DE DUITSE 6EEBT VAN HET DUITSE BEEST

VANDAAG HEB IK TWEE appeltjes te schillen en tegelijk het smerigste varkentje te wassen, dat sinds het ontstaan van dit ras het hok der wereldhistorie heeft bevuild; het nazivarken. ,

Het eerste appeltje is een wrang appeltje. Dat moet geschild worden met de mensen, die nu, midden in oorlogstijd, nog halfluid lopen te mompelen-: “Voorzichtig dan toch! voorzichtig! Terg het beest toch niet te veel! Doe hem wel kwaad, maar zo weinig mogelijk en vooral in het nette; want je kunt toch maar nooit weten. Per slot van rekening staat zijn hok naast het onze, en als hij eens. . .” De rest van de zin staat in angstdruppeltjes op hun laffe voorhoofd geschreven : “. . . als Duitsland de oorlog eens won, wat zou er dan van ons en onze zaken worden?” Gelukkig zijn dezulken, voorzover ze enige invloed wanen te bezitten, op de vingers van één slappehand af te tellen; en als bet er op aan komt, zijn ze natuurlijk in een ommezien uitgeteld, zoals dat in de boksterminologie heet. Laten we dus over hen zwijgen, als het graf, waarin ze zeker af zouden dalen, indien ze op dit ogenblik in Nederland hardop zouden durven denken.

Het tweede appeltje is een zoetsappig appeltje. En dat moet langzaam, en met een kervend mes, geschild worden met de mensen, die, wanneer je het over het nazivarken hebt, met een borstbeeld van Goethe aan komen dragen. Met de watten der sentimentele Moerikeen Eichendorff-lyriek in hun roman! tische oren zitten ze verschanst achter de statige borstwering der Duitse klassieken; ze spelen Beethoven en Brahms op de piano der onvergetelijke Duitse kunst, terwijl ze krampachtig op het pedaal ener misplaatste mensenliefde drukken. In de korte pauze tussen twee nummers neuriën ze nog: “ Ich hatte einen Kameraden”; en wanneer men hun verbijsterd vraagt, of ze dan nooit het gekreun gehoord hebben der gemartelden en de doodskreten der verslagenen, dan antwoorden ze, met een blik op Goethe’s Olympisch gelaat: “ Kom, kom, zo erg zal het toch niet wezen! ”

Deze cultuurzemelaars—en het zijn er nog honderdduizenden!—zijn duizendmaal gevaarlijker dan de schaarse aanpappers. Ze moeten bij hun nekvel gepakt worden en rondgesleurd door het slachthuis Europa, tot ze walgen van het bloed en stikken van de verontwaardiging. Het misplaatst christelijk medelijden moet bij hen vervangen worden door de waardige oudtestamentische toorn. Want gebeurt dit niet—dan krijgen we na den oorlog opnieuw het schouwspel van de een of andere machtige Brave Hendrik die de legers der wrekers tegen zal houden aan den Rijn der Nibelungen, terwijl op het schandtoneel daarachter de millioenen

SS.- en SA.vlerken in deemoedige rijen staan opgesteld, stuk voor stuk vermomd als Zwanenlohengrins en smetteloos blinkende . Graalridders. Dan zal het spreekkoor niet langer luiden: “ Fuehrer, wir folgen euch!” maar “Wir haben das nicht gewollt! en ik zie.de cultuurzemelaars al van hier uit ja-en-amen knikken. Er bestaat werkelijk een kans, dat het kleine, goedwillende deel van het Duitse volk beroofd zal worden van de grote schoonmaak, waar het recht op heeft. Geloof mij: de kuip staat al klaar, waarin het nazivarken in keurig nette mootjes neergevlijd zal worden; en het zout der wrake zal er met gulle hand over worden uitgestrooid. Wie dit beletten wil, in naam van een verkeerd begrepen humanisme, en een op lafhartige wijze uitgelegd Christendom, is de eerste medeplichtige aan een volgende oorlog.

Men vergeet veelal, dat het nazidom zichzelf willens en wetens buiten de menselijke wet geplaatst heeft, en dus dienovereenkomstig behandeld moet worden; als een stel vogelvrije bandieten. Of liever: men weet het niet voldoende. Daarom een paar nuttige voorbeelden, waaraan men ook merken zal, dat bij de nazischurken theorie en praktijk elkaar treffend dekken, heel anders dan bij veler Christendom.

Het nationaal-socialistische tijdschrift voor opvoeding van meisjes schrijft: “ De bloedwraak wortelt in de diepten van het Duitse religieuze wezen; zij is geenszins, zooals beweerd wordt, een overblijfsel uit barbaarse en primitieve perioden ”. Speciaal de Polen zijn de uitverkoren slachtoffers van dit “ religieuze” Duitse ras-kenmerk. Na de nederlaag werden de Polen zonder genade uit hun huizen verjaagd. Een Duitse doktersvrouw, die van staatswege vanuit Riga naar de Poolse havenstad Gdynia “ verhuisd ” werd, schreef aan een vriendin: “ De Fuehrer had, zoals altijd, voor alles gezorgd. Mijn man vond een complete tandheelkundige installatie en kon meteen weer met zijn praktijk beginnen. Wat ik bijzonder aardig vond, was dat het speelgoed nog in de kinderkamer lag, zodat mijn kinderen dadelijk zoet aan het spelen konden gaan. Wir danken unsern Fuehrer ”. Toen ik deze kiese uiting van een Duitse intellectuele aan een onzer zeevarenden voorlas, vatte hij zijn oordeel in één woord samen: “ Kielhalen ! ” Maar wanneer deze gedachteloze helleveeg later uit haar gestolen huis getakeld wordt, protesteert ze natuurlijk hevig, onder smekend beroep op onze Christelijke gevoelens. Wat gij niet wilt, dat U geschiedt . . . dat geldt alleen voor nazi’s niet. De Duitse piloot Gottfried Leske, nu krijgsgevangen in Canada, schrijft in zijn boek: “ I was a nazi flyer ”, naar aanleiding van het feit, dat onze soldaten tussen 10 en 14 Mei de Duitse valschermspringers reeds in de lucht probeerden te raken: “ Hoe gemeen en beestachtig, dit schieten op

weerloze parachutisten! Typisch Hollands. En ik geloof, dat het in elk geval niet in overeenstemming is met de internationale wetgeving ”. Dat wordt zonder blikken of blozen neergeschreven door een collega van de Messerschmidtmoordenaars, die tijdens diezelfde dagen Rotterdam in de as legden. Het merkwaardige is, dat het nazituig voor dergelijke wreedheden nog een theoretische formule en een systeem vindt ook; de Duitsers brengen nu eenmaal alles onder systeem, tot hun sadisme toe; en als er niets rneer te organiseren valt, omdat ze tijdelijk platgeslagen zijn, zoals in ’lB, dan organiseren ze eerst het medelijden der zegevierende volkeren én tenslotte hun eigen bankroet om van hun schulden af te komen. Maar laat ik niet af dwalen op mijn glibbertocht door deze mestvaalt. Wat wij sadisme noemen, dat heet bij de nazi’s eenvoudig eer. Sla er het nieuwe Duitse “ Allbuch ” maar op na (dit is de nieuwe benaming voor encyclopedie!). Onder het hoofd “ Eer ” vindt men daar o.a. “ Het Christelijk denkbeeld van liefderijk medelijden staat in volkomen tegenstelling tot het begrip van eer, zoals dit opgevat wordt door het Duitse volk ”.

Vandaar dat een Duits arbeider, Bernhard Langer, op 13 September j.l. 9 maanden gevangenisstraf kreeg omdat hij een_ Russische krijgsgevangene een pakje cigaretten toegeworpen had: volgens nazibegrippen was deze medelijdende man een eerloze schurk. Een Duitse boer te Holzminden werd in de gevangenis gegooid, en zijn boerderij werd verbeurdverklaard, – omdat hij Poolse landarbeiders aan zijn tafel had laten eten.

Wij hebben hier te maken met voorbeelden van een nieuwe, moraalloze moraal, die niet alleen een groot deel der huidige generatie, maar ook de volgende, welke daaruit geboren zal worden, volkomen vergiftigd heeft. De Gretchens in uniform van de “ Bund Deutscher Maedchen ” zingen bijvoorbeeld vandaag aan den dag met hun reine, ongeschminkte, zuiver-Germaanse onschuldlipjes:

Wie wil er nu nog Christen zijn? Die Christus was een Jodenzwijn. En voor zijn moeder moet je je schamen:

Want Cohn: zo heette deze dame. Op deze godslasterlijke mondjes drukken de S.S.-helden de laatste buitenechtelijke kus, voor zij naar het front vertrekken; en ten gevolge van het wettelijk verplichte voorspel tot dit afscheid verrijkt de trotse ongehuwde moeder de beweging een klein jaartje later met een kleine Adolf of Hermann.

Ziedaar de wezens, waarmee wij eens vrede moeten sluiten. Een volgend maal zetten wij de les in de nieuwe nazimentaliteit wel voort; de eisen waaraan deze vrede zal moeten voldoen, wil Nederland ooit nog rustig kunnen leven, worden dan vanzelf wel duidelijk. A. Den Doolaard

Het zal onzen lezers zijn opgevallen, dot sinds eenige weken de gewone advertentie van de N.V. Koninklijke Nederlondsche Maatschappij tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlandsch Indië niet meer verschijnt. Met het oog op de heerschende papierschaarschte heeft deze Maatschappij er de voorkeur aan gegeven deze ruimte ter beschikking van “ Vrij Nederland ” te stellen, opdat er partij van kan worden getrokken op een wijze welke meer in onmiddellijke overeenstemming is met het doel en streven van “ Vrij Nederland ” zelf, n.l. door er artikelen op te laten verschijnen, welke mede kunnen werken tot versterking van den geest, welke noodig is voor de bevrijding van Nederland. De Directie van bovengenoemde Maatschabpij machtigt ons te verklaren, dat zij geenerlei invloed uitoefent op den inhoud dezer artikelen : haar eenige voorwaarde is, dat deze voldoen aan den opzet, welke hierboven werd weergegeven. De redactie van "Vrij Nederland " draagt natuurlijk kennis van den inhoud dezer artikelen, voor zij ter perse gaan. Dit geschiedt ook op uitdrukkelijk verzoek van den schrijver der artikelen, die uitsluitend door de Directie van “ Vrij Nederland ” worden gehonoreerd. De schrijver der bijdragen heeft trouwens zijn taak slechts aanvaard nadat hij de uitdrukkelijke en voor hem vanzelfsprekende garantie verkregen had, dat hij geen enkel belang zou behoeven te dienen dan enkel en uitsluitend het .nationaal beiang I

DE DIRECTIE VAN “ VRIJ NEDERLAND ”