een

HOLLANDSGH SCHIP

vaart in konvooi

“ A/T 001 GEZICHT JONG ”, zegt de stuurman die naast me staat te turen over het wijde wateroppervlak, doelend op de zon die langzaam onder de kim zakt en het geheele aspect van schepen, zee en lucht een onnatuurlijk aanzien geeft.

Het is inderdaad mooi. Mooi en indrukwekkend. Twee keurige lijntjes van schepen als met een parallel-lineaal getrokken, stuwen naast elkander door het bijna spiegelgladde water, links en rechts destroyers en corvetten die van voor naar achter en van bakboord naar stuurboord snellen, hier een opmerking makend, daar een terechtwijzing gevend, als schoolmeesters die een uitstapje met hun klas naar buiten maken.

“Als de oorlog over is, moesten we maar door gaan met convooi varen ”, zeg ik tegen den stuurman. “ Het is heel wat gezelliger dan die lange eentonige wachten voor den oorlog, met dagen, soms weken niets dan water en lucht om je heen ”.

De wachten vliegen nu om. Elke minuut zijn we in de weer, met vaart regelen, vlaggen opzetten en neerhalen of morseseinen met onze daglicht-seinlamp. Rust krijgen we niet en het is vaak ook niet gemakkelijk, maar het doodt de verveling en we hebben er plezier in.

Vóór ons snelt een destroyer naar een kustvaarder toe, die zich verbeeldt den oorlog al gewonnen te hebben en als een trotsch passagierschip als vóór den oorlog ’n heele feestverlichting vertoont.

Hij krijgt een nogal tamelijk beleefde vermaning van den wachtdoend Officier door den megafoon, en spoedig zien we weer dat het ook maar een doodgewone tramp is.

“’t Is wel echt weer voor de Jerries niet?” vraagdenkt de stuurman. Weinig wind, een beetje bewolkt, ik weet het niet maar we konden vanavond best nog eens visite krijgen.

Ik lach een beetje voor me heen en steek voorzichtig een versche pijp op. Het is typisch dat het altijd “weer voor de ‘ Jerries ’ is ” naar het oordeel van den stuurman.

Is het bewolkt, dan is het ideaal weer voor de “ gasten ”, maar is het onbewolkt dan hoor ik, het zelfde. Ze komen met of zonder regen, al naar het regent of droog is.

“We zullen maar afwachten stuurman ”, zeg ik “ maar in elk geval zullen we de pafïers nog eens extra nakijken en klaarhouden ”.

We halen den haan eens over, spannen weer, draaien en morrelen een beetje aan de onderdeelen en turen weer vooruit, achteruit, omhoog en overal.

Dè leerling controleert de overige afweermiddelen en strijkt liefkoozend over z’n Lewis, kijkt naar de lucht en klakt veelbeteekenend met z’n tong.

Ondertusschen is het schemerdonker geworden en de silhouetten van de schepen beginnen een eenigzins somber aanzien te krijgen, terwijl het witschuimende boegwater het geheel een spookachtig aspect geeft.

Dit is het moment dat we het meest op onze hoede moeten zijn en het is ditmaal noodig ook. Ver weg achter ons hooren we het onderbroken gegrom van een vliegtuig, naar het geluid te hooren een bommenwerper.

Plotseling is het schip, dat een oogen-

• blik geleden in slaap gedommeld scheen, een en al leven.

Is het vriend of vijand? Niemand die het weet, en we kunnen niet anders doen dan afwachten.

Overal turen oogen van onder glanzende helmen naar de donkere lucht achteruit. Hier en daar hooren we commando’s die gegeven worden op de schepen en escorte-vaartuigen rondom ons. De spanning is intens, want het brommen der vliegtuigmotoren wordt sterker en sterker.

De gezagvoerder die in der haast z’n helm opgezet heeft, ziet er eenigszins komiek uit, met den stormband onder z’n neus. De roerganger kucht een beetje zenuwachtig en strikt zijn zwemvest een beetje vaster om zich heen.

Het vliegtuig schijnt zich uit de richting van den wal te bewegen, maar meer weten doen we niet.

We behoeven echter niet lang te wachten, want plotseling zien we de schaduw van een grooten bommenwerper in onze koersrichting vliegen. Het vliegtuig geeft seinen met z’n morselamp, maar daar vliegen we niet meer in en plotseling is het alsof de hel met al z’n duivelsche inwoners den verjaardag van Satan viert.

Zware donderslagen van het afweergeschut verscheuren de betrekkelijke stilte en doen het schip trillen. Het vuur verlicht het konvooi als ware het daglicht. Men hoort mitrailleurs ratelen, tanden knarsen en onderdrukt vloeken als een der geweren voor een oogenblik weigert.

We hooren den bommenwerper afwisselend luider en zachter. Plotseling twee ontzettend zware ontploffingen, die het schip uit het water schijnen te lichten, en die al het krankzinnige lawaai overstemmen.

Twee bommen zijn gevallen, eenige honderden meters voor ons, doch het is

ondertusschen zoo donker geworden dat we op dien afstand niet veel meer kunnen onderscheiden. Het vuren gaat onafgebroken voort en de mof schijnt nog niet van plan te zijn ons te verlaten. Nu hooren we het geluid van de motoren recht op ons afkomen. Vaster omklemmen we ons geweer en onze oogen doen pijn van het staren.

“ Vuur! ” Donderend raast de ellendeling over ons heen en ontvangt de volle laag. Vuurpijlen vliegen omhoog.

stralen vuur spuwen uit onze mitrailleurs en de lichtflitsen van het afweergeschut belichten onze verhitte gezichten. Weer dreunen de bommen, doch nu vlak bij het schip en we hebben moeite om op de been te blijven.

Het is jammer dat de piloot onzen leerling niet kan hooren die naast me staat, want woorden zijn soms doodelijk. Het vuur zakt af naar het eind van het konvooi en dan is het weer stil. We nemen den helm van ons hoofd, vegen eenige zweetdruppels weg en knikken elkander eens toe.

“ Was effetjes heet. Kees ”, roept een stoker naar z’n maat die van de machinekamer komt om een lucht je te scheppen en eens te zien hoe het er boven uitziet. We blijven allen nog een tijdlang op de brug doch zeggen niet. veel. ’t Zal voor vanavond wel gedaan zijn. Het is aardedonker nu.

Uit het niets doemt een destroyer op die ons praait en vraagt of we wat te rapporteeren hebben. “No Sir ”, is het antwoord van den gezagvoerder en op zijn beurt vraagt hij of er wat bijzonders gebeurd is.

Het blijkt dat een der schepen, eenige plaatsen voor ons, schade heeft opgeloopen aan de huidbeplating; doch de reis kan worden voortgezet. Den volgenden morgen luisteren we naar het nieuws.

Lord Haw Haw deelt ons mede, dat bij den aanval op ons konvooi 60.000 ton scheepsruimte voor de Geallieerden verloren is gegaan, doch als we afstemmen op de golflengte, waarop we de waarheid beluisteren, vernemen we dat één enkele Duitsche bommenwerper eenige bommen liet vallen op een konvooi, zonder noemenswaardige schade aan te richten. “ Probably the bomber was unable to return to its base ”. Daar hebben we er eentje op genomen. SiNDBAD

*een woord tot onze lezers

yRIJ NEDERLAND gaat sterk voorr uit. Men is dit wel gewaar geworden. De omvang is grooter dan vroeger. Er is meer verscheidenheid. Kort gezegd: er lééft iets in Vrij Nederland.

Juist daarom schijnt ons het oogenblik aangebroken voor een persoonlijk woord tot onze lezers.

Merkt U wel, dat de groei van Vrij Nederland slechts een der afspiegelingen is van den groei van ons Koninkrijk in den geest van de volkeren? Men had ons door de jaren heen aangezien voor een klein, zwak land. De Duitschers, onbeschaamd van aard, noemden ons Nederlanders “slaperig”. Wij zelf wisten beter; maar waarlijk; wij wisten niet, dat we zóó sterk waren. Ónder de met Engeland geallieerden staan wij als men het pas in den strijd gekomen reusachtige Rusland een oogenblik niet meerekent —in de Londensche opinie vooraan.

Dat moet zoo blijven. Dat zal ook zoo blijven. Gü, onze lezers, weet wel, dat Vrij Nederland—de eenige Nederlandsche persstem uit Londen, de eenige

persstem uit ons regeeringscentrum en uit het centrum der oorlogvoering niet als een gewone onderneming is opgezet. leder uwer kan weten, en anders moge hij het bedenken, dat als de oorlog ten einde is, degenejp buiten Nederland, die tijdens den oorlog onze persstem niet regelmatig hebben gehoord, het verband met het Vaderland voor een deel zullen hebben verloren.

Reeds daarom is ieder Nederlander verplicht, zijn kennissen, vrienden, buren, op Vrij Nederland als zulk een geestelijken bemiddelaar te wijzen. Maar ook in uw eigen belang is het goed, het abonnementental van Vrij Nederland te vermeerderen: immers zoo zal onze nieuwsdienst en zullen de andere rubrieken van ons blad zich steeds meer kunnen uitbreiden en sterker worden. Vrij Nederland moet groeien mèt de beteekenis van het Koninkrijk mee. Vrij Nederland is een wapen. Vergeet U dit niet!

leder zende ons nieuwe abonnementsaanvragen. leder zende ons adressen van kennissen, die voor een abonnement in aanmerking komen.