3 Augustus 1945 No. 37 2e Jaargang

Zwemmen «n Redden OFFICIEEL ORGAAN VAN DEN „NEDERL ZWEM- EN REDDINGSBOND” " UITGEVERS: DE RAAT & DE VRIES

REDACTIE VERSCHIJNT WEKELIJKS ADMINISTRATIE; DRUKKERIJ DE RAAT 8. DE VRIES Mevr. A. G. KOLLÖFFEL ABONNEMENTSPRIJS: f 3.15, BUITENLAND f 4.- PER JAAR ELANDSSTRAAT 6-1 2- AMSTERDAM C – TEL. 351 32 klooster isa laren n.h, franco per post bij vooruitbetaling postrek, „zwemmen en redden”. No. 13930 BONDSBUREAU: GERARD DOUSTRAAT 20, UTRECHT – TELEF. 13442

HULP VOOR MATERIAAL SLACHTOFFERS. In tegenstelling met ons eerder gepubliceerde stukje verzoeken wij aan alle clubs, die een polobal over hebben, zulks te melden aan het polosecrefariaat. Het blijkt n,l„ dat er, behalve de Arnhemsche, meerdere vercenigingen zijn, die al hunne materialen door den oorlog zijn kwijt geraakt. Wij kunnen dus beter het beschikbaar gestelde onder de slachtoffers distribuecrcn. Een ieder, die bericht gaf, een bal beschikbaar te hebben, krijgt een kennisgeving over het adres van toezending. Zonder dit bericht dus geen ballen verzenden. Spoedige hulp is echter gewenscht. ALLE HENS AAN DEK. Uw redactrice, waarde lezer, is zoo verwaand te veronderstellen, dat het U veel genoegen heeft gedaan het eerste nummer van ons officiéél orgaan, na de bevrijding, in uw brievenbus aan te treffen en ongetwijfeld zullen velen uwer teleurgesteld zijn geweest, toen het tweede nummer niet een Week later verscheen. Op het oogenblik is het nog niet mogelijk een wekelijksch nummer te laten verschijnen. De heer De Raat beschikt nog niet over voldoende gas en stroom om zijn bedrijf op volle toeren te laten werken. Bovendien is voor verzending per post van tijdschriften en periodieken nog geen toestemming te krijgen, zoodat het blad als brief moet worden verzonden, wat natuurlijk een zeer kostbare geschiedenis gaat worden. Wij, d.w.z. de heer De Raat en ik, zullen echter trachten U zoo regelmatig en zoo vaak mogelijk een levensteeken te doen toekomen. Ik hoop, dat wij dan ook weer kunnen terugkeeren tot onzen ouden naam „Zwemmen en Redden” en het „Mededeelingen” overboord gooien. Deze laatste naam of eigenlijk is het geen naam, maar een nivelleerend begrip is er nooit bij ons ingegaan, want nog steeds schrijft men aan mij over de „Zwemkroniek" en dat zijn natuurlijk de uiterst conservatieven, of «.Zwemmen en Redden”, welken laatsten naam wij maar rustig zullen aanhouden, omdat onze Bond nu eenmaal uit zwemmers en redders bestaat.

Het is altijd een hartewensch van mij geweest om van ons blad een krant te maken, waarin het wel en wee van den geheelen N.Z.R.B. wordt afgespiegeld. Het is niet juist te veronderstellen, dat de Bond alleen maar bestaat uit Noord- en Zuid-Holland en Utrecht en dat de rest er niet op aan komt. Het moge dan misschien waar zijn, dat er in het westen een klein beetje harder werd gezwommen en een beetje beter werd gepolood dan in het overige Nederland, dit is echter heelemaal niet belangrijk. Belangrijk is alleen, dat wij allen lid zijn van den N.Z.R.B. en dat wij als zoodanig hebben mede te werken aan het doel van den N.Z.R.8.: het verbreiden van het zw.mmen en het zwemmend redden op zoo groot mogelijke schaal, tot heil van ons volk en tot vreugde van ons zelven. En als U dan met mij eens bent, dat het Noorden, het Oosten en het Zuiden precies even belangrijk zijn als het Westen en het Centrum, dan zult U ook met mij eens zijn, dat het dan langzamerhand eens tijd wordt dat die gebieden in ons blad eens wat meer acte de présence geven. Aan de redactie ligt het niet, die stelt gaarne alle plaatsruimte beschikbaar die U noodig heeft, maar U moet goed begrijpen, dat ik hier geen nieuws kan maken en dat dat van U moet komen. En daarom, er is toch in eiken Kring wel iemand te vinden, die tijd, lust en gelegenheid heeft om over het wel en wee van zijn Kring te schrijven. Dat hij of zij dan in zijn of haar pen klimme en ons iets vertelle van het zwemleven inde verschillende kringen. Het interesseert ons immers allen. Nadat zulk een ontzettende storm over onze hoofden heeft geraasd, nadat wij gedurende negen maanden vrijwel alle contact met elkaar verloren hadden, voelen we juist des te sterker, dat wij allen bij elkaar behooren, dat wij kindeken zijn van één volk, en wij zwembonders, leden van één groote zwemfamilie en daarom interesseert het ons te vernemen, hoe onze talrijke zwemvrienden en vriendinnen, in alle deeler van ons land, het maken, hoe zij zich boven hun moeilijkheden uitwerken, hoe ze organiseeren, fantaseeren en improviseeren, om toch maar, zij het op bescheiden schaal hun spel en hun sport te kunnen beoefenen. Jullie Gro-

ningers, Friezen, Drentenaren en Overijsselaars, jullie hebben ons inden afgeloopen winter in het leven gehouden. Wij hebben jullie leeren kennen als gulle, hartelijke menschen, die hebt geholpen waar het maar mogelijk was. Maar daarmede zijn jullie niet van ons af. Nu juist willen wij meer van jullie weten, n.l. hoe jullie in je vrijen tijd je sport beoefent. Vertel ons er van. En jullie Gelderlanders, Limburgers en Brabanders, die wel de volle furie van den orkaan van vernieling hebt te verduren gehad, hoe hebben wij hier in het Westen, opgesloten als wij zaten, met jullie medegeleefd in het weinige, dat wij te weten kwamen en hoe hebben wij om, jullie in angst verkeerd om datgene wat wij niet hoorden. En nu hooren wij dat jullie ondanks alle vernieling en roof toch weer zijn gaan zwemmen en wij verheugen ons in jullie taaie volharding. En al hebben jullie geen topprestaties en geen records te vermelden, vertel er ons toch van hoe jullie zwemmen, het interesseert ons. En ten slotte jullie stoere Zeeuwen. In al die vijf jaren oorlog hebben jullie het zeker het zwaarst te verantwoorden gehad. Steeds opnieuw heb ik jullie bewonderd, om de wijze waarop jullie, ondanks alle moeilijkheden, steeds een actief en enthousiast zwemleven in jullie Kring hebt gaande gehouden en als wij dan nu hooren, dat jullie in het aan puin geschoten Zeeuwsch Vlaanderen, letterlijk op en inde puinhoopen nog polotournooien organiseeren en groote afstanden op oud-roestfietsen afleggen, om daaraan deel te nemen, dan vervult ons dat met bewondering voor jullie onwankelbaar optimisme en jullie onverwoestbare daadkracht en dan zeggen wij: wij willen ze leeren kennen die Zeeuwen, en dus, schrijf ons over jullie zwemleven, want het heeft onze volle belangstelling en privé voegt uw redactrice er aan toe, noodig mij volgend jaar eens uit op een van jullie onvolprezen polotournooien, ik kom graag. En nu, waarde lezers, nu weet U allen wel zoo ongeveer wat ik van U verlang. Helpt U mede, om Zwemmen en Redden te maken tot een blad van den geheelen N.Z.R.8., waarin over alle 50.000 leden wordt geschreven? Ja? Dan „Volle Kracht” vooruit en alle hens aan dek.” A. G. K.