* Nederlandsche motortorpedobooten lo actie

motortorpedobooten waren onder de lichte marinestrijdkrachten, die dezer dagen in het Kanaal onder de Fransche kust een goedgeslaagden aanval hebben gedaan op Duitsche schepen, die veel schade hebben geleden.

Volgens het Britsche communiqué was een patrouille van geallieerde lichte marinevaartuigen onder bevel van den Britschen luitenant-ter-zee Eichards aan het patrouilleeren langs de Fransche kust, toen een aantal Duitsche mijnenvegers in zicht kwam, varend in de richting van Galais. De geallieerde schepen openden onmiddellijk vuur en snelden den vijand tegemoet. De mijnenvegers schoten terug, geholpen door lichtkogels, afgeschoten door kustbatterijen, en zoeklichten van de kust.

Hier is zoo’n “ wesp ” met de Nederlandsche vlag. Dergelijke motortorpedobooten had onze Marine in Indië, en wij hebben voor de illustratie van onderstaand artikel deze Indische toto uitgezocht omdat er zoo goed uit blijkt met wat voor vaartuigen in het Kanaal tegen de Duitschers wordt geopereerd .... en met succes, zooals men kan lezen !

Ofschoon dit in het nadeel van de aanvallers was, zetten zij toch den aanval door tegen talrijker en met veel zwaarder geschut bewapende vijandelijke vaartuigen. Een van onze booten werd door “ tracer ”- projectielen getroffen en eenige voorwerpen geraakten in brand. De commandant van de boot smeet de brandende voorwerpen overboord en voorkwam op die wijze dat de brand zich uitbreidde. De aanval werd zoo vastbesloten en moedig doorgezet, dat de vijand ondanks de overmacht het gevecht staakte en trachtte te ontkomen naar de veilige kust.

Intusschen was een tweede patrouille geallieerde lichte marinevaartuigen in deze buurt aangekomen. Bij de patrouille, die onder bevel van den Britschen luitenant-terzee Cotton stond, bevond zich ook een Nederlandsche eenheid. Deze patrouille kreeg een Duitsch tankschip in zicht, dat zwaar bewaakt werd door gewapende treilers en Duitsche motortorpedobooten. De geallieerde patrouille viel terstond aan. Een Britische motortorpedoboot werd geraakt en de commandant werd gewond, maar hij zette door en slaagde erin een torpedo in den Duitschen tanker te jagen. Onmiddellijk daarna werd hij door twee treilers en een groot aantal Duitsche motortorpedobooten aangevallen, doch hij wist uit hun greep te ontsnappen, na vier der E-booten het zwijgen opgelegd te hebben. Doch na ongeveer driekwart mijl gevaren te hebben, gaven de motoren van den Brit het op. Zij hadden in het gevecht toch lichte schade opgeloopen. Daar lag de boot te dobberen, gevat in de stralenbundels der Duitsche zoeklichten en het voorwerp van ononderbroken vijandëlijk vuur. Jachtend was de bemanning bezig de motoren weer aan den gang te krijgen. En inderdaad, na korten tijd kwamen zij weer op gang, en de boot kon de thuis-

haven aan de overzijde van het Kanaal bereiken.

Een Nederlandsche M.T.8., die bij deze patrouille behoorde, volbracht intusschen een schitterenden aanval. Onder een hagel van kogels van de Duitsche treilers brak zij door het cordon om den tanker heen, drong tot dicht bij het sch-ip door, en vuurde een

torpedo af. Een geweldige zuil van water steeg op en er kan geen twijfel aan bestaan of de tanker was ten tweeden male ernstig getroffen. De Nederlandsche M.T.B. voer toen weer dwars door het veiligheidscordon van Duitsche treilers en E-booten heen en keerde veilig in Britsche haven terug. Zij was er vanaf gekomen met . . . twee kogelgaten !

met 40 mijl per uur op het water ten aanval

(Door iemand aan boord) A/T OTOKTOKPEDOBOOT is de officieele ■fnaam voor dit gebroed, doch hoeveel bijnamen zijn de booten van dezen dienst al niet gegeven. Men heeft ze o.a. de “ muskieten ” of nog beter “ wespen ” van de vloot genoemd. Broertjes van de M.T.B.’s zijn de M.G.B.’s motor gun booten inplaats van de torpedo’s voeren ze meer aan artillerie mee.

De moderne M.T.B. heeft motoren met zoo’n vermogen dat zij haar met een geweldige snelheid over het water jagen, tusschen de 40 en 50 mijl per uur. Het is een sensatie op zichzelf zoo over het water te vliegen. Wat dit wil zeggen met een beetje onguur weer, kunnen slechts zij beseffen, die uit zijn geweest in zulk weer. Het is een vrij onaangename gewaarwording voortdurend door je knieën te zakken door de smakken die de boot maakt, niet te kunnen drinken doordat het eenvoudig onmogelijk is een glas aan de lippen te houden, binnen te komen met pijn in de borst en te ontdekken dat er ribben gebroken zijn of gekneusd, door de kracht van den smak waarmee je ergens tegenop geworpen bent. Op momenten dat het er op aan komt, heb je je handen ergens anders voor noodig dan als steun voor jezelf. De commandant en de roerganger staan op dikke rubber matten teneinde hun werk mogelijk en minder schokkend te maken. De zeetjes, die over komen, slaan in je gezicht als een schot hagel, ’s zomers is het al niet prettig, ’s winters is het niet te harden, maar uitgekeken moet er worden als er prijs op wordt gesteld nog eens terug te komen.

Waterdicht kleeden helpt niet

Waterdicht kleeden is een vrij hopeloos werk. Na een paar uur siepelt het water toch langzaam maar zeker je ruggegraat langs en het is soms maar een armzalig

hoopje mensch dat na een nachtelijke patrouille den wal opstapt.

Van aflossing is geen sprake. Allen staan op post van uitgaan tot binnenkomen, varieerend tot en met 10 uur lang soms; en het vergt veel van de oogen met deze snelheden. Er staat een constante zware druk op door den wind. Is het windstil, dan is er altijd nog de opgestopmde wind van tientallen KM. ’s per uur sterk. Daarbij komt dan nog het zeewater.

Het werk van de menschen in de motorkamer is ook niet gering. Behalve de atmosfeer komt hier nog het oorverdoovend geronk van de motoren bij. Spreken met elkaar is uitgesloten, zelfs aan dek moet je brullen tegen iemand die een paar meter van je af staat. Uren na een patrouille heb je nog een gevoel in je hoofd of er een zwerm horzels in rond vliegt.

Het is een werk voor jeudige menschen. De leeftijdsgrens is niet voor niets zoo laag. Een prettige dienst echter, met veel zelfstandigheid en mogelijkheden voor jonge officieren om iets te prestoeren waar zij anders nog geen kans toe zouden krijgen. Veel vrijheid, zeker, maar als het er op aan komt, wordt er misschien ook meer gevergd van het physiek dan bij eenigen anderen dienst.

Gelukkig is het weer ons niet te vaak ongunstig gezind. Bij te ruw weer blijven wij binnen, daar de boot te pletter zou slaan, en dan is het een waar genoegen om met deze booten te ritselen. Vooral gedurende de zomernachten, als de zee als een groote spiegel onder het maanlicht lijkt, is het geen oorlog en doet het je denken aan een nachtelijken tocht op de Kaag bijna tenminste.

Het varen in groepsverband brengt natuurlijk weer meer moeilijkheden met zich. Om in het pikkedonker met hooge (vervolg op bladz. 8)