*Zóó is het in Engeland!

•fant -Van

TN het vreedzame I dorpje aan den J rand van Londen, waar Kantekleer ~ woont, is een war- gehouden. De belang- van lederen dorpeling ; zeer groot. Nu weet in Engeland, dat er oorlogsschip minder gejouwd zal worden, ook al brach-P de warship-weeks niet de bedragen op, die ze nu jj®* in de schatkist brengen. behalve een vernuftige om een gedeelte van den te financieren anders dan uit belastingen en verplichte leeningen, blijken deze grandioze col-1 eet es een welkome uitlaatklep voor alle Engel, sch e n , die hun vader.“Pdsliefde willen betuigen . . P één met een lapje van tien de ander met een sixpence, geschenken uit een even Lf®ed Britsch hart.

lioe ontzaglijk groot die behoefte aan zulk een' uitlaatklep bij de Engelschen wel is, bleek in het gezegde dorpje aan , den rand van Londen. De twee gehuchten, die zich tezamen hadden voorgenomen de groote som van twintig duizend pond bijeen te brengen, brachten het tot 71.000 pond en de vreugde onder de dorpsgenooten was, toen dit bekend werd, zóó groot, dat Kantekleer zich eenigszins verlegen heeft afgevraagd hoe uitbundig ze wel zullen doen als ze op zekeren dag in het negen-uurnieuws zullen hooren, dat ze hun black-out-gordijnen nu wel kunnen verbranden.

Het resultaat van.de warsMpweek werd bekend geniaakt in een soort feestavond, want de Britten, althans de meesten hunner, zijp om den drommel geen stijve, “waardige” doodbidders, ook al is het oorlog. De schoolkinderen voerden op dien feestavond een soort dans- en zangspel op, waarin verhaald werd van Engeland’s groei, bloei en grootheid. Toen het eerste bedrijf, het eenige waarin Kantekleer’s dochtertje optrad, ten einde was, richtte zijn belang-

stelling zich minder op het tooneel en meer op het publiek . . . elke vader zal dat begrijpen en vergeven. En hij had aldus de gelegenheid om waar te nemen horaeer elke zinspeling en elke verwijzing naar helden des geestes in Engeland’s historie een gevoel van trots door de zaal deed gaan. Het was een gewoon dorpspubliek, dat de zaal vulde, met _ hier en daar, als een hyacinth tusschen de boterbloemen, een dame in duur bont. Het zou voor de hand hebben gelegen, dat lofzangen op bloedige heldendaden in het verleden zouden zijn gezongen om het applaus van het publiek te wekken, maar neen, op het tooneel zong men van de rechten der menschelijkheid, van den plicht tot vrijheid en van de vredebrengende verantwoordelijkheid, die het moderne Engeland hééft, En dat wekte den bijval.

We zijn gewend om van de Britten te zeggen, dat ze van de volkeren op het vasteland niet veel begrijpen, maar hoe langer men de Engelschen zelf TiT-L ® “""l' dekking komt, wi.i hen ook allesbehalve hebben gekend. Die gedachte had Kantekleer gedurende de dagen en nachten, dat de Duitsche moordenaars hun bommen uitstrooiden over een

volk, dat noch op militairen aanval noch op burgelijke verdediging voldoende voorbereid was ... en dat toch alle neiging tot gerechtvaardigde wederzij dsche verwijten onderdrukte door eenvoudig het verlies te nemen en dóór te vechten. Dat zelfde gevoel van wat-begrijpen-we-eigenlijk-van-hen had Kantekleer ook jongstleden Zaterdagavond op dien feestavond-vanwege-dewarship-week. Want wie alleen maar de Engelsche kranten leest zou denken, dat de Engelschen niets anders doen dan naar de honden-rennen gaan, wedden, biertjes drinken in de pub, tegen elkander onbenullige praatjes verkoopen, alleen maar aan geld en nog eens geld denken en voor de rest, luierend, op hun regeering kankeren. Maar dat is een misverstand. Precies als bij ons eigen volk is de zin voor de vrijheid, de verdraagzaamheid en de gehechtheid aan de nobelste menschelijke tradities tot een deel van het volkskarakter der Britten geworden en, precies als bij vormen de praatjesmakende schreeuwleelijkerds, die iets van » r-i. • totalitairen waanzin en rassen-minachting hier willeninvoeren, een zeldzame uitzondering; het volk is evenals het onze klokke-gaaf!

Barbaarschheld heeft schakeeringen.

I Voor hen die betrekkingen In Indië hebben

JAPANNERS genoten tijden den Russisch-Japanschen oorlog een goede reputatie voor de behandeling van hun j ijgsgevangenen. Dat was in den tijd, ®en zij nog een fatsoenlijke buitenwereld de oogen moesten zien.

weten thans van beestig optreden te pongkong. Reeds in vrede baden zij zich Tientsin tegenover Engelsdhe en Ameri- vrouwen misdragen. Er is dus te hunnen voordeele te zeggen. Wel moeten wij de aandacht vestigen op omstandigheid, welke menigeen onzer, betrekkingen in Nederlandsch Indië tot troost kan zijn.

. De Duitschers toonen zich eveneens bar-Bren. Een kenmerk daarvan is, dat zij hun sevoelens veel minder dan beschaafde volbedwingen. Haat ontketent ten volle BUn wreedheid. De van een 'herwonnen volk door den overwinnaar zal ®elal afhankelijk zijn van oude anti- en yinpathieën. De Duitschers hadden na liever een Engelsche dan een Fransche Het verschil in behandeling echter beperkt dooi de remmen van ®schaving der Fransche autoriteiten.

Anders is dit bij barbaren. De Duit- haatten de Polen nog meer dan de Dit verschil vond onmiddelliik uitdrukking in de nog oneindig grooter breedheid, waarmede de Duitschers in optraden. Wij weer stonden in ,j,bitschland hooger aangeschreven dan de Dat vindt eveneens zijn weer- Piegeling in een verschil in behandeling.

. Nu stond bij de Japanners geen Euro- volk traditioneel zoo hoog aaiige* als de Nederlanders. De Japan- lieten dat gaarne blijken. Het ver-

» hinderde hen niet, ons bezit te begeeren, ons te bespionneeren, te verraden, te berooven. Ook.de Duitschers hebben in dit opzicht geen voorliefde getoond. Na het voltrokken verraad, na den geslaagden roof, is de oude gezindheid echter toch nog van beteekenis.

De Japanners koesterden een ouden haat tegen Amerikanen en Engelschen, tegen Engelschen vooral. Dat was zeer ondankbaar, want de Engelschen zijn hun beschermers geweest op den weg naar grootheid. Misschien hebben de Engelschen hen, juist als beschermers, op gevoelige likdoorns getrapt. Wij hebben dat nooit gedaan en ook nooit kunnen doen. Hoe het nu zij, het verschil in gevoelen heb ik eens, zeer tot mijn voordeel, zelf ondervonden.

Ik kwam op een Zondagmorgen met een Engelsch schip van een op de Chineesche' kust zeer bekende lijn in het Japansche Dairen, op den zuidpunt van Mandsjoerije aan. Wij waren, door een zwaren storm, 24- uur te laat. Ik moest vóór den middag aan wal zijn, wilde ik mijn aansluiting over Harbin naar Siberië niet missen. Dg treinen waren vol, ik had mijn plaats tot Moskou besproken en er waren maar twee goede treinen per week naar Moskou. Ik popelde dus.

Er was reden. Wij lagen heel ver uit den wal op de reede. Vele tientallen schepen wachtten, als wij. “Wij komen vandaag' niet binnen ”, zei de kapitein. “ Kan ik dan niet worden weggebracht?” zoo vroeg ik. Neen, dat mocht niet.

Terwijl wij stonden te praten, kwam een motorboot op ons af. De dokter, voor de quarantaine. “ Misschien neemt die mij

mee ”, merkte ik op. “ Nooit van zijn leven,” zei de kapitein. “ Die weigert zelfs een een briefje mee te nemen voor ons kantoor. Die Japanners kunnen ons Engelschen niet luchten of zien ”. Dit .laatste knoopte ik in mijn oor.

De motorboot kwam langszij en eén oude Japansche dokter, gevolgd door twee zeeofficieren, kwam aan boord. Inderdaad, vriéndelijk keken zij niet. Maar ik waagde het. Met mijn pas open stapte ik hen tegemoet. Om aangehoord te worden zei ik haastig, dat ik een Hollander was. Dat had reeds effect. Ik vertelde mijn moeilijkheid, en stopte den dokter mijn pas in de hand. Hij bestudeerde dien zorgvuldig, zonder er veel van, te begrijpen. Daarom hield hij uitvoerig en ernstig krijgsraad met de beide officieren. Blaadje voor, blaadje werd nagezien. Tenslotte scheen men van de echtheid van mijn Nederlandsche nationaliteit overtuigd. De dokter, een ander man geworden, kwam op mij af, gaf mij mijn pas terug, en vertelde mij, in zijn hortend Engelsch, dat binnen, 20 minuten mijn bagage op het dek moest zijn. Hun matrozen zouden die dan afhalen. Aldus gebeurde. Ik nam afscheid van den kapitein, die alles had aangezien. “Heb ik u niet gezegd dat deze lui ons Engelschen haten als de p.? ”, zeide hij. Dat was inderdaad glashelder bewezen.

Het gezelschap onderbrak zijn verderen tocht naar de schepein, en bracht mij naar den verren wal, dicht bij het station. De heeren waren vol beminnelijkheid. En ik de erkentelijkheid en vreugde zelf. Een der officieren nam mij ter zijde: “Wil u oppassen onzen mannen geen fooi aan te bieden?” Als groote vrienden namen wij afscheid. En ik haalde mijn trein, dien ik, als ik Engelschman—of ook Duitscher! —geweest was, nooit gehaald zou hebben.

Nogmaals, d| Japanners zijn barbaren. Maar barbaren zijn onbetoomd in. hun hartstochten. Wie betrekkingen heeft in Indië, hoeft de hoop niet te laten varens dat Hongkong misschien evenmin een Voorbeeld voor de behandeling van de onzen is, als Polen dat geweest is wat de Duitschers betreft. V. B.