Nederlandscbe artisten

hebben vele malen hun kunst op Golumbia mafoon platen vastgelegd. Deze platen kochten wij natuurlijk in ons vaderland maar weinigen beseffen misschien dat velen van ons in het land zitten, waar deze platen oorspronkelijk gemaakt werden.

Prachtige | herinneringen zullen ongetwijfeld bij U opkomen, als U deze platen weer kunt spelen. Herinneringen aan tijden van vrede en rust, tijden, die, dat weten wij zeker, weer zullen terugkeeren.

Hard zullen wij moeten vechten, en veel opofferen. Columbia-platen evenwel kunnen de tijd van wachten en verlangen vergemakkelijken.

JO VINCENT (Sopraan) (o) Gelukkig is het land (fa) Wilt heden nu treden) (>A. Volerius) (o) O Heer, die daar des i- DH 129 HemelsTente spreyt; j (fa) Com nu met sang I Valerius)' Nu zift wellekome (Verhuist) isa Aan U, O Koning der eeuwen (Verhuist) ' Solveig’s Lied (Uit "Peer) Gynt”) (Crieg)\ DHX 4 Ave Maria (Schubert)) DUETTEN JO VINCENT EN LOUIS VAN TULDER Sandmannchen(7.o/fenfaflcfa)) Barcarolle uit “ Hoffmann’s rvi_i Erzahlungen ” [ (J. Offenbach)} Duet uit “ Jahreszeiten ”) « * (in 2 deelen) (Haydn)} * Duet uit “Carmen” (Parie-) moi de ma Mère) (Bizet) DHX 2 (in 2 deelen) j LOUIS VAN TULDER (Tenor) Het Ouderhuis 'i (Hcih. H. Loser) f Mijne Moedertaal f (L. P. Brandts~Buys) I < LOUIS ZIHMERMANN Eerste Concertmeester van het Concertgebouw-orkest te Amsterdam < Reverie Op 22, No. 3) (in 2 deelen) l DHX 25 (H. Vieuxtemps)) Largo (Handel) DHX 26 Adagio uit Vioolconcert In) G Mineur (in 2 deelen) – DHX 29 Bruch)) Columiia

brengt ons naar eigen land

MUSSERT: een krokodil

MUSSERT heeft een verklaring gegeven van het feit, dat hij sinds 8 December, dus meer dan twee maanden, dat Indië in oorlog is met Japan, in het openbaar noch over Indië geschreven of gesproken heeft. Hij schrijft in Volk en VaderUmd onder den kop “Zinloos geofferd” onder meer het volgende:

“Ik weet, dat eigenwijze, domme en soms ook kwaadaardige menschen gemeend hebben daaruit (het stilzwijgen.—Eed., V.N.) de gevolgtrekking te mogen maken, dat Indië mij niet interesseerde ... De werkelijkheid is heel eenvoudig. Wij hier te lande zijn volkomen onmachtig om op het drama, dat zich in Indië voltrekt, ook maar den geringsten invloed uit te oefenen. Even onmachtig, als de bevelvoering in Duitschland, toen het slagschip “Bismarck” hulpeloos op den Oceaan dobberde, nadat een torpedobom zijn roer onklaar had gemaakt.

I Müssert herinnert aan zijn

bezoek aan Indië in 1935, toen hij door den toenmaligen landvoogd Jhr. de Jonge werd ontvangen. Volgens Mussert ging een jaar daarop onder jhr. mr. Tjarda van Starkenborgh een geheel andere wind waaien. Hij schrijft daarover: “met de benoeming van den heer Tjarda, die zich om Indië niet bekommerde, beklom tevens diens Amerikaansche echtgenoote, de vertrouwensvrouwe van Roosevelt(!) den Buitenzorgschen troon.”

“ Nederlandsch-Indië werd, zoo gaat Mussert verder, door de dienaren en aanbidders van Engeland en Amerika in het front tegen Japan geplaatst, zooals de kwade geest van alles, dr. Colijn, Nederland in dienst van Engeland tegenover Duitschland had geplaatst.-

“Honderden jaren is er vriendschap en samenwerking geweest tusschen Japan en Nederland, aldus besluit Mussert. Naar

mijn vaste overtuiging was Japan’s eenige doel ten aanzien van Nederlandsch-Indië, om deel te hebben aan die grondstoffen, die het noodig heeft' voor de voorziening in een deel der behoeften van de Japansche bevolking. Een handelsverdrag met Japan en politieke neutraliteit, althans niet oorlogvoerend, was _ mogelijk geweest.

“Wij blijven gelooven in de mogelijkheid om eens de eeuwenoude banden 'van vriendschap weer aan te knoopen, ook al bloedt ons het hart door wat zich nu in Indië afspeelt. Ons hart is bij hen, die lijden ver van huis ”.

Aldus onze krokodil.

Dat het Japan te doen was om grondstoffen lijkt ons juist, inclusief den grond van de grondstoffen. Wij weten daar allen een en ander vai\ door het officieele rapport over de onophoudelijke Japansche spionnagc in Ned. Indië-

waar een wil is, is een boek

ZONDER AARZELEN hebben Oost- en West-Indië de grootsche taak—behoud en voortzetting van onze Nederlandsche cultuur—ter hand genomen, zoodra zij door de bezetting van de bron waren afgesneden.

Wat in Engeland Vrij Nederland doet een centrum ophouwen voor het Nederlandsche weekblad en het Nederlandsche boek—-deden de Nederlanders op Java in het bizonder met groote geestdrift. Java is in den maalstroom van den wereldoorlog voor eenigen tijd ondergegaan . . .

De West zet haar arbeid voort.

Wij kunnen ons denken, dat het tijdelijk uitgeschakeld zijn van de Oost een nieuwen aandrift geeft aan onze vrienden in de West.

In West-Indië werd het Maandblad De Stoep opgericht. De inhoud moge niet direct getuigen van de aanwezigheid van verscheidene sterke talenten, de gehechtheid aan en het meeleven met het moederland is er onmiskenbaar op elke bladzijde.

In Oost-Indië (Batavia) werd een Commissie opgericht, die Jan Greshoff uit Zuid-Afrika liet overkomen om met hem te overleggen, op welke wijze zij het best de Nederlandsche cultuur kon dienen. Als eerste resultaat verscheen het Maandblad De Fakkel, welks bijdragen naar onze meening een juist beeld geven van de verhouding tusschen het moederland en deze kolonie: het

bevatte nl. tot nu toe Westersche poezië en proza, vertalingen van Oostersche literatuur, opstellen van Europeanen over Oostersche kunst, nieuw werk van Oosterlingen, en ten slotte reproducties naar schilderijen en kleiner beeldhouwwerk van Nederlanders, waaraan de invloed, door kunst en cultuur van het tweede vaderland duidelijk te' herkennen valt.

De Fakkel is het zelfstandige maandblad van een volwassen geworden dochterland. Het ia in den oorlog ontstaan, maar het zal, zegt de redactie, geenszins na den oorlog verdwijnen. De uitgeverij De Unie te Batavia, bij wie het tijdschrift verschijnt, heeft ook het initiatief genomen tot de uitgave van de z.g. Fakkelreeks. Deze reeks beoogt literair verdienstelijk werk uit te geven van Nederlandsche schrijvers, vooral van de jongere generatie, terwijl tevens herdrukken van in Nederlandsch-Indië uitverkochte boeken de aandacht zouden hebben. De reeks opende met een novellenbundel van Beb Vuyk, terwijl de deelen twee en drie—respectievelijk publicaties van Jan Greshoff en Dr. Menno ter Braak—ter perse zijn.

Nu het waarschijnlijk geacht moet worden dat Batavia door den oorlog met Japan de schoone beloften niet binnenkort zal kunnen inlossen, heeft de uitgever Van Schalk te Pretoria in samenwerking met de Nederlandsche schrijvers Hessels en

Greshoff besloten, zijn volle aandacht aan het Nederlandsche boek te wijden. Hij gaf reeds uit “ Hollands Helicon, Een keur uit de Nederlandsche en Vlaamsche Dichters vanaf 1900, verzameld en ingeleid door Dr. William Loeb.” Deze uitgave is als geste hoogelijk te waardeeren, hoewel men met de keuze der gedichten niet altijd kan instemmen. Ook werden “ Het Fregatschip Johanna Maria ” van Van Schendel en “De kleine Johannes ” van Frederik van Eeden herdrukt. Deze boeken worden regelmatig op de Zuid-Afrikaansche scholen gelezen en konden natuurlijk niet meer uit Holland betrokkep worden.

Een rechtskundig aangelegd lezer zal zich afvragen, of deze uitgaven niet in strijd zijn met de auteurswet? De Nederlandsche Regeering heeft echter in deze voorzien. Zij heeft een gevolmachtigde aangesteld, die de rechten van den betrokken auteur en uitgever in het moederland waarborgt. Het financieele surplus zal na de bevrijding aan de belanghebbenden worden overgedragen. *

DR. J. WALCH heeft bij Querido de Amsterdam een boek laten verschijnen, getiteld “Vrouwen van Formaat”- Hierin beschrijft hij het leven van de Heilige liydwina van Schiedam, van Jacoba van Beieren, Louise de Coligny» Kenau Hasselaer, de vindingrijke Maria van Reichersberch, Koningin Sofie e.a.