van Busnöck. De Pot van Pandor?, kluchtspel in 3 b., dr R. Vermandere. De Waarheid, dr. in 1 b., dr /. Bruylants. 1910: Het Vuur der Jeugd, dr. Een zonderlinge Morgen, bl. in 1 b. Ringeloo, dr. in 4 b, dr Aug. Monnet. Hun eerste Reis, bl. in 1 b. dr G. de Lattin. Om beters wil, bl. in 1 b. dr P. Putman. Fanny’s Sonnet. 1911: Zwarte Griet, tooneelspel in 5 b., dr K. Faessen. Maximus Veltman, bl in 3 b., dr Alfr. Bogaert. De Houtzagers, dr. in 1 b., dr J. Haugen. Juffrouw Dol, tooneelspel in 1 b., dr G. De Lattin. De Kinderroofster, dr. in 8 taf., naar het Fr. van Grangé en L. Thiboust. 1912: Door slechte Dagen, dr. in 3 b., dr A. Bogaert. Bietje, tooneelspel in 1 b., dr M. Sabbe. Baas Gansendonck, 1 b., dr L. Jageneau en J. Festraets. De Loteling, 1 b., dr L. Jageneau en /. Festraets. 1913: Een Huwelijk bij Volmacht, bl. in 1 b., dr E. Roeland Huisrumoer, bl. in 1 b., dr Mod. Vlieberg. Godelieve van Gistel, bekroond dr. in 5 b., dr Eug. Van Oye. (Ook te Geel). Siska van Rozemaal (naar Conscience), bl. in 1 b. 1915: Liefdadigheidsconcert. 1919: Concert en Kerstboom. Moederhart (zie 1890). De gewenschte Karei (zie 1908). 1920: Irma. dr. in 1 b., dr Fr. Gevels. Lijsje, zangspel in 1 b., dr J. Haugen. Marten de Boschwachter (zie 1906). De Speelman op ’t Dak (zie 1900). 1921: Grietje (zie 19Ó4). Het vaderlijk Gezag, tooneelspel in 3 b., dr Edm Roeland. Door slechte Dagen, t. in 3 b., dr Alfr. Bogaert. Leentje uit het Hemelrijk, bl. in 1 b., dr G. Marlens. 1922: Godelieve van Gistel (zie 1912). Lijsje (zie 1920). Pietje de Landlooper, bl. in 3 b., dr Fabricius. Napoleon (zie 1906). 1923: Wildstroopers (zie 1900). Het gouden Jubelfeest, dr. in 3 b., dr G. Martens. Een Eersteling, bl. in 1 b., dr E. kV. Schmidt. 1924: Freuleken, tooneelspel in 3 b., dr H. Roelvink. De Wipschutters van St. Juttemis, bl. in 1 b., dr J. Battings. Tante Jutta, bl. in 3 b., dr Reimann en Schwartz. Zieleketens (zie 1882).

1925: Hullebroeckavond. Reis naar Breda (40 leden). Onder één Dak, tooneelspel in 3 b., dr Fabricius. Schildersstreken, bl. in 1 b., dr G. Stevens. Freuleken en Schildersstreken, opgevoerd te Esschen. Liefdadigheidsbal bij de Overstrooming. Paus van Hagendonck, t. in 3 b., dr G. Martens. De Wipschutters van St. Juttemis (zie 1924). 1926: De opgaande Zon, t. in 4 b., dr H. Heyermans. De groote Neuzen, bl. in 3 b., dr G. Martens. Feest, gevangenisschets in 1 b., dr H. Heyermans. 1927: En waar de Sterre bleef stille staan, dr F Timmermans en Ë. Veterman. Leontientje, 3 b., dr F. Timmermans en E. Veterman. 1928: Lamme Goedzak, dr W. Hegeling. De Zot, spel van het erf, in 3 b., dr G. Martens. Zomeravond, t. in 1 b., dr G. Martens. De Klucht van den Gestrafte met de Koorde, in 3 b., dr H. Ghéon, uit het Fr. dr 14L Moens. Een Huwelijksmorgen, klucht in 1 b., dr E. W. Schmidt. Freuleken en Zomeravond, te Zundert. 1929: Oud-Heidelberg, t. in 5 b., dr W. Meyer-Förster. ’t Lammeke, 3 b., dr J. Ballings. Het Gezelschap Müller, klucht in 1 b. ’t Lammeke en Het Gezelschap Müller, te Zundert. Sinds 1929 elk jaar Kerstfeest met Kindertooneel. 1930: De Wonderdoktoor, 3 b., dr Jos. Janssens. (Ook te Zundert). Twee Zusjes bij elkaar, 3 b., dr J. Ballings. 1931: De Koning drinkt, 3 b., dr Jos. Janssens. Bij Heernonkel, 3 b., dr J. Ballings. (Ook te Zundert.) 1932: Moeder, t. in 3 b., dr Cor. Hermus. De Salonboerin, bl. in 3 b., dr Silvester (L. Schelijens). Ook te Zundert. AANMERKING. — Niet al de in het Verslagboek vermelde stukken zijn nog in de bibliotheek der Kamer voorhanden; ze'fs in het Ned. Tooneelrepertorium, door J. Bernaerts, troffen wij vele titels niet aan, zoodat wij ons voor sommige stukken met onvolledige aanduidingen moesten tevreden stellen. Het is niet uitgesloten, dat sommige stukken vermeld staan onder een anderen titel dan den oorspronkelijken. Ook schijnen er nog stukken gespeeld die hier niet vermeld staan. Daar de rekeningen en de jaarverslagen steeds gaan van Aschwoensdag tot Aschwoensdag en het tooneelseizoen dus telkens over twee jaren verdeeld is, doen wij hier opmerken, dat de jaaraanduidingen hierboven deze zijn van het beginnend jaar en dus ook nog een tweetal maanden van het volgend jaar omvatten.

X. Losse Aanteekeningen uit het Leven der Kamer. Bij de lijst der opgevoerde tooneelstukken teekenen wij nog aan dat reeds in 1872 werd beslist steeds geprimeerde stukken op te voeren. De maatschappij kreeg dan recht op een toelage van 100 fr. voor de eerste vertooning, van 50 fr. voor de tweede en 50 fr. voor de derde, doch moest, volgens de wet, de helft ervan afstaan aan den schrijver van ’t tooneelstuk. De staatstoelage bleef, tot na den oorlog, eene goede bron van inkomsten voor de Kamer, maar geraakte soms moeilijk uitbetaald door de schuld van den tooneelschrijver of door verwaarloozing der noodige formaliteiten op ’t gemeentehuis : aldus moest nog in 1909 Baron de Broqueville bij ’t ministerie als bemiddelaar optreden om die zaak te regelen. Dat de Kamer steeds naar verzorgde opvoering streefde bewijst het feit dat in 1875 de heer E. Lauwers, schrijver van « Willem en Laura », persoonlijk van Brussel kwam om eene herhaling in ’t Eglantierken te leiden. Ook kwam dit jaar de maatschappij « IJver en Broedermin » van Turnhout met al hare leden de vertooning bijwonen. Het volgend jaar werd te Gent door « De Vrijheidsliefde » een tooneelprijskamp uitgeschreven. Hoogstraten ging er « Het Offer der Verleiding » en « Een Avontuurtje van Mijnheer Kikkerbil » opvoeren, behaalde er een grooten bijval en won een vergulde medalie. In 1882-83 werd de 350' verjaardag van de oprichting der Kamer gevierd. Reeds in 1879 had men, wellicht reeds in ’t vooruitzicht van die feesten, « meerdere versierselen aan den drapeau laten maken, welke thans den schoonste mag genoemd ». Hij werd dan in 1882 met een stoet uitgehaald en de zaal werd schitterend verlicht. Nog bij andere gelegenheden, als bij ’t jubilee van C. Philipsen in 1885 en van C. Bogaerts in 1887, werd er een stoet ingericht. In 1902 nam Het Eglantierken, met een gekostumeerde groep, deel aan den lichtstoet ter gelegenheid van het 250-jarig H. Bloedjubileum. In 1890 werd N. de Tière’s drama « Moederhart » met buitengewonen bijval opgevoerd, in zooverre dat « Het Eglantierken » in 1891 met den schrijver een akkoord sloot om voortaan nog slechts tooneelstukken van hem op te voeren : dit jaar was er echter gebrek aan belangstelling : « een echte tooneelcrisis », klaagt de verslaggever. Den 13 September 1903 had er te Turnhout een wedstrijd plaats voor alleenspraak en alleenzang, waaraan drie leden van ’t Eglantierken deelnamen. Arn. Janssen droeg er voor : « De Speelbank van Spa »; Willem Brosens behaalde met het luimig lied'.«Raadgevingen» den derden, en Jozef Festraets met de alleenspraak : « Wederzien » den eersten prijs. In den wedstrijd tusschen al degenen, die in de verschillende kategorieën den eersten prijs behaalden, bekwam J. Festraets. den volgenden Zondag, met de ernstige alleenspraak : « Storm op Zee », met groote onderscheiding, den prijs van uitmuntendheid, waarvoor hem een diploma met eeremetaal en een som geld werd uitgereikt, evenals aan W. Brosens. Beide diplomas werden op

kosten der Kamer ingelijst en in de tooneelzaal gehangen. Ook te Schaarbeek, te Antwerpen en te Gent werd de h J. Festraets bekroond en diensvolgens in 1904 tot tooneelleider aangesteld. In 1903 vierde de hoofdman, Adr. Jansen, zijn 50-jarig jubileum als lid van ’t Eglantierken : bij die gelegenheid werd, met de medewerking van Mej. Dieltjens van Turnhout, « Marie-Jeanne » luisterrijk opgevoerd en de jubilaris, tusschen het eerste en tweede bedrijf in, gehuldigd en hem zijn portret overhandigd. Het was in 1901 dat Mevr. L. Heylaerts en Mej. M. Willemse voor ’t eerst optraden om vrouwenrollen te vertolken bij de opvoering van het drama « De Valschmunters ». Het gebruik werd alsdan ingevoerd om met gemengde rollen te spelen. In 1907 werd « Het Eglantierken » gemachtigd om den titel van « Koninklijke Rederijkerskamer ■» te dragen. In 1911 werd tot hoofdman gekozen de h. L. Jageneau en een nieuw tijdvak van bedrijvigheid en bloei ingezet. Mevr. Heylaerts en Mej. Math. Jansen gingen hunne medewerking verleenen te Herentals en ’t Eglantierken ging te Geel « Kaatje » opvoeren. Toen er dit jaar een grootscheepsche beweging werd op touw gezet om de vervlaamsching van de Gentsche hoogeschool te bekomen, kwamen den 7 Mei Stijn Streuvels, O. Wattez, Mr. H. Lebon en volksvertegenwoordiger A. Henderickx te Hoogstraten, eene meeting geven; zij werden door de muziekafdeeling van ’t Eglantierken en andere maatschappijen aan de tramstatie afgehaald en naar ’t stadhuis geleid. Hetzelfde jaar stichtte J. Festraets, met medehulp der kinderen, ook eene zangafdeeling en den 19 November kwam graaf Ant. de Lalaing eene opvoering met zijn bezoek vereeren, bij welke gelegenheid hij aanvaardde beschermend lid van ’t Eglantierken te worden. In 1912 nam «Het Eglantierken » deel aan den onvergetelijkeh Kunstdag te Gent, alsook aan de Conscience-viering te Antwerpen, en aan de Conscience- en Sniedersfeesten te Turnhout: bovendien zorgde het voor eene Conscience-viering te Hoogstraten en voerde hetzelfde jaar twee eenakters op, die door den hoofdman en den tooneelleider der Kamer uit « Baas Gansendonck » en « De Loteling » werden getrokken. Dit jaar toog de Kamer ook naar de Hugo Verriestviering te Ingooigem. 1913 vooral was een schitterend jaar : den 14 September werd het Vlaggewijdings feest te 9 uur geopend door klokkengelui en bazuingeschal en, te 11 uur, de nieuwe prachtige vlag plechtig gewijd door den Z. E. H. Kan. Valvekens, deken van Hoogstraten. Daarna trok men. met de muziek voorop, naar de zaal « Het Eglantierken », waar Z. Exc. Baron de Broqueville tot prins der Kamer en de Weled. graaf Ant. de Lalaing tot « euverdeken » werden uitgeroepen. Met De Violieren, van Antwerpen, en de Hoofdkamer De Ponteyne, van Gent, had Het Eglantierken het plan opgevat het overblijvend twintigtal Rederijkerskamers van Vlaamsch België te ver-

ecnigen in een verbond, dat dienzelfden dag, te Hoogstraten, zijn eerste vergadering en zijn eersten historischen optocht hield. Deze feestviering werd tevens opgevat als eene huldiging van al de kunstenaars uit de Kempen, die zich op gebied van letterkunde, schilderkunst, toon- en tooneelkunst hadden verdienstelijk gemaakt. Aan al die uitgenoodigde kunstenaars werd plechtig een diploma van titelvoerend eerelid der Kamer van Rhetorika uitgereikt door Z. Exc. Baron de Broqueville. Tevens werd door die kunstenaars, alsook door de aangesloten Kempische edellieden en vooraanstaande Kempenaars, die zich talrijk als beschermend lid hadden laten inschrijven, het Guldenboek geteekend. Te 1 uur werd de prachtige stoet gevormd, waaraan 59 van de 75 ingeschreven rederijkkamers uit heel het Vlaamsche land en maatschappijen uit heel de Kempen deelnamen. Na den optocht door de Vrijheid, werd het nieuwe vaandel ontplooid en de feestrede gehouden op de pui van ’t stadhuis; daarna greep in de zalen van ’t stadhuis de plechtige ontvangst, de uitreiking der kunstdiploma’s en de trekking der premiën plaats. In 1913 ging de Kamer ook eene opvoering houden te Geel en nam zij deel aan de rederijkersfeesten der Catharinisten te Aalst. De wereldoorlog verhinderde de opening van een nieuw tooneeljaar in 1914; in de tooneelzaal werden zelfs Duitsche soldaten ingekwartierd. Toch wist Het Eglantierken in 1915 van een tijdelijke ontruiming gebruik te maken om een grootsche openbare vertooning te geven, waarvan de opbrengst (2000 fr.) ten bate van de Belgische krijgsgevangenen in Duitschland aan den Z. E. H. Deken overhandigd werd. Voorts werden er tijdens den oorlog, uitsluitend voor de leden, nog enkele feestjes en concertos gegeven, soms in de gelagzaal, wanneer de tooneelzaal niet vrij was. Wel bracht de oorlog aan Het Eglantierken zware slagen toe, doch stilaan bloeide het weer op : voor oorlogsschade aan de zaal werd er in 1922 een vergoeding van 490 fr. betaald; de dienst van den uitgeweken hoofdman werd tijdelijk waargenomen door den heer E. Adriaensens; van 1919 af werd er opnieuw gespeeld en werden steeds moeilijker stukken, ook van de meest bekende tooneelschrijvers aangedurfd. Ook de feestvieringen ter eere van jubileerende leden werden hernomen en bovendien toog Het Eglantierken in 1922 naar Antwerpen om er den 11 November deel te nemen aan een vlaggefeest, waar het den vierden prijs (250 fr.) won voor het schoonste vaandel. In 1925 kwamen de worstenbroodavonden en bals in zwang; dit jaar werd ook een Hullebroeck-avond ingericht, en « Freuleke » te Esschen opgevoerd. In 1927-28 nam de gekostumeerde groep van Het Eglantierken aan drie optochten deel : aan de inhaling van burgemeester h. R. Van den Kieboom, aan den vlaggenprijskamp ingericht door « AntwerpenVooruit », waarbij aan de vlag van de Hoogstraatsche Kamer onder de 350 mededingende vaandels de eerste prijs werd toegekend, en aan

de inhaling van den Z. E. H. Van Herck, als deken van Hoogstraten. In 1929 werd de terugkeer van den h. L. Jageneau gevierd, deelgenomen aan de Guldensporenviering ingericht door de plaatselijke Davidsfondsafdeeling, en, naar jaarlijksche gewoonte, een tooneelopvoering gegeven te Zundert. De zangafdeeling nam deel aan de festivals te Loenhout, te Wortel, waar zij eene premie van 40 fr. won, en te Rijkevorsel. In 1930 toog Het Eglantierken naar den Landjuweelstoet te Borgerhout, ingericht door « Hel Lauwercranske », nam deel aan den rederijkersoptocht, in Oud-België, op de Wereldtentoonstelling te Antwerpen (7 September) en de zangafdeeling won eene premie van 75 fr. op ’t festival te Minderhout. In 1932 ontving de Kamer, als aangesloten bij het Verbond der VI. Nat. Tooneelkringen, langs de Commissie van den « Vrijen Tijd van den Arbeider », een milde toelage van de provincie Antwerpen. In 1933 nam de gekostumeerde groep van ’t Eglantierken deel aan de inhaling van burgemeester h. J. Brosens. Buiten de gewone tooneel feesten voor ’t publiek, richt de Kamer voor haar eigen leden jaarlijks ook een Kerstfeest in, met kindertooneel, en houdt vroolijke teerfeesten met Vastenavond. Een paar oude liederen uit de vorige eeuw bleven ons nog bewaard.

1. CARNA VALLIED

I Wie vreugd en kunst vereenigt Betracht een edel doel Hem klopt het jeugdig harte Bij edel kunstgevoel. Wie leeft bij vrijheidsliefde En lacht bij stille vreugd Hem gaat het vroolijk liedje (bis) Gezongen door de jeugd. Refrein. II Geen suffers in ons midden Geen kniezers in de kliek Slechts mannen, vrije mannen Verheugd en geen kritiek. Waar lach is daar is leven Waar drank is, leeft genot En vreugd is toch het zoetste (bis) In ons bekrompen lot. Refrein.

III Zoolang de schoonste jongen Het lieve meisje mint En hij den weg des harten Door stille liefde vindt, Zoolang de glazen klinken Gevuld met lekker bier Zoolang mijn beste vrienden (bis) Bestaat het echt pleizier. Refrein. IV Zoolang het Eglantierken Op vrije zonen roemt Blijft kunst en vreugd vereenigd Steeds bloeiend als ’t gebloemt, Wel oud doch steeds vol krachten Wel oud doch maagdlijk schoon Prijkt haar aloude grootheid (bis) Als eenen rozenboom.

REFREIN. Heft op het glas is schuimend Wie ’t langste leven zal Zal ook het langste zingen (bis) Heil op ’t is carnaval. (Lied gemaakt door Pieter Kints).

2. LIED VA N DEN HOOFDMAN

i Wat aangenamen tijd Die wij nu weer beleven Eenieder is verblijd Hier op ons bal verheven. Confraters maakt met het Carnaval Goeden sier op ons verheven bal. (bis) II Maakt vreugd nu klein en groot Als wij zijn bij malkaren Zorgt dat de eendracht nooit Raakt in d’onstuime baren. Maar als wij zijn te samen hier Laat ons dan maken goeden sier, (bis) III Waar is den tijd nu heen Als wij op het theater stonden En dat eenieder scheen Schier van vreugde verslonden Wij toonden daar onzen ijverzucht Hetgeen ons baart nu groote vreugd (b)

IV Laten wij minnaars gelijk Van deze konst verheven Op het bal van ’t Retorijk Lof aan onzen Hoofdman geven Die door zijn lessen en goeden schik Is den steun al van het Rhetoriek. (bis) V ’t Is gelijk een schip op zee ’t Weer kalm en stille baren Zonder stuurman of goed beheer Raakt bloot aan vele gevaren. Want als ’t gezag dat niet verzelt Dikwerf in verkeerde haven snelt (bis) VI Dat men u heer Hoofdman Op aarde den hemel geve Veel heil, en ’tgeen men kan En een langdurig leven. Wij hopen allen zoo groot als klein Dat gij zult onzen stuurman zijn, (bis)

VII Laten wij voor ’t laatste dan Eens de glazen klinken En op onzen Hoofdman Zijne gezondheid drinken. Onder het zingen van ha, ha, ha, ha, Viva, viva, viva, Rhetorika. (bis) Bij de feesten van 1913 werd er een lied gedicht door L. Jageneau en getoonzet door Fr. Andelhof, dat den geest dier viering passend wedergeeft, doch niet rechtstreeks van ’t Eglantierken spreekt. Een ander lied werd in 1928 aan Het Eglantierken opgedragen door Willem Gijssels (Gazet van Hoogstraten, 20 Oct. 1928) : LIED

I Eglantierken, uitverkoren In der bloemen dageraad. Met den reinen blos der rozen Op het lelieblank gelaat. Eeuwen richt gij onze wegen; Leent ge ons uwen zoeten naam « Caritas », der liefde zegen Voert ge in ’t schild, als hoogste faam. Refrein. Eglantierken, reine bloeme, Nageërfd van hand tot hand; Blijf de liefde en kunst ten roeme, Bloeien in ons Kempenland. Met de wijding onzer vaadren, Blijf de zonen steeds vergaad'ren, Naar de Rederijkers tolk : Voor het heil van taal en volk!

II Draagt ons vaandel, met uw bloemen Over ’t geluw veld verspreid, Jesus met doorboorden boezem, Bron der menschen zaligheid. Gij bezit bij de uitverkoornen, Ook de vroomheid van de smart; Geene liefde zonder doornen Zoo om hoofd als om het hart. III Rederijkers, zijn ’t de leiders Van het volk in wee en wel, Wezen tevens kunstverspreiders, Door het vroom en abel spel Geve God, dat wij voor oogen Menschenmin en kunst verzaamd, Doel en daden danken mogen Aan ons bloempje, zoet genaamd.

Bij de feesten van 1933 schreef L. Jageneau de woorden en Em. Cauwenbergh de muziek van het volgende : BONDSLIED

i Eglantierken uitverkozen In der Kempen bloetnengaard Dat den teeren gloed der rozen Aan de sneeuw der lelies paart. Blijf zoo vrij en versch hier bloeien Als toen eens de gravenhand, U voor gouw en volk deed groeien In hou-vaste heidezand.

II Laat o God aan ’t kruis verheven Met de rozen lief omrand Voeren « Caritas » door ’t leven Ons naar ’t eeuwig Vaderland! Maar verleen aan ’t rustloos pogen Taaien moed, en ijz’ren hand 1 Om op aard t’aanschouwen mogen Ook een ware Vaderland.

Refrein. Rederijkers hoog de harten Volgt getrouw uw edel schild, Waar u lauwheid laagheid tarten Strooit uw gaven even mild. Vrij het vaandel 1 roffeltrom Eigen taal en kunst alom! De kroon werd echter dit jaar op het werk gezet door den grootschen stoet en de feestelijkheden van 6 Augustus, waaraan, voor ’t gedeelte der Rederijkerskamer, 57 maatschappijen deelnamen, en die door ’t gemeentebestuur van Hoogstraten en door tal van vooraanstaande personen mild werden gesubsidiëerd. In plaats van een uitvoerig verslag laten wij hier volgen de RADIO- EN BIBLIOGRAPHIE OVER DE FEESTEN VAN 1933. Tot bekendmaking der eeuwfeestviering van 6 Augustus 1933 hield de heer R. Soetewey den 2 Augustus, te 19,30 uur, een radiointerview op de Vlaamsche golflengte van N. I. R Voorts maakte de pers voor en na den 6 Augustus de feesten door woord en beeld m wijden kring bekend, o. a. Gazet van Antwerpen, 7 en 8 Aug. (1 pl.) Gazet van Hoogstraten, 24 Juni, 1, 8, 15, 22, 29 Juli, 5, 12 Aug., 2 Dec. Het Handelsblad, 7 Aug. (1 pl.), 8 Aug. (3 pl.) Het Huisgezin, 18 Aug. (1 pl.) De Katholieke Illustratie, 18 Aug. blz. 731 (4 pl.) Het Laatste Nieuws, 7, 8 Aug. (4 pl.), 10 Aug. (2 pl.) De Morgenpost, 6, 8 Aug. (2 pl.) Het Nieuwsblad, 3 Aug. De Nieuwe Gazet, 3 Aug. De Nieuwe Kempen, 29 Juli. Ons Volk, 6 Aug. (2 pl.), 13 Aug. (3 pl.) De Schelde, 8, 9 Aug. De Stad, 11 Aug. blz. 694 (6 pl.) De Standaard, 4, 8 Aug. (1 pl.) Toerisme, 1 Aug., blz. 555. Tooneelgids, 1 Aug. blz. 177 (1 pl.), blz. 180-181 (R. S.)

Graaf en Gravin van Hoogstraten, uitgebeeld in den stoet van 6 Augustus 1933.

De Schuttersgilde van Weelde. (In den stoet van 6 Augustus 1933).

Oude voorwerpen, te Hoogstraten gevonden. (Museum Hallepoort, Brussel).

Tabemakeldeurken der XVe eeuw. (De jachtvalk (einde XVIe eeuw) staat niet in verband met Hoogstraten).

Vlaamsche Post, 27 Aug. (L. A.) De Zweep, 13 Aug. (2 pl.) La Dernière Heure, 8 Aug. (1 pl.) La Libre Belgique, 9 Aug. (1 pl.) Le Patriote Illustré, 13 Aug. (1 pl.) Le Matin, 8 Aug. (1 pl.) Le Soir, 8 Aug. (1 pl.) Dagblad van Noord-Brabant, 3 en 7 Aug. De Maasbode, 3 Aug. Bovendien werd door de N. M. Pathé Journal van den stoet eene film opgenomen, die het trouwe beeld van die feestelijkheden voor nu en later zal bewaren. Ten slotte kreeg, in de maand October, met de medewerking en onder de leiding van het Algemeen Kath. VI. Tooneelverbond, de welgeslaagde Tooneelprijskamp de beteekenis eener apotheose. Traden daarbij op : 1. Sinte Lutgardistooneel, Mol, met LENTE, door Delbeke en Walschap. 2. Edelweis, Deurne met DE LAATSTE TOCHT, door Sheriff. 3. Ghéon, Antwerpen, met KAÏN, door A. Wildgans, vertaald door Wies Moens. 4. ’t Nieuw Getij, Antwerpen, met « S. O. S. VICTRIX » door Ant. Michel. De jury was als volgt samengesteld : M. Jozef Simons, voorzitter; E. H. Dr. Splichal (verslaggever), M. J. Janssen en M. J. Festraets, leden, en kende de volgende rangschikking toe : Eerste prijs : 600 fr. en Beker De Beukelaer, aan Ghéon, alsook prijs van regie. Eerste prijs : 600 fr. aan Edelweis, alsook prijs van uitspraak. Derde prijs : 400 fr. aan Sinte Lutgardistooneel. Derde prijs : 400 fr. aan ’t Nieuw Getij. Onder degenen, die regelmatig de vertooningen bij woonden, werd een pronostiek-wedstrijd gehouden, waarvoor 19 goede antwoorden in aanmerking kwamen. Zulk eene gebeurtenis op tooneelgebied is voorzeker eenig in de geschiedenis van Hoogstraten en van Het Eglantierken. Wij hielden er aan ze hier aan te stippen, omdat zij, meer dan lofspraak en woorden, getuigenis aflegt van den bloei en de frissche levenskracht van de 400-jarige Rederijkerskamer van Hoogstraten, de laatst overlevende van al de Kamers der Kempen.