'%k. ue

30 October 1941 No. 27 19e Jaargang

Zwemkroniek OFFICIEEL ORGAAN VAN DEN „NEDERLANDSCHE ZWEMBOND” UITGEVERS; DE RAAT & DE VRIES

REDACTIE: Mevr. A. G. KOLLOFFEL KLOOSTER 18 A- LAREN N.H.

VERSCHIJNT WEKELIJKS ABONNEMENTSPRIJS; f315, BUITENLAND f4.- PER JAAR FRANCO PER POST BIJ VOORUITBETALING

ADMINISTRATIE-: DRUKKERIJ DE RAAT & DE VRIES ELANDSSTRAAT 6-12 – AMSTERDAM C. * TEL. 35133 POSTREKENING; „DE ZWEMKRONIEK”. No. 13930

BONDSBUREAU NEDERLANDSCHE ZWEMBOND: GERARD DOUSTRAAT 20, UTRECHT – TELEF. 13442

Fusie. Het is merkwaardig hoe weinig vragen wij hebben ontvangen omtrent de fusie tusschen den Zwembond en Reddingshond, zooals wij deze beide groote leidende lichamen nu maar eens familiaar zullen noemen. Wij willen dit niet dadelijk als een gebrek aan belangstelling beschouwen, maar meer uiteen geest van zich bij neerleggen, alhoewel wij er tevens aan moeten toevoegen dat er bij den Reddingshond heel wat minder enthousiasme was dan bij de zwembonders. Waar wij het genoegen hadden inde vrijwel volledige bestuursvergadering van den Nederlandschen Bond tot het Redden van Drenkelingen de constructie van den Nederlandschen Zwem- & Reddinsbond te bespreken, kunnen wij ons deze houding ook zeer goed begrijpen, en deed het ons des temeer genoegen dat op dit oogenblik, waar de voorloopige statuten reeds ter goedkeuring aan de autoriteuren zijn voorgelegd en de opzet der Reglementen reeds is vasigeiegd, beide partijen zich hiermee ook voor honderd procent konden vereenigen, en vast besloten zijn uit deze fusie alle voordeelen te halen, die er in opgesloten liggen. Moge de fussie dan al opgelegd zijn, men heeft er naar gestreefd een blijvende organisatie te vestigen, die inde toekomst in staat zal zijnde idealen der beide oude bonden op krachtiger en meer doeltreffende wijze tot vervulling te doen brengén. Toch heeft het zijn nut na te gaan, waarom men niet eerder getracht heeft tot een dergelijke organisatie te komen, en daarvoor is het noodig even inde historie terug te gaan. Wij zien daar dan bijvoorbeeld dat de Amsterdamsche Reddingsbrigade indertijd is opgericht door de Amsterdamsche Zwemvereenigingen, welke inde eerste jaren er ook de lakens uitdeelden. Alleswas toen pais en vree, maar jammer genoeg is er inden loop der jaren een vervreemding ontstaan, waarbij de zwemvereenigingen inden lande in het algemeen een beetje geringschattend op dat „brigadegedoe" neerzagen en vooral inden Reddingshond een concurrent van den Zwembond meenden te moeten zien. De actieve zwemmers, die de beste en toonaangevende redders hadden kunnen worden, keerden zich op lofwaardige uitzonderingen na, van de brigades af, en deze op hun beurt gingen er toe over zelf zwemmers te kweeken, die zich weer van de zwemvereeningen afkeerden. Ook inde leiding van beide bonden geeft men zich jaren lang zoo weinig mogelijk met elkaar bemoeid en meende men in volle overtuiging dat men beter zijn eigen boontjes kon doppen en beide bonden ieder genoeg zelf te doen hadden. Natuurlijk is dit beeld zeer oppervlakkig, maar in het algemeen wel juist, terwijl een verdere analyse in dit bestek veel te veel plaats zou innemen. In 1 929, bij de reorganisatie van den Zwembond kwam de eerste kentering en van den Zwembond uit werd de hand uitgestoken, welke door het bestuur van den Reddingshond werd aanvaard. Er werd een

contract gesloten, waarin beide bonden elkaar wederkeerig erkenden als leidend lichaam op nauwkeurig uitgestippelde terreinen van werkzaamheid. Wel werd dit contract later formeel opgezegd maar inde verhouding bracht dat geen verandering en voorkomende verschilletjes werden dan ook altijd vriendschappelijk uit den weg geruimd. Toen dan ook in 1939 in het O & O werk de hulp van beide bonden werd ingeroepen waren zij klaar om dat ook werkelijk samen te doen, en werd op het gebied van zwemmen verreweg het meest bereikt. Toch moet ons van het hart dat deze toestand iets te rooskleurig is voorgesteld, want ai was dan ook bovenaan, bij besturen en bondscommissies de verhouding heel goed, inde lagere regionen mankeerde er wel eens wat aan, en het is juist deze kant van de zaak welke wij hier belichten. Wij willen daartoe eerst enkele groote lijnen van den nieuwen bond aangeven. Het was voor het nieuwe bestuur feitelijk zeer gemakkelijk om statuten te ontwerpen, omdat de statuten der oude bonden vrijwel gelijk waren en op dit punt lag geen enkele moeilijkheid. Naam, zetel, doel en middelen waren zoo vanzelfsprekend, dat ook de zoeker naar moeilijkheden ze niet had kunnen maken. Nieuw is het Bondsbestuur van zeven personen, niet meer, en niet minder, dus ook niet „tenminste" zeven, maar eenvoudig zeven. Het is namelijk de bedoeling de werkzaamheden van den bond te verdeelen in drie hoofdstukken : 1. Elementair zwemmen 2. Zwemsport 3. Zwemmend redden. Elementair zwemmen omvat a. Propaganda, b. Zwemonderwijs, c. Advies voor zwembadenbouw, d. Schoolzwemmen, alle vier zaken, waarbij beide oude bonden reeds jaren lang meer of minder intens werkten. Zwemsport omvat a. Zwemwedstrijden, b. Waterpolo, c. Schoonspringen, d. Records, die tot nu toe uitsluitend door den Zwembond werden behandeld. Zwemmend Redden omvat het werk van den Reddingshond zooals dit gedaan werd door de Technische Commissie, Technische Examencommissie, Medische Commissie en Medische Examencommissie van dezen bond. Het is ondoenlijk voor een bestuur al deze werkzaamheden zelf te controleeren in details. Dit Bondsbestuur moet de groote lijnen aangeven en een groot deel van zijn taak aan de commissies overlaten, welke inden loop der jaren getoond hebben volkomen tegen deze taak te zijn opgewassen. Maar toch moet het Bondsbestuur zorgen dat alles samenwerkt en harmonisch tot één doel leidt. Om dit te verwezenlijken is er maar één oplossing : een schakel tusschen bestuur en commissies inden vorm van Hoofdcommissies. In deze hoofdcommissies hebben zitting één of meer leden van het Bestuur en leden van de onder haar ressorteerende Commissies. Zoo zal dus de Hoofdcommissie Zwemmend Redden bestaan uiteen groot deel van het bestuur van den Reddingshond en een