RANTSOENEERING GEVRAAGD

Het is zondagmorgen, en mijn vrouw en ik worden wakker in onze gehuurde woonwagen, die “ ergens in Engeland ” vlak naast een groot korenveld staat. De lucht is helder en rustig: de laatste bommenwerpers zijn reeds uren geleden teruggekeerd van hun nachtelijke reis. De wind veegt rustig en strelend door de helle aren, die de glanzing schijnen op te slurpen van het nu doffer wordende groen der bomen. Het boomgroen wordt ouder en bezadigder: het hoogtepunt van den zomer is voorbij. De zomer ... Ja, wat was er ook weer met dezen zomer? Een leeuwerik vliegt voorbij; onze luidruchtige medebewoner van de wei, het weerspannige en verwaarloosde rijpaard, staat luidruchtig te knagen op de koppen der hekpalen. De vage ongerustheid in onze gedachten is alweer even snel verdwenen als de grijze wolkenvlok, die het één ogenblik tegen de zon wou opnemen. We wassen ons buiten met groot geplas, schieten onze fietskleren aan, laten de Primus brommen, drinken thee, eten havermout, smikkelen boterhammen op met dik spek, met een laag jam, met smeuïge Amerikaanse varkensliflafdelicatesse, in schepen naar hier vervoerd. Nog een boterham met pindakaas? Ha, daar zijn de Zondagmorgenbladen even inkijken. “Het tweede front zal . . . ” “ Zal het Tweede Front . . .? ” “De Amerikanse pers zegt, dat, als het Tweede Front...” “ Grote demonstratie voor het Tweede Front • • • ” _ I

Nu weet ik tenmiste, waarom ik daarnet midden in de zomermorgenweelde op onbegrijpelijke wijze een vage onvoldaanheid langs mijn maagkuiltje voelde strijken; een onvoldaanheid, die nu, na het dikke, luie Zondagsontbijt, nog scherper geworden is. |

Dagelijks sterven duizenden mensen in Europa. In Nederland -worden brandnetels verzameld en daarnet hebben wij samen het spekrantsoen voor een hele week van een hele Hollandse familie opgegeten, zo maar, zonder er bij te denken. Vreemde dwangarbeiders in het industrieconcentratiekamp Moffrika worden nu, terwijl ik mijn laatste teug koffie neem, onder bewaking van hondse hakenkruis-soldeniers met de bajonet op het geweer naar hun werkplaatsen gebracht; en ondanks het dunne laagje zemel- en zaagselbrood en de'pollepel gootwatersoep, die ze bij wijze van maaltijd voor de werkdag naar binnen hebben gekregen, knagen hun magen. Sjok-sjok gaan de moedeloze voeten; dof en angstig staren de zwartomrande ogen naar de geweerkolven. Straks springen we op onze fietsen en jagen vrij en gelukkig met stralende ogen door het zonnige landschap. In Frankrijk, in Polen, in Nederland worden op dit uur, vroeg in den morgen, honderden en honderden Joden uit hun huizen geknuppeld en de straat opgesmeten; en hun ogen zien geen zomer, maar slechts dit ene visioen: prikkeldraad, knoet, hongerdood. Op een klein plein in een Slavisch stadje staan honderden bijeengejaagde mensen met gebogen hoofd rond om een half dozijn galgen;

de laatste krampachtige sparteling bedaart in de plotseling slaphangende lichamen der “ verzetslieden.” Er is geen priester om het kruis over hen te slaan, om stil en prevelend het gebed der doden te bidden; de priesters zijn allang doodgeslagen. In Nederland, ons Nederland, lopen de Gestapo-schurken de trap van een predikantswoning op; dadelijk rijdt de dienaar des woords met geboeide handen achter in de beulsauto langs de kerk, waar hij had zullen preken, waar hij had zullen bidden voor onze bevrijding, waar hij Gods zegen af had willen smeken over onze Landsvorstin. In Athene gaat de wagen van de reiniging rond, en de lijken der daklozen, die tijdens de nacht van de honger doodgevallen zijn in de goten, worden opgeraapt. Dozijnen? Neen, in heel Griekenland zijn het er honderden. En een derde der Nederlandse natie zal gedeporteerd worden naar Oostland; tijdens drie jaar Duitse “ bescherming ” zijn 200.000 Polen vermoord en doodgemarteld ; in Yougoslavië is het dubbele aantal gevallen in heldhaftig verzet; de wonden van het roestig prikkeldraad der concentratiekampen zijn diep binnengedrongen in het lijdende lichaam van het Noorse volk, van alle volkeren in het bezette, hongerende, vertrapte Europa.

Ja, denkt u eens in, wat het betekent om onder die omstandigheden een patriot te zijn; denkt u in, wat het betekent, een pamflet in huis te hebben, met woorden van verboden waarheid, woorden zo brandend, dat ze het leven van den bezitter tussen dageraad en avondrood kunnen wegschroeien; denkt aan de harde, brede trappen van Plein No. 1 in Den Haag, waarlangs ze eiken dag omhoog worden gestompt: mannen, vrijheid, recht; aan hen, dien dit stierven, hunkerend naar waarheid, vrijheid, recht; aan hen wien dit brandend, omtembaar verlangen het leven kostte. Denkt an hen, die met hun bloed de gruwelijke, weerzinwekkend eentonige hoofdstukken schrijven in het grote nieuwe boek der martelaren, dat in alle talen van Europa tegelijk geschreven wordt. Denkt u dan eens in, wat een Tweede Front voor hen betekent; en lees dan nog eens het gezellige gebabbel over dit onderwerp in sommige kranten.

Wanneer wij een Tweede Front nodig hebben, dan is dit vooral om een snel einde te maken aan de massamoord in Europa, van Bretagne tot de Wolga, van de Noordkaap tot Kreta. Maar laat men er dan over zwijgen zolang er niets gebeurt. Elke speculatie over. dit onderwerp immers is een marteling voor hen, die in hun benauwenis naar deze horizon toeleven, gekleurd door de felle, hijgende hoop op bevrijding. Men kan niet anders dan de grootste bewondering hebben voor den vernuftigen Amerikaan, die het belemmerende scheepvaartprobleem, waardoor de opening van het Tweede Front vertraagd wordt, op wil lossen door het scheppen van geweldige, minder kwetsbare luchtvloten. In mijn hart geef ik dezen durver gelijk, die het vraagstuk op nieuwe, verrassende wijze aanpakt; want deze oorlog kan alleen

snel gewonnen worden, zeker in dit stadium, door onverhoedse, meesterlijke zetten. Maar toch doet het mij pijn over de uitvoerige plannen en de daarmee verbonden ingewikkelde calculaties te lezen, zolang wij, de vrije burgers der Verenigde Volkeren, niet het uiterste gedaan hebben om scheepsruimte uit te sparen.

Ik weet het; wij zijn hier gasten, en dienen ons als zodanig te gedragen. Dat dit ons echter niet belette, fier en vrij onze mening naar voren te brengen, indien wij de zekerheid des harten bezitten dat hier het belang van het gemenebest der Verenigde Volkeren op het spel staat. ’ En dan moet het ronduit gezegd worden: zijn wij allen bereid tot werkelijke offers? De demonstrerende menigte heeft Zondag j.l. op Trafalgar Square luide “Ja!” geschreeuwd. Welnu! laat men dan rantsoenering invoeren, werkelijke rantsoenering; want wat tot nog toe op dit gebied gedaan werd, is voor millioenen hier te land maar een grapje, indien men aan de voedselnood op het vasteland denkt. Om van genotmiddelen maar te zwijgen: men kan heden overal, eiken dag, net zoveel honderden cigaretten kopen als men betalen wil, en kan. Indien de regering hier te lande een strenge beperking zou invoeren onder de leuze, dat dit noodzakelijk is voor het Tweede Front, dan zouden er maar weinige lafhartige tegenstribbelaars gevonden worden.

Honderdduizenden moéten eens van hier uit zee kiezen om aan de overkant van het water het offer van hun leven te brengen voor ons aller vrijheid. Laat men ons allen in staat stellen dit ogenblik te verhaasten door het brengen van dagelijkse kleine offers. Dat zou velen meteen beletten geestelijk in slaap te vallen, terwijl hun grootste bondgenoot in de streek van Don en Wolga wanhopig strijdt, niet alleen om eigen voortbestaan, maar ook om de vreedzaamheid en betrekkelijke overvloed aan de nu nog ongerepl;e oevers van Theems en Mississippi. Wij zijn allen heden zo netjes doorvoed, dat enige magere maanden niemand kwaad zouden doen. Denk maar eens na over de geestelijke betekenis van het vasten, die vele volkeren kennen ,en vele “beschaafde” grotendeels vergeten zijn. Zonder offers geen zegepraal. De vrijheid kan niet op een koopje verkregen worden; zij, die de wapenen hanteren, moeten weten dat achter hen volkeren, staan, die bereid zijn tot gebrek, om de zege af te dwingen. Indien wij ons de beten broods uit de mond moeten sparen om daarmee scheepsruimte te kopen voor de overwinnende tanks, die een eind zullen maken aan de hongersnood en slavernij aan de overkant van het water—wie zou dan durven weigeren, wanneer hij denkt aan de mishandelden, die sterven achter prikkeldraad ?

En laten wij zwijgen over het Tweede Front, zolang dit offer niet gebracht is!

A. DEN Doolaard.